3.2.2 Algemene opzet meetnormen

Meetnormen zijn gestandaardiseerde beschrijvingen van een bepaald type meting. In zijn algemeenheid is in de meetnormen informatie opgenomen over:

  • Het toepassingsgebied (scope): parameters, matrices (water, bodem, lucht, afval) en concentratiebereik;
  • Het meetprincipe;
  • De apparatuur en reagentia;
  • De wijze van uitvoering, eventueel met een aantal vrijheidsgraden of een interpretatieruimte, waarvan is vastgesteld dat deze het resultaat niet significant beïnvloeden;
  • De prestatiekenmerken van de meetmethode.

Hoewel de meeste meetnormen één specifieke methode beschrijven, zijn er ook normen die meerdere meetprincipes behandelen of het meetprincipe vrij laten. Er wordt in dat geval wel gesproken over de minimale prestatiekenmerken waaraan de methode moet voldoen.

De prestatiekenmerken van een meetmethode kwantificeren de mate waarin de meetresultaten van deze methode kunnen afwijken van de ware waarde. Zij kunnen worden onderverdeeld in algemene prestatiekenmerken (meetbereik), prestatiekenmerken gerelateerd aan precisie (aantoonbaarheidsgrens, herhaalbaarheid en reproduceerbaarheid) en prestatiekenmerken gerelateerd aan juistheid (juistheid, robuustheid, selectiviteit e.a.).

De ontwikkelingen van de laatste jaren laten zien dat er in de vergunningen steeds lagere emissie-eisen worden opgelegd. Hierbij dient toch wel rekening gehouden te worden met de gevalideerde concentratieniveaus in de beschikbare normeringen. In een aantal vergunningen is hiermee onvoldoende rekening gehouden zodat de emissie-eis onder de detectiegrens van de meetmethode is komen te liggen of de meetonzekerheidseis kleiner is dan in de norm genoemd.

tabel definities prestatiekenmerken

Definities:

Meetbereik geeft een begrenzing aan voor de geldigheid van de andere prestatiekenmerken. Dit prestatiekenmerk wordt niet bepaald, maar gespecificeerd.

Aantoonbaarheidsgrens is gedefinieerd als de laagste concentratie van de component in het monster waarvan de aanwezigheid nog met een bepaalde betrouwbaarheid kan worden vastgesteld. Driemaal de standaardafwijking wordt bijvoorbeeld als grens gehanteerd. Een verwante term is de bepalingsgrens die veelal wordt gedefinieerd als tienmaal de standaardafwijking.

Herhaalbaarheid is gedefinieerd als de mate van overeenstemming tussen de resultaten van opeenvolgende metingen van dezelfde meetgrootheid, die onder identieke meetomstandigheden zijn verricht. Deze identieke meetomstandigheden betreffen de meetmethode, de waarnemer, het instrument, de plaats, en herhaling in een korte tijdspanne.

Reproduceerbaarheid is gedefinieerd als de mate van overeenstemming tussen de meetresultaten van dezelfde meetgrootheid, verkregen onder wisselende meetomstandigheden. De wisselende omstandigheden kunnen omvatten: de waarnemer, het meetinstrument, de plaats en de tijd. De herhaalbaarheid en reproduceerbaarheid kunnen worden bepaald door herhaalde metingen aan hetzelfde monster, of door metingen aan meerdere, identiek veronderstelde, monsters en het bepalen van de spreiding van de uitkomsten. De metingen betreffen de gehele ‘analysegang' van monstername tot en met de meting zelf.

Juistheid is gedefinieerd als het vermogen van een meetmethode om aanwijzingen zonder systematische afwijking weer te geven. De juistheid van een methode kan alleen worden bepaald als een vergelijking met de ware waarde mogelijk is. Deze waarde is per definitie onbekend, maar kan worden benaderd door het gebruik van een monster met een nauwkeurig bekende samenstelling (referentiemateriaal) of door toevoeging van een nauwkeurig bekende hoeveelheid van de meetcomponent aan een monster. Ook kan men een referentiemeetmethode gebruiken, een methode met bekende precisie en nauwkeurigheid. Voor luchtemissiemetingen wordt de standaard referentiemethode doorgaans in wet- en regelgeving aangewezen.

Naast deze normen voor de meting van specifieke parameters en componenten zijn er ook meer algemene normen gericht op de uitvoering en kwaliteitsborging van metingen. Dit zijn bijvoorbeeld normen voor het meetvlak, de meetlocatie, de planning en de rapportage (zie § 2.2.2 Representativiteit van bemonstering), de kwaliteitsborging van meetinstanties (zie § 3.3 Accreditatie en certificatie) en voor de kwaliteitsborging van bedrijfsmeetsystemen (zie § 3.4 Kwaliteitsborging geautomatiseerde meetsystemen).