Beleid

Het algemene stankbeleid is door het ministerie van VROM beschreven in de Herziene Nota Stankbeleid uit 1994 en in aanvulling daarop in de Brief rijksbeleid geur uit 1995. Het geurbeleid zoals vastgelegd in de brief uit 1995 is verder uitgewerkt in een stappenplan voor het bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau. Sinds december 2012 is deze opgenomen in hoofdstuk 3 van de handleiding geur: "Bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen)".

Uitgangspunt in het geurbeleid is het voorkomen van (nieuwe) hinder. Als algemene doelstelling voor geurhinder is gesteld dat in 2010 er geen ernstig gehinderden meer mogen zijn.

Het geurbeleid richt zich in de eerste plaats op geurgevoelige bestemmingen in de woon- en leefomgeving. Naast woningen kunnen dit ook andere locaties zijn waar mensen zich gedurende langere tijd bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden, zoals ziekenhuizen, bejaarden- en verpleegtehuizen en recreatiegebieden.

Hoewel in principe alle geurgevoelige objecten moeten worden beschermd tegen geuroverlast, kan het bevoegd gezag in de vergunningverlening wel verschillen in het niveau van bescherming hanteren. Voor een bedrijfswoning kan bijvoorbeeld een lager beschermingsniveau en dus een hogere geurbelasting gehanteerd worden dan voor aaneengesloten woonbebouwing.