Wanneer telt voor IPPC een varken als zeug en wanneer als vleesvarken? En hoe zit het bij dieren van minder dan 30 kilo?

Vraag

Wanneer is voor IPPC sprake van een zeug en wanneer van een vleesvarken? En wat geldt voor met dieren < 30 kg?

Antwoord

IPPC- bedrijven vallen onder Europese regelgeving, namelijk de Richtlijn Industriele Emissies (RIE). Daarin staan de drempels genoemd.

De drempels voor IPPC-installaties zijn voor varkens:

  • meer dan 750 kraamzeugen, guste en dragende zeugen en opfokzeugen (categorie D.1.2, D .1.3 en D.3 van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav)
  • meer dan 2.000 vleesvarkens (categorie D.3 Rav) van meer dan 30kg

De letterlijke vertaling die in de Europese regelgeving is opgenomen is 'mestvarkens'. Deze vertaling wordt in de Nederlandse regelgeving niet meer gebruikt. Vleesvarkens, zoals ook opgenomen in de Rav, is een betere benaming. In de verdere tekst wordt daarom het begrip vleesvarken gebruikt. De RIE hanteert wel een iets andere definitie voor vleesvarkens dan de Rav. Voor de RIE is een vleesvarken geen big meer vanaf 30kg, in de Rav vanaf 25 kg.

Een opfokzeug telt soms als zeug en soms als vleesvarken

Onder zeugen vallen kraamzeugen en guste en dragende zeugen (D.1.2 en D.1.3). Onder vleesvarkens vallen vleesvarkens, opfokberen en opfokzeugen (D.3).

De rechter heeft hier een eigen lijn in gekozen. Opfokzeugen vallen namelijk niet zonder meer onder vleesvarkens, maar kunnen ook (deels) onder zeugen worden ingedeeld:

Voor deze beoordeling is in ieder geval de manier van huisvesting van belang, maar ook met welk doel de opfokzeugen gehouden worden. Het is niet logisch om bij een gespecialiseerd vleesvarkensbedrijf, waar geen fokzeugen aanwezig zijn, vrouwelijke vleesvarkens als zeugen te zien en daarom niet mee te tellen als vleesvarkens.

De uitspraken zijn gedaan voor het Besluit milieueffectrapportage. Maar omdat dezelfde formuleringen worden gebruikt in de RIE, wordt er vanuit gegaan dat deze lijn kan worden doorgetrokken voor IPPC-installaties.

Samenvattend:

  • uitsluitend een vleesvarkensbedrijf: alle varkens > 30 kg als vleesvarken tellen
  • uitsluitend een zeugenbedrijf: alle varkens > 30 kg als zeug tellen
  • een gecombineerd bedrijf: de manier van huisvesting, als zeug of als vleesvarken, is bepalend.

Vleesvarkens van tussen de 25 en 30kg.

Bij IPPC gaat het om vleesvarkens van meer dan 30 kg. In de Rav is 25 kilogram de grens tussen big en vleesvarken. Dit kan het lastig maken te bepalen hoeveel vleesvarkens er voor de RIE geteld moeten worden omdat de aanvraag van de vergunning van de Rav uit zal gaan.

Het kan helpen hierbij een onderscheid te maken tussen:

  1. gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven
  2. (semi) gesloten varkensbedrijven, waarbij naast vleesvarkens ook zeugen met biggen en gespeende biggen worden gehouden.

1. Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven: alle dieren tellen als vleesvarken

Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven beschikken alleen over huisvesting voor vleesvarkens, waarbij deze worden gehuisvest in groepen met een hokoppervlak van  1,0 m2. Er is normaal gesproken geen verschil tussen de huisvesting van dieren lichter en zwaarder dan 30 kg. De varkens komen binnen op een gewicht van circa 25 kg en groeien binnen 10 dagen tot 30 kg. In die situatie is het niet logisch om onderscheid te maken tussen varkens lichter en zwaarder dan 30 kg. Alle dierplaatsen zijn immers bestemd voor varkens van meer dan 30 kg. Dat er korte tijd lichtere varkens staan, doet daar niet aan af.

2. (Semi) gesloten bedrijven: afhankelijk van geplaatste afdeling

a. Alle dieren in de vleesvarkensafdeling tellen mee als vleesvarken

(Semi) gesloten bedrijven beschikken - naast plaatsen voor guste en dragende zeugen en kraamzeugen met biggen - vaak ook over afzonderlijke huisvesting voor biggenopfok (gespeende biggen) en afzonderlijke huisvesting voor vleesvarkens. In de huisvesting voor gespeende biggen zijn er dieren vanaf een gewicht van circa 8 tot 10 kg tot een gewicht dat kan oplopen tot 35 of zelfs 40 kg. Daarna worden ze in de speciale huisvesting voor vleesvarkens gehouden.

Daarom tellen bij een (semi) gesloten bedrijf alle plaatsen in de vleesvarkensafdeling, die bestemd zijn voor varkens zwaarder dan 30 kg, mee - net als bij een gespecialiseerd vleesvarkensbedrijf .

b. Op de biggenafdeling tellen dieren vanaf 30 kg mee als vleesvarken

Op de biggenafdeling van een (semi) gesloten bedrijf zitten vaak voor een deel gespeende biggen en voor een deel vleesvarkens.  De dieren boven de 30 kg tellen hier mee als vleesvarken voor de IPPC-drempel.

Welke dieren gezien moeten worden als vleesvarken is aan de hand van de beschikbare ruimte te zien: als bijvoorbeeld op de biggenafdeling de dieren zijn gehuisvest in hokken met een oppervlak van 0,3 m2 per dier – volgens de welzijnsregelgeving de norm voor varkens tot 30 kg – dan is duidelijk dat er op de biggenafdeling geen plaatsen zijn voor vleesvarkens in de zin van de IPPC.