Fijnstof

Fijnstof is een verzamelnaam voor uiteenlopende deeltjes die door de lucht zweven: roetdeeltjes, opstuivend zand, uitlaatgassen, zeezout, plantmateriaal, cementdeeltjes en bijvoorbeeld stukjes afgesleten autoband of wegdek. Fijnstof kan ook ontstaan door reacties tussen verschillende gassen in de lucht. De gemiddelde concentratie fijnstof in Nederland is hoger in het zuiden, nabij grote steden en bij drukke auto(snel)wegen.

Fijnstof wordt ook aangeduid als PM10 of als PM2,5. PM staat voor particulate matter (fijnstof). Het getal geeft de maximale lengte of diameter van de stofdeeltjes aan. PM10 zijn deeltjes met een lengte of diameter van maximaal 10 micrometer (µm). Er bestaat ook PM2,5: deeltjes met een diameter van maximaal 2,5 µm. Deze deeltjes zijn nog kleiner en schadelijker dan PM10.

De EU heeft hiervoor in de Europese richtlijn (2008) diverse normen opgenomen. In de Wet milieubeheer zijn deze normen opgenomen in de vorm van een grenswaarden. De grenswaarde voor PM2,5 geldt daarbij pas vanaf 2015. De EU richtlijn introduceert ook plandrempels, een nationale streefwaarde over vermindering van de blootstelling van de mens en een blootstellingsconcentratieverplichting.

Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft een studie gedaan naar het halen van de grenswaarden van PM2,5. Het onderzoek had betrekking op de kosten en mogelijkheden om deze na te leven vanaf januari 2015. Uit de studie blijkt dat het technisch en wat betreft kosten niet zoveel extra inspanning vraagt. De maatregelen ter reductie van PM10 volstaan al. Uiteraard is de grenswaarde voor PM10 niet uit de regelgeving verdwenen, nu de grenswaarde voor PM2.5 van kracht is.

De hoeveelheid fijnstof in de lucht in Nederland is de afgelopen tien jaar gedaald. Deze daling bedraagt gemiddeld 1 µg/m3 (microgram per kubieke meter) per jaar. Er zit ongeveer 25% minder fijnstof in de lucht dan in 1994. Dit komt doordat Nederland veel maatregelen heeft genomen om de uitstoot van fijnstof te verminderen.

Ruim de helft van het fijnstof in Nederland is van natuurlijke oorsprong. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld zeezout en bodemstof. Menselijke activiteiten veroorzaken de andere helft (de zogenaamde 'antropogene bijdrage').

Het verkeer (weg en water) is de grootste bron van fijnstof, vooral door het gebruik van diesel. Het verkeer stoot zo'n 40% van het fijnstof uit. Daarin wordt ze op de voet gevolgd door de industrie die ongeveer evenveel uitstoot. Daarna volgt de landbouw die zo'n 23% van het fijnstof uitstoot. Lokaal kan de landbouw bijdragen aan hoge concentraties fijnstof. Dit komt door de clustering van veehouderijen. Deze clustering komt veel voor in het oosten van Noord-Brabant en in noord Limburg.

Fijnstof bestaat uit primaire en secundaire deeltjes.

  • Primaire deeltjes (primair fijnstof) ontstaan door wrijving. Denk bijvoorbeeld aan het malen van stoffen in de industrie door mengvoerder- of chemiebedrijven. Een ander voorbeeld is winderosie die deeltjes langs gebouwen of rotsen schuurt. Ook bij de verbranding van fossiele brandstoffen als kolen, olie en gas komt primair fijnstof vrij. Dit primair fijnstof komt rechtstreeks als stofdeeltjes in de lucht.
  • Secundair fijnstof ontstaat als moleculen van verzurende stoffen binden tot zouten. Denk dan aan stoffen als stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en ammoniak (NH3). Deze kunnen zich ook aan primaire deeltjes hechten.

Ongemodelleerd fijnstof is moeilijk aan te pakken fijnstof, grotendeels van natuurlijke oorsprong. Dit gedeelte van het totale fijnstof bestaat uit:

  • zeezout
  • bodemstof
  • een hemisferische bijdrage van buiten Europa
  • resten water en biomaterie (o.a. endotoxinen)

De inademing van fijnstof leidt soms tot de volgende symptomen:

  • een verminderde longfunctie
  • meer luchtwegklachten
  • extra medicijngebruik bij mensen met luchtwegaandoeningen

Soms zelfs tot spoedopnames in het ziekenhuis. Ook stellen medici dat de allerkleinste fijnstof deeltjes in de bloedbaan bij kunnen dragen aan hart- en vaatziekten.

Juist de veehouder staat veel bloot aan fijnstof. Niet alleen nabij en in de stallen. Het fijnstof komt immers vaak ook in zijn woning terecht. Ook heeft het fijnstof een effect op de gezondheid van de dieren. Minder fijnstof in de stal kan de groei bevorderen. De milieuregelgeving voor fijnstof heeft overigens niet als doel om de veehouder tegen zijn eigen stof te beschermen. Het beschermen van werknemers wordt geregeld in arboregelgeving.

Voor een uitgebreide toelichting, zie het rapport: Fijnstof nader bekeken van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).