Feitelijk gebruik bepalend bij saneringssituaties

Noot van de Commissie Verantwoordingplicht Groepsrisico: Bij een saneringssituatie moet worden uitgegaan van de feitelijk aanwezige situatie. het bestemmingsplan levert de noodzakelijke helderheid.

Uit het bestemmingsplan volgt de indeling kwetsbaar / beperkt kwetsbaar object. Omdat sprake is van het intrekken van een vergunning, moet beoordeeld worden op de feitelijk aanwezige situatie.

Relevante overwegingen

2.3. Aan het bestreden besluit ligt de overweging van verweerder ten grondslag dat niet wordt voldaan aan de ingevolge de Revi aan te houden afstand tussen de inrichting en het recreatiecentrum Bloemketerp, dat volgens verweerder in zijn geheel een kwetsbaar object is in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel m, onder d, van het Bevi. Gelet hierop bestaat er volgens verweerder voor de inrichting per 27 oktober 2007 een saneringsplicht als bedoeld in artikel 17 van het Bevi.

2.4. Appellante "Gulf Demarol B.V." betoogt dat verweerder ten onrechte haar vergunning voor de opslag en verkoop van LPG heeft ingetrokken nu een deel van het terrein van het recreatiecentrum Bloemketerp dat is gelegen direct achter de inrichting (hierna: het terrein), geen kwetsbaar object is.

2.5. Volgens het bestemmingsplan geldt voor het recreatiecentrum Bloemketerp de algemene bestemming recreatieve doeleinden. Er mogen echter geen kampeermiddelen (dienende tot nachtverblijf) worden geplaatst op enig deel van het terrein dat minder dan 80 meter van de inrichting is verwijderd. Voorts is ter zitting gebleken dat het terrein ook feitelijk bestemd is voor recreatieve doeleinden die niet onder de definitie van kwetsbaar object als bedoeld in het Bevi vallen. Nu het feitelijk gebruik doorslaggevend is, dient het terrein aangemerkt te worden als een beperkt kwetsbaar object. Voor zover het recreatiecentrum Bloemketerp een kwetsbaar object is, ligt het op meer dan 80 meter van de inrichting, zodat wordt voldaan aan de ingevolge de Revi aan te houden afstand tussen de inrichting en de grens van het recreatieterrein dat is bestemd voor het verblijf van personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. Derhalve bestaat geen saneringsplicht als bedoeld in artikel 17 van het Bevi. Gelet hierop heeft verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de inrichting ontoelaatbaar nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt en dat tot gedeeltelijke intrekking van de vergunning kon worden overgegaan. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 8.25, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer.

Vindplaats: ABRvS 200607838/1 1 augustus 2007 Franekeradeel