Uitleg Structuurvisie

Iedere gemeente is verplicht om voor haar gehele grondgebied 1 of meer structuurvisies op te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. De Wet ruimtelijke ordening (Wro ) maakt het mogelijk naast de verplichte structuurvisie een deelstructuurvisie vast te stellen, als nadere concretisering van een project of een sectorale structuurvisie. Zoals een waterstructuurvisie.

Ook de provincies en het Rijk hebben de verplichting om voor een goede provinciale of nationale ruimtelijke ordening voor hun grondgebied 1 of meer structuurvisies op te stellen.

In een gebiedsdekkende structuurvisie of deelstructuurvisie, geeft men een integrale visie op een gebied. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van nieuwe ontwikkelingen van dat gebied. Daarnaast bevat het de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De samenhang met beleid op het gebied van economie, recreatie en dergelijke maakt men duidelijk. De structuurvisie moet een eerlijk beeld schetsen. Er moet in staan hoe en waar de ontwikkelingen plaatsvinden.

De structuurvisie is alleen bindend voor de opsteller. Het vaststellen van een structuurvisie is een bevoegdheid van de gemeenteraad. De structuurvisie moet digitaal beschikbaar zijn.

Een belangrijk voordeel van het formuleren van beleid in een structuurvisie is dat dit beleid niet steeds opnieuw ter discussie staat. Denk hierbij aan bestemmingsprocedures en procedures voor omgevingsvergunningen om hiervan af te wijken. De planologisch gewenste ontwikkeling staat in hoofdlijnen al in de door het bestuur geaccepteerde structuurvisie.

De structuurvisie is een strategisch beleidsdocument. Het bevat een uitvoeringspakket waarin het beleid staat. Daarom is het logisch dat men hiertegen niet in beroep kan bij de rechter. Dit kan indirect in bijvoorbeeld een procedure voor een bestemmingsplannen of omgevingsvergunning. Dit zijn namelijk procedures die men baseert op de structuurvisie.

Door vastlegging van het beleid in de structuurvisie ligt de koers vast. De rechter kijkt dan in principe alleen naar de juiste toepassing van het beleid in een concreet geval en van de wet. Het beleid is namelijk een zaak van het bestuur. Niet van de rechter.

Als men de verplichting tot het maken van een structuurvisie niet nakomt heeft dat vooral formele gevolgen voor de grondexploitatie. Men kan dan niet bovenplanse kosten voor meerdere locaties of gedeeltes daarvan meenemen in de exploitatieopzet. Dit kan namelijk alleen als er voor locaties of gedeeltes daarvan in een structuurvisie is vastgesteld.

Ook kan men in dat geval geen financiële bepalingen in de overeenkomst over grondexploitatie opnemen. De basis daarvoor ligt namelijk ook in een structuurvisie.

Uit de regelgeving voor de milieueffectrapportage (mer) volgt soms de verplichting om ook de milieugevolgen van de ontwikkelingen in een structuurvisie in kaart te brengen. Zo krijgen milieuargumenten een plaats naast bijvoorbeeld stedenbouwkundige argumenten. Zie voor meer informatie het hoofdstuk Milieueffectrapportage in de Handreiking Ruimtelijke ordening en milieu.

Het is mogelijk dat meerdere gemeenten en provincies gezamenlijk een structuurvisie vaststellen. De Wro biedt hiertoe de mogelijkheid. Eenzelfde mogelijkheid bestaat voor de provincies. De Wro zegt niets over een gezamenlijke structuurvisie van een provincie(s) en meerdere gemeenten. Uit de memorie van toelichting bij de Wro (Kamerstukken II, 2002-03, 28 916, nr. 3), vooral paragraaf 2.5.6, kan men afleiden dat provincies en gemeenten deze mogelijkheid wel hebben.

Andere beleidsplannen aangemerkt als structuurvisie

Het komt voor dat andere wetten dan de Wro beleidsplannen voorschrijven die men, voor zover zij ruimtelijke aspecten bevatten, daarom aanmerken als structuurvisie volgens de Wro. Dit is bijvoorbeeld het geval in de Planwet verkeer en vervoer en in de Natuurbeschermingswet 1998. De status van structuurvisie heeft tot gevolg dat de Wro op deze plannen ook van toepassing is. En dat ook de daarvoor geldende regels voor deze plannen gelden. Denk hierbij aan de verplichting tot digitalisering.


Hoe werkt het onder de Omgevingswet?