Maatregelen

Bronmaatregelen zijn in de meeste gevallen niet voldoende om schadelijk effecten van de emissie en deposite van ammoniak uit de veehouderijen te voorkomen of voldoende te beperken. Via het ruimtelijke ordeningsspoor kan door zonering schade aan bossen en natuurgebieden op zuurgevoelige bodems beperkt of voorkomen worden.

Maatregelen in de omgeving/ruimtelijke zonering

Naast het toepassen van de (generieke) milieuwetgeving zijn ruimtelijke maatregelen op gebiedsniveau nodig om bepaalde natuurgebieden te beschermen. Daarbij kan uitgegaan worden van een zonering binnen en langs de bossen en natuurgebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Zonering langs de EHS en de kwetsbare gebieden houdt in dat in het bestemmingsplan een differentiatie wordt aangebracht in de bouwmogelijkheden voor veestallen al naar gelang hun ligging in meer of minder kwetsbare delen van het landelijk gebied.

Naast het beperken van de bouwmogelijkheden is ook uitplaatsing van veehouderijen naar gebieden waar betere ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig zijn, een goede oplossing.

De in te zetten instrumenten zijn:

  • het bestemmingsplan (Buitengebied) en daarnaast de Wav (geen toename van ammoniakdepositie nabij kwetsbare gebieden)
  • de verlening van een omgevingsvergunning voor vergunningplichtige inrichtingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  • de beleidslijn IPPC
  • het Activiteitenbesluit
  • de Reconstructiewet (aanwijzing van extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden).

Een toelichting hierop vindt u in  paragraaf ‘Bestemmingsplan'.

Natuurgebieden die krachtens de Wet natuurbescherming zijn aangewezen worden beschermd door het vergunningstelsel in deze wet. Daarnaast is een belangrijk beschermingsinstrument het beheerplan dat de provincie op grond van artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming moet opstellen. In dat beheerplan kan voor de ammoniakdepositie worden vastgelegd welke consequenties gelden voor veehouderijen in en om het natuurgebied.

Maatregelen aan de bron

Vermindering van ammoniakemissie vanuit stallen kan worden bereikt door het toepassen van emissiearme technieken en/of door het verminderen van het aantal te houden dieren. Deze generieke maatregelen zijn gericht op het terugdringen van de achtergronddepositie van ammoniak. De maatregelen zijn voor ruimtelijke ordening minder belangrijk.

Instrumenten voor de toepassing van emissiearme technieken zijn

  • het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting)
  • de doorwerking van de Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij in de omgevingsvergunning voor grote intensieve veehouderijen.