Versnelde uitvoering Bouwprojecten

Met de procedure voor het projectuitvoeringsbesluit (Afdeling 6 Versnelde uitvoering van bouwprojecten) wordt tijdelijk een versnelling aangebracht in de besluitvorming voor onder andere woningbouwprojecten. De versnelling zal vooral optreden bij projecten waarvan de ontwikkelingsfase al min of meer is afgerond, en waarvoor duidelijk is welke toetsingskaders moeten worden toegepast en waarvoor de impact al is onderzocht.

U vindt hier informatie over:

Wettelijke bepalingen

Binnen de wettelijke bepalingen is er de volgende onderverdeling:

Toepassingsbereik projectuitvoeringsbesluit

Het instrument van het projectuitvoeringsbesluit uit de Chw kan door gemeenten bij de volgende projecten toegepast worden:

  • Bouwprojecten die geheel of gedeeltelijk voorzien in ten minste 12 en maximaal 1.500 nieuwe woningen met één ontsluitingsweg (art 2.9 lid 1 sub a onder 1°).
    NB. Bij projecten die in elkaars nabijheid liggen moet naar het totaal aantal woningen gekeken worden bij de vraag of dit instrument gebruikt kan worden (art. 2.9 lid 2).
  • Bouwprojecten die geheel of gedeeltelijk voorzien in ten minste 12 en maximaal 2.000 nieuwe woningen met twee ontsluitingswegen (met gelijkmatige verkeersverdeling) (art. 2.9 lid 1 sub a onder 1°).
    NB. Bij projecten die in elkaars nabijheid liggen moet naar het totaal aantal woningen gekeken worden bij de vraag of dit instrument gebruikt kan worden (art. 2.9 lid 2).
  • Op grond van art. 2.9 lid 1 sub b zijn in het art. 8 lid 1 Besluit uitvoering Chw ook andere categorieën bouwprojecten van maatschappelijke betekenis aangewezen, namelijk:
    - onderwijsgebouwen
    - ziekenhuizen en verpleeghuizen
    - verzorgingstehuizen
    - psychiatrische inrichtingen
    - medische centra
    - poliklinieken
    - medische kleuterdagverblijven
    NB. Het instrument projectuitvoeringsbesluit kan ook gebruikt worden als bij bovenstaande projecten daarnaast ook in beperkte mate wordt voorzien van woningbouw (art. 8 lid 2 Besluit uitvoering Chw).

Voor toepassing van afdeling 6 op bovenstaande projecten zijn er nog een aantal aanvullende voorwaarden (art. 2.9 lid 3). Afdeling 6 mag niet gebruikt worden voor een project:

  • indien voor de uitvoering van een project een natuurbeschermingsvergunning (art. 19d, lid 1 Natuurbeschermingswet 1998) is vereist
  • voor projecten die zijn aangewezen als lokaal of (boven)regionaal project van nationaal belang (op basis van art. 2.18 Chw)
  • indien het project ziet op de bouw van woningen op minder dan 100 meter van een hoofdweg (art. 1 lid 1 Tracéwet), gemeten vanaf de as van die weg
  • indien het project ziet op de bouw van woningen op minder dan 100 meter van een weg, die is aangeduid (Wegenverkeerswet 1994) als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, dat niet is toegestaan door aangewezen tunnels (art. 3 Wet vervoer gevaarlijke stoffen), gemeten vanaf de as van die weg
  • indien het project ziet op de bouw van woningen binnen 30 meter van een aangewezen hoofdspoorweg (art. 2 Spoorwegwet), gemeten vanaf het hart van het buitenste spoor
  • indien het project ziet op de bouw van woningen in of op rijkswateren of regionale wateren waaraan de functie vaarweg is toegekend (art. 4.1 of 4.4 Waterwet) en die geschikt zijn voor gebruik door schepen met een laadvermogen van ten minste 400 ton

Bevoegd gezag en reikwijdte bevoegdheid

De gemeenteraad kan, op verzoek of ambtshalve een projectuitvoeringsbesluit vaststellen, daarbij stelt de gemeenteraad ook vast dat deze afdeling op het project van toepassing is (art. 2.10 lid 1). De gemeenteraad kan de bevoegdheid, bedoeld in dit artikel, delegeren aan burgemeester en wethouders.

Als toepassing wordt gegeven aan deze afdeling (en een projectuitvoeringsbesluit wordt genomen), zijn al die voorschriften op grond waarvan vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen of andere bestuursrechtelijke besluiten (op basis van andere wetgeving) zijn vereist voor de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, niet van toepassing (art. 2.10 lid 2). Dit betekent dat een projectuitvoeringsbesluit allerlei verschillende toestemmingen kan bevatten, zoals toestemmingen ter vervanging van bouwvergunningen, maar bijvoorbeeld ook toestemmingen ter vervanging van kap- en sloopvergunningen die anders vereist zouden zijn geweest. Hierop zijn echter een aantal uitzonderingen van voorschriften(wetten) die wel blijven gelden:

Het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van de besluiten (op basis van andere regelgeving) die vereist zouden zijn geweest krachtens de in het tweede lid bedoelde wettelijke voorschriften (art 2.10 lid 3). Voor zover het projectuitvoeringsbesluit en het vigerende bestemmingsplan niet met elkaar in overeenstemming zijn, geldt het projectuitvoeringsbesluit als omgevingsvergunning waarmee met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3o wordt afgeweken van het bestemmingsplan (art. 2.12). De rechtsgevolgen verbonden aan een projectbesluit, gelden dan ook voor het projectuitvoeringsbesluit. In verband hiermee is het van belang dat het projectuitvoeringsbesluit een voldoende mate van detaillering en concreetheid krijgt.

Toetsingskader

Bij een projectuitvoeringsbesluit worden de toetsingskaders toegepast en normen in acht genomen behorende bij die vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen of andere bestuursrechtelijke besluiten die het projectuitvoeringsbesluit vervangt. Voor zover deze wetten of verordeningen afwijkingen van die toetsingskaders of normen toestaan, kan het projectuitvoeringsbesluit daarin voorzien (art. 2.10 lid 5).

Inhoud Projectuitvoeringsbesluit

Een projectuitvoeringsbesluit tezamen met de toelichting bevat:

Voor zover het projectuitvoeringsbesluit niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan of een beheersverordening, geldt het projectuitvoeringsbesluit als een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van art. 2.12 lid 1 onder a onder 3° Wabo van het bestemmingsplan, het inpassingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken (art. 2.12).

Voorbereidingsfase

In twee situaties legt de gemeenteraad het voornemen om een projectuitvoeringsbesluit te nemen ter advies voor aan Onze minister van OCW (art. 2.10 lid 7 onder a):

  1. In het geval dat het projectuitvoeringsbesluit een vergunning op basis van art. 11 Monumentenwet 1988 vervangt én het projectuitvoeringsbesluit betrekking heeft op een archeologisch monument. Een archeologisch monument in het kader van de Chw zijn terreinen van algemeen belang vanwege aanwezige, vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde (art. 2.10 lid 7 onder a jo art. 1 onderdeel c Monumentenwet 1998).
  2. In het geval dat het projectuitvoeringsbesluit een omgevingsvergunning op grond van art. 2.1 lid 1 onderdeel f Wabo(vanwege een beschermd monument) vervangt én in die gevallen dat de Minister van OCW in het kader van de Wabo adviseert. In het kader van de Wabo is een beschermd monument een onroerend monument (art. 1.1 lid 1 Wabo). In art. 6.4 lid 1 onder 1 Besluit omgevingsrecht wordt aangegeven in welke gevallen de Minister van OCW adviseert:
    1) het slopen van een beschermd monument of een deel daarvan voor zover van ingrijpende aard
    2) het ingrijpend wijzigen van een beschermd monument of een belangrijk deel daarvan, voor zover de gevolgen voor de waarde van het beschermde monument vergelijkbaar zijn met de gevolgen van het geval, bedoeld onder 1
    3) het reconstrueren van een beschermd monument of een belangrijk deel daarvan, waarbij de staat van het monument wordt teruggebracht naar een eerdere staat of een veronderstelde eerdere staat van dat monument, of
    4) het geven van een nieuwe bestemming aan een beschermd monument of een belangrijk deel daarvan.

De Minister van OCW brengt na het ontvangst van die gegevens die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak (art. 3:7 Awb) binnen vier weken advies uit (art. 2.10 lid 7 onder a).

Op de voorbereiding van de beslissing tot vaststelling van het projectuitvoeringsbesluit is afdeling 3.4 Awb van toepassing. Een ieder kan zienswijzen naar voren brengen (art. 2.11). De kennisgeving van het ontwerp wordt in de Staatscourant geplaatst en ook langs elektronische weg. Het ontwerpprojectuitvoeringsbesluit met de daarbij behorende stukken worden ook langs elektronische weg beschikbaar gesteld.

De gemeenteraad zendt, in het geval het projectuitvoeringsbesluit een vergunning art. 11 Monumentenwet 1998 of een vergunning art. 2.1 lid 1 onderdeel f Wabovervangt, het ontwerpbesluit aan (art. 2.10 lid 7 onder b onderdeel 2 Chw):

  • de Minister van OCW
  • gedeputeerde staten, indien het monument buiten de bebouwde kom is gelegen

Vaststellings- en beroepsfase

De gemeenteraad zendt onmiddellijk na vaststelling een afschrift van het projectuitvoeringsbesluit, in het geval het projectuitvoeringsbesluit een vergunning art. 11 Monumentenwet 1998 of een vergunning art. 2.1 lid 1 onderdeel f Wabo vervangt, aan (art. 2.10 lid 7 onder b onderdeel 2 Chw):

  • de Minister van OCW
  • gedeputeerde staten, indien het monument buiten de bebouwde kom is gelegen

Tegen een projectuitvoeringsbesluit kunnen alleen belanghebbenden beroep instellen. Het projectuitvoeringsbesluit treedt in werking daags na afloop van de beroepstermijn. Als beroep wordt ingesteld, wordt de inwerkingtreding opgeschort tot de beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State op het beroep (art. 2.14) .

Een projectuitvoeringsbesluit kan ingrijpende en onomkeerbare gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving en daardoor bijvoorbeeld belangen van hogere overheden schaden. Daarnaast zijn er dan nog aspecten als planschade en grondexploitatie. In art. 2.15 is daarom geregeld dat een aantal onderdelen van de Wro van toepassing zijn op een projectuitvoeringsbesluit:

  • de provincie en/of het Rijk kunnen een reactieve aanwijzing geven (art. 3.8 lid 6 Wro)
  • de regeling "Tegemoetkoming in schade" (afdeling 6.1 Wro)
  • de "grondexploitatiewet" (afdeling 6.4 Wro)
    De toepasselijkheid van afdeling 6.4 Wro betekent dat aan een projectuitvoeringsbesluit een exploitatieplan kan worden gekoppeld. Omdat de Wro erin voorziet dat kostenverhaal kan plaatsvinden bij de omgevingsvergunning en deze vergunning niet meer nodig is ingevolge dit wetsvoorstel, moet hiervoor een voorziening getroffen worden. Gekozen om net als bij de omgevingsvergunning het eventuele kostenverhaal bij de start van de bouw te doen plaatsvinden. Degene die gaat bouwen is verplicht dit te melden aan burgemeester en wethouders. Vervolgens kunnen burgemeester en wethouders een beschikking aan de eigenaar van de grond (of een deel daarvan) waarop gebouwd wordt verzenden, met daarin de verplichting om de in de beschikking vastgestelde exploitatiebijdrage te voldoen.

NB. Voor een projectuitvoeringsbesluit is ook afdeling 2 Procedures Hoofdstuk 1 Chw van toepassing (voor meer informatie hierover zie ) (art. 1.1 lid 1 onder c).

Gebruiksfase

Het is verboden in strijd te handelen met een projectuitvoeringsbesluit of een daaraan verbonden voorschrift. (art. 2.16). Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren (art. 2.17).

Provinciaal projectuitvoeringsbesluit

Als sprake is van provinciale belangen, kunnen provinciale staten voor de verwezenlijking van een project een projectuitvoeringsbesluit vaststellen. In dat geval zijn de artikelen van deze afdeling van overeenkomstige toepassing (art. 2.10a).