Stap 3: Vaststellen welke situatie van toepassing is

Welke stromen van oplosmiddelen in ogenschouw moeten worden genomen om de hiervoor genoemde basisgegevens te berekenen, hangt sterk af van de situatie in het bedrijf. Per activiteit waarop afdeling 2.11 van toepassing is, onderscheiden we vier verschillende situaties.

Voordat men begint met de oplosmiddelenboekhouding moet eerst worden beoordeeld welk van deze situaties op de betreffende oplosmiddelenactiviteit in het bedrijf van toepassing is. Per situatie wordt vervolgens aangegeven hoe de oplosmiddelenboekhouding correct, maar toch zo eenvoudig mogelijk opgesteld kan worden. We zetten de vier mogelijke situaties op een rij (in volgorde van eenvoudig naar meer ingewikkeld).

Binnen één installatie kunnen voor dezelfde oplosmiddelenactiviteit verschillende situaties mogelijk zijn. In dat geval dient altijd van de meest complexe situatie (situatie 4; stap 4d) te worden uitgegaan.

  • Situatie 4a: Er is geen nageschakelde techniek aanwezig én er is geen sprake van hergebruik van oplosmiddelen binnen of buiten de activiteit.
  • Situatie 4b: Er is geen nageschakelde techniek aanwezig maar er is wel sprake van hergebruik van oplosmiddelen binnen of buiten de activiteit.
  • Situatie 4c: Er is wel een nageschakelde techniek aanwezig maar er is geen sprake van hergebruik van oplosmiddelen binnen of buiten de activiteit.
  • Situatie 4d: Er is wel een nageschakelde techniek aanwezig én er is ook sprake van hergebruik van oplosmiddelen binnen of buiten de activiteit.