Wat is de betekenis van de bodemvoorschriften (afd. 2.4) van het Activiteitenbesluit voor inrichtingen waartoe een IPPC-installatie behoort?

Vraag

Wat betekenen de bodemvoorschriften van afdeling 2.4 van het Activiteitenbesluit voor bedrijven met een IPPC-installatie?

Antwoord

Een bedrijf met een IPPC-installatie kan een bodembedreigende activiteit verrichten. In dat geval zijn de bodemvoorschriften van afdeling 2.4 van het Activiteitenbesluit direct van toepassing. Dit volgt uit artikel 2.8b van het Activiteitenbesluit. Dit is een implementatie van artikel 22 van de Richtlijn industriële emissies (RIE).

Alle bodemvoorschriften uit afdeling 2.4 van het Activiteitenbesluit gelden dus voor een bedrijf met een IPPC-installatie. Maar er is één uitzondering, namelijk artikel 2.11 lid 1 van het Activiteitenbesluit. Dit lid geldt niet voor een bedrijf met een IPPC-installatie.

Artikel 2.11 Lid 1 van het Activiteitenbesluit  geeft aan dat het bedrijf een situatierapport binnen drie maanden na oprichting moet opsturen naar het bevoegd gezag. De RIE geeft geeft aan dat het bedrijf het situatierapport voor de start van de activiteiten moet aanleveren. Voor bedrijven met een IPPC-installatie is het aanleveren van het situatierapport daarom geregeld in artikel 4.3 lid 1 van de Regeling omgevingsrecht (Mor).

Artikel 2.9 van het Activiteitenbesluit is een belangrijk artikel. Dit artikel geeft aan dat het bedrijf een verwaarloosbaar bodemrisico moet bereiken door het nemen van bodembeschermende voorzieningen en maatregelen. Op basis van artikel 2.9a van het Activiteitenbesluit kan het bevoegd gezag in sommige gevallen een aanvaardbaar bodemrisico toestaan.

Meer informatie staat op de pagina Activiteitenbesluit thema bodem.