Wat is het verschil tussen de actualiseringsplicht en de gewone ambtshalve aanpassing van voorschriften van een Wm-inrichting

Vraag

Wat is het verschil tussen de actualiseringsplicht van artikel 2.30 en 2.31, eerste lid, onder b, Wabo en de bevoegdheid op grond van artikel 2.31, tweede lid, onder b, Wabo om de voorschriften van een omgevingsvergunning aan te passen in het belang van de bescherming van het milieu?

Antwoord

Er zijn weinig verschillen tussen de twee. De voornaamste punten worden hieronder weergegeven.

Actualiseringsplicht

Op grond van artikel 2.30 en 2.31, eerste lid, onder b, Wabo, moet het bevoegd gezag regelmatig ambtshalve bezien of de beperkingen en voorschriften nog toereikend zijn.

Criteria zijn:

  • de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu
  • de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu

Omdat het hier gaat om een regelmatige herziening, zal dit vaak planmatig gebeuren.

Aanvullend op de verplichting tot aanpassing van de vergunningvoorschriften, is in artikel 2.33, eerste lid, onder b, opgenomen dat het bevoegd gezag de vergunning moet intrekken indien door het aanpassen van de vergunningvoorschriften redelijkerwijs niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

In de memorie van toelichting bij de voorloper van dit laatste artikel (kamerstuk  29711, nr. 3, pag. 35) wordt hierbij onder meer opgemerkt:

Het is immers gevestigde jurisprudentie dat toepassing van artikel 8.22 er niet toe mag leiden dat een andere inrichting ontstaat dan waarvoor de vergunning is verleend (zie recent ABRvS 4 februari 2004, 200 302 964/1; MenR 2004, 45). Daarvan kan sprake zijn, indien nieuwe, andere technieken moeten worden voorgeschreven. Daarom is artikel 8.25 van de Wet milieubeheer aangevuld met de bepaling dat in het geval niet door wijziging van de vergunning kan worden bewerkstelligd dat in de betrokken inrichting (op termijn) weer ten minste de beste beschikbare technieken zullen worden toegepast, de voor die inrichting verleende vergunning moet worden ingetrokken.

"Gewone" ambtshalve aanpassing

Artikel 2.31, tweede lid, onder b, geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid om, ambtshalve of op verzoek van derden, beperkingen of voorschriften aan te vullen, te wijzigen of in te trekken of om alsnog beperkingen of voorschriften aan een vergunning te verbinden. Criterium hierbij is het belang van de bescherming van het milieu. Deze bevoegdheid is meer een ad hoc bevoegdheid, die gebruikt wordt wanneer er een aanvraag van een derde binnenkomt of het bevoegd gezag in de handhaving op het een en ander is gestuit dat moet leiden tot aanpassing van de vergunning.

Verschillen

De actualisering is een plicht, de "gewone" ambtshalve aanpassing een bevoegdheid. Beide besluiten moeten op grond van artikel 3.15 Wabo met dezelfde procedure worden voorbereid. Het is blijkens een uitspraak van de voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 1998 (Nwsbrief StAB 1998, 98-6), die betrekking had op de voorlopers van deze artikelen, geen fataal gebrek als het bevoegd gezag de wijziging niet op het juiste artikel baseert, omdat tussen beide bepalingen geen procedurele verschillen bestaan (ook onder de Awb zoals die destijds gold, waren er geen procedurele verschillen tussen beide bepalingen). Daarom mocht er van uit worden gegaan dat niemand door het kiezen van de verkeerde rechtsgrond in zijn belang was getroffen (zie ook uitspraak van 25 juli 2000, E03.98.0616).

Een belangrijk verschil is wel dat het bevoegd gezag in het kader van de actualiseringsplicht de grondslag van de aanvraag mag verlaten. Dit volgt uit artikel 2.31a Wabo.