Chw in het kort

Hieronder vindt u een globaal overzicht van de reikwijdte van de Crisis- en herstelwet (Chw).
De kern van deze wet is dat met nieuwe en/of aangepaste procedures doelgericht wordt gewerkt aan werkgelegenheid en duurzaamheid. De Crisis- en herstelwet omvat twee categorieën maatregelen:

  1. Maatregelen voor afgebakende lijsten met projecten en bevoegdheden
    Deze maatregelen zijn uitgewerkt in de Chw en zijn alleen van toepassing op de op grond van de Chw aangewezen projecten.
  2. Wijzigingen van bijzondere wetten
    Deze wijzigingen zijn uitgewerkt in de bijzondere wetten en zijn van toepassing op alle projecten waarvoor de bijzondere wetten gelden.

De opbouw van de Crisis- en herstelwet is als volgt:

Hoofdstuk 1. Bijzondere bepalingen voor Projecten

In hoofdstuk 1 gaat het vooral om het stroomlijnen van bestuursrechtelijke procedures voor een aantal specifieke plannen en besluiten. Deze versnellingen hebben vrijwel uitsluitend betrekking op de beroepsfase. Zo worden bijvoorbeeld de termijnen voor de rechter bekort en kunnen decentrale overheden niet meer in beroep tegen besluiten van de centrale overheid. Meer informatie over deze versnellingen vindt u onder Hoofdstuk 1 Bijzondere bepalingen voor projecten.
Deze versnellingen gelden voor specifieke projecten, namelijk:

Vereenvoudiging m.e.r.-procedure
Via afdeling 3 "Milieueffectrapport" voor de m.e.r.-procedure vereenvoudigd: geen beschrijving alternatieven verplicht en ook geen advisering van de commissie MER. Deze vereenvoudiging van de m.e.r.-procedure geldt alleen voor:

Hoofdstuk 2. Bijzondere Voorzieningen

In hoofdstuk 2 CHW worden een zestal Bijzondere voorzieningen geïntroduceerd:

  • Afdeling 1 Ontwikkelingsgebieden
  • Afdeling 2 Innovatie
  • Afdeling 3 Radarzonering (sinds 1 oktober 2012 vervallen)
  • Afdeling 4 Vervallen
  • Afdeling 5 Tijdelijke verhuur te koop staande woningen (sinds 1 juli 2013 vervallen)
  • Afdeling 6 Versnelde uitvoering van bouwprojecten
  • Afdeling 7 Versnelde uitvoering van lokale en (boven)regionale projecten met nationale betekenis.

Afdeling 1 Ontwikkelingsgebieden

Bij sommige gewenste ruimtelijke ontwikkelingen lopen bestuurders aan tegen milieurechtelijke grenzen. In de huidige wet- en regelgeving is er weinig ruimte voor bestuurders om in een dergelijk geval vanuit het bredere perspectief van duurzame ontwikkeling toch te kiezen voor de gewenste ontwikkeling. Daarom maakt deze afdeling het mogelijk om te experimenteren met het vergroten van de bestuurlijke manoeuvreerruimte.

Hoofdpunten hieruit:

  • De ontwikkelingsgebieden worden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.
  • Het ontwikkelingsgebied betreft een bestaand stedelijk gebied of een bestaand bedrijventerrein of een gebied ter uitbreiding van de haven van Rotterdam.
  • Ter uitvoering van een gebiedsontwikkeling is vrijwel altijd een bestemmingsplanherziening of een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan of beheersverordening nodig. Als blijkt dat voor de optimalisatie van de milieugebruiksruimte afwijking van milieukwaliteitsnormen nodig is of anderszins regels moeten worden gesteld en maatregelen of werken nodig zijn, dan moet in een nieuw bestemmingsplan, de toelichting of het exploitatieplan daaronder begrepen, daarvoor de onderbouwing worden gegeven. Waarbij dit bestemmingsplan ook zelf een regeling kan bevatten die voor de uitvoering nodig is. Uit de toelichting van het bestemmingsplan zal op grond van het tweede lid ook moeten blijken dat aan de doelstelling van Afdeling 1 van hoofdstuk 2 van de Chw wordt voldaan. De fasering en de financiële zaken zullen veelal in het exploitatieplan aan de orde komen.
    De vergrote flexibiliteit komt tot stand omdat meer maatregelen mogelijk worden dan onder heersende wet- en regelgeving. Daarbij geldt wel dat uiterlijk na tien jaar alsnog wordt voldaan aan de in de wet gestelde milieukwaliteitsnormen. In het kader van dit wetsvoorstel kan niet worden afgeweken van de Europese regelgeving.

  • Afdeling 2 Procedures van Hoofdstuk 1 CHW is van toepassing.

Afdeling 2 Innovatie

Innovatieve ontwikkelingen stuiten nu soms op wettelijke grenzen. In deze afdeling wordt het mogelijk gemaakt wettelijke grenzen opzij te zetten om tijdelijke experimenten mogelijk te maken. Innovaties, crisisbestrijding en bevordering van de duurzaamheid gaan hierbij hand in hand.

Hoofdpunten hieruit:

  • De tijdelijke experimenten waarmee wordt afgeweken van de in de CHW genoemde wetgeving worden vastgesteld via een algemene maatregel van bestuur
  • De Europese regelgeving wordt daarbij in acht genomen.

Afdeling 3 Radarzonering

De regering heeft de ambitie om nog deze kabinetsperiode het aandeel duurzame energie, waaronder windenergie, sterk te laten toenemen. Daarbij is een goede afstemming tussen radarzonering en bebouwing noodzakelijk. Dit wordt onder andere opgelost in de AMvB Ruimte. Om één en ander te versnellen is in deze afdeling hetzelfde geregeld als wat in de AMvB ruimte (nu nog in ontwerp) is opgenomen.

Hoofdpunten hieruit:

  • Gemeenten zijn verplicht om rekening te houden met de verstoring van radarstations.
  • De minister van Defensie maakt bekend wat de grenzen van de radarverstoringsgebieden zijn en wat binnen deze gebieden de maximale bouwhoogte is.
  • De minister van Defensie kan tevens regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de gevolgen van bouwwerken voor het radarstation worden bepaald, beschreven en beoordeeld.

Afdeling 5 Tijdelijke verhuur te koop staande woningen (per 1 juli 2013 vervallen)

Hierin werden de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur van te koop staande woningen verruimd. Sinds 1 juli 2013 is dit via de Wet tot wijzging Leegstandwet geregeld in de Leegstandwet zelf.

Afdeling 6 Versnelde uitvoering bouwprojecten

In afdeling 6 van hoofdstuk 2 van dit wetsvoorstel is een regeling opgenomen voor de versnelde uitvoering van woningbouwprojecten. De bedoeling daarvan is om de bouwnijverheid als economisch vitale sector nog een extra stimulans te geven. Deze stimulans is gevonden in een vergaande stroomlijning en vereenvoudiging van besluitvormingsprocessen rond woningbouwprojecten.

Hoofdpunten hieruit:

  • Het gaat om bouwprojecten, die hoofdzakelijk voorzien in de bouw van ten minste 12 en ten hoogste 1.500 nieuwe woningen (bij één ontsluitingsweg) of 2.000 woningen (bij twee ontsluitingswegen)
  • Deze afdeling kan niet gebruikt worden bij:
    • Projecten waarbij een vergunning op grond van artikel 19 d, eerste lid van de natuurbeschermingswet noodzakelijk is;
    • Aangewezen lokale of (boven)regionale projecten met nationale betekenis;
    • Projecten die zijn gelegen binnen 100 meter van een hoofdweg of van een weg die wordt gebruikt als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
    • Projecten binnen 30 meter van een hoofdspoorweg;
    • Projecten in of op rijkswateren of regionale wateren waar de functie vaarweg aan is toegekend en die geschikt zijn voor gebruik van schepen met een laadvermogen van ten minste 400 ton.

De belangrijkste uitgangspunten van het besluitvormingsmodel zoals in afdeling 6 is opgenomen zijn:

  1. Besluitvorming op basis van belangenafweging door één orgaan, uitmondend in één (project)besluit.
  2. Een zorgvuldige voorbereiding met ruime mogelijkheden voor inspraak.
  3. Inachtneming van de bestaande wettelijke toetsingskaders en inhoudelijke normen.
  4. Beroep in één instantie.

Afdeling 7 Versnelde uitvoering van lokale en (boven)regionale projecten met nationale betekenis

Deze Afdeling vormt een aanvulling op de reeds voorziene regeling met betrekking tot woningbouwprojecten die is opgenomen in hoofdstuk 2, afdeling 6, van het wetsvoorstel. Gedacht kan worden aan grootschalige stadsvernieuwing, de herontwikkeling van stationsgebieden, grote woningbouwprojecten en renovatie van bedrijventerreinen.

Hoofdpunten:

  • De lokale en (boven)regionale projecten worden bij een algemene maatregel van bestuur aangewezen op basis van artikel 2.18 Chw.
  • De gemeenteraad stelt een structuurvisie op.
  • Verplichte toepassing van de coördinatieregeling 3.30 Wro.
  • Afdeling 3 "Milieueffectrapport" Hoofdstuk 1 Chw is van toepassing op deze structuurvisie.

Samenvattend is het dus van belang om te realiseren dat voor de afdelingen 1 (Ontwikkelingsgebieden), 2 (Innovatie) en 7 (Versnelde uitvoering van lokale en (boven)regionale projecten met nationale betekenis) eerst nog een AMvB nodig is, voordat u deze instrumenten kunt gebruiken.

Hoofdstuk 3. Wijziging van diverse wetten

Hebben hoofdstuk 1 en 2 van de wet nog een tijdelijk karakter (tot 2014), in hoofdstuk 3 wordt een groot aantal wetten blijvend aangepast, waaronder de Wro, de Wabo en de Wet geluidhinder.

Hieronder een overzicht van de wetten die met behulp van de Chw zijn gewijzigd:

Artikel 3.1 Awb
Artikel 3.2 Elektriciteitswet 1998
Artikel 3.3 Gaswet
Artikel 3.4 Interimwet stad-en-milieubenadering
Artikel 3.5 Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (31 953)
Artikel 3.6 Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening
Artikel 3.7 Mijnbouwwet
Artikel 3.8 Natuurbeschermingswet 1998
Artikel 3.9 Onteigeningswet
Artikel 3.9a Reconstructiewet concentratiegebieden
Artikel 3.10 Spoedwetwegverbreding
Artikel 3.11 Telecommunicatiewet
Artikel 3.12 Tracéwet
Artikel 3.13 Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken
Artikel 3.14 Waterwet
Artikel 3.15 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 3.16 Wet beheer rijkswaterstaatswerken
Artikel 3.16a Wet bereikbaarheid en mobiliteit
Artikel 3.17 Wet bodembescherming
Artikel 3.18 Wet geluidhinder
Artikel 3.19 Wet luchtvaart
Artikel 3.20 Wet van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart
Artikel 3.21 Wet milieubeheer
Artikel 3.22 Wet op de economische delicten
Artikel 3.23 Wet op de waterkering
Artikel 3.24 Wet ruimtelijke ordening
Artikel 3.24a Wet ruimtelijke ordening (aanpassing geldt na inwerkingtreding Wabo)
Artikel 3.25 Wet stedelijke vernieuwing
Artikel 3.26 Wet voorkeursrecht gemeenten

Het gaat te ver om bovenstaande wijzigingen per wet te bespreken. Deze wijzigingen variëren van kleine reparaties tot wijzigingen met een grote invloed op de wetspraktijk.

Hoofdstuk 4. Wijziging van lagere regelgeving

Met dit hoofdstuk werd een drietal besluiten gewijzigd:

  • Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998;
  • Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Dit besluit is inmiddels opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

In dit hoofdstuk is een aantal procedurele en overgangsaspecten geregeld. In het kort de hoofdpunten:

  • Bij een AMvB kunnen regels worden gesteld gericht op een versnelling van de ontwikkeling en verwezenlijking van projecten, die worden uitgevoerd op basis van deze wet.
  • Er is overgangsrecht met betrekking tot gebruik van de artikelen in § 2.2 beperking beroepsrecht Afdeling 2 Procedures hoofdstuk 1 Chw.
  • Er is overgangsrecht met betrekking tot onteigeningsbesluiten, de Interimwet stad- en milieubenadering, de spoedwet wegverbreding en de Tracéwet.
  • Er zijn aanpassingen van de Chw geregeld met betrekking tot inwerkingtreding van de modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage én de inwerkingtreding van artikel 2.1 Wabo.
  • In artikel 5.10 is de inwerkingtreding en de duur van de tijdelijke maatregelen geregeld. Via een novelle (een klein wetje), zie het staatsblad jaargang 2010, Nr. 136, is dit artikel aangepast wat betreft de inwerkingtreding.