Bepaling concentratietoename (stap 4)

Het bevoegd gezag bepaalt voor een project of de toename van de concentratie de 3% grens niet overschrijdt. Daarbij toetst het bevoegd gezag alleen de toename in luchtverontreiniging als gevolg van dat project. Soms zijn uitgebreide berekeningen nodig om te bepalen of de concentratietoename van een project de 3% grens overschrijdt. Onderstaande tekst beschrijft enkele aspecten die bij deze berekening een rol spelen.

NIBM toets en de grenswaarden

De toetsing aan de grenswaarden blijft achterwege als de bijdrage NIBM is. Dit is ongeacht of op dit moment al sprake is van een overschrijding van de grenswaarden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kijkt het bevoegd gezag wel naar de luchtkwaliteit als geheel.

Voor PM10 ­­ en NO2 wordt per stof afzonderlijk bepaald of ­­een project NIBM is. Als voor één van beide stoffen de NIBM-grens wordt overschreden, dan is het gehele project IBM. De c-grond van artikel 5.16, eerste lid, Wm is dan niet van toepassing. Het bevoegd gezag moet het project dan toetsen aan een van de overige gronden van artikel 5.16, eerste lid, Wm. IBM-project (stap 5) gaat verder in op de vervolgstappen bij een IBM-project.

Rekenen volgens de Regeling Beoordeling

Soms zijn uitgebreide berekeningen nodig om te bepalen of de concentratietoename van een project de 3% grens overschrijdt (zie stap 4 in stappenschema bepaling NIBM). Dit kan met een luchtkwaliteitsonderzoek op één of enkele maatgevende punten. De berekeningen moeten voldoen aan de Regeling Beoordeling.

De Regeling Beoordeling maakt voor modelberekeningen onderscheid tussen drie standaardrekenmethodes die elk een eigen toepassingsbereik hebben:

  • Standaardrekenmethode 1 (SRM 1);
  • Standaardrekenmethode 2 (SRM 2);
  • Standaardrekenmethode 3 (SRM 3).

Het toepassingsbereik van een standaardrekenmethode beschrijft de situatie waarin de rekenmethode gebruikt mag worden.

SRM 1 is bedoeld voor situaties met bebouwing langs de weg. Met de methode is het mogelijk een betrouwbaar inzicht te krijgen in de concentraties van luchtverontreinigende stoffen op relatief korte afstanden tot de wegas. De methode berekent de luchtverontreiniging tot 30 of 60 meter van de wegas, op de eerste gevellijn van de woonbebouwing.

SRM 2 is bedoeld voor het bepalen van de luchtkwaliteit langs wegen door een open (meestal buitenstedelijk) gebied. Dit betekent dat er niet of nauwelijks obstakels zijn in de directe omgeving van de weg die van invloed zijn op de verspreiding van de verontreiniging.

SRM 3 is bedoeld als rekenmethode om de verspreiding van emissies afkomstig van schoorstenen en oppervlaktebronnen door te rekenen. Deze berekeningen vinden plaats volgens de rekenmethode van het Nieuw Nationaal Model (NNM). Deze methode past het bevoegd gezag toe om het effect van inrichtingen op de luchtkwaliteit door te rekenen.

De minister van Infrastructuur en Milieu kan modellen goedkeuren. Deze kunnen zowel binnen als buiten het toepassingsbereik van SRM 1, SRM 2 of SRM 3 vallen. Een overzicht van de goedgekeurde rekenmodellen staan op de website van de rijksoverheid bij het onderwerp luchtkwaliteit.

Voor de toepassing van deze methoden uit de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 is de Handreiking Rekenen aan Luchtkwaliteit opgesteld. Deze handreiking staat op de website van de rijksoverheid, onder het dossier luchtkwaliteit.

Niet altijd zijn voor de onderbouwing van de effecten van een project gedetailleerde berekeningen nodig. Zo kunnen luchtkwaliteitsberekeningen achterwege blijven, als evident is dat er geen gevolgen voor de luchtkwaliteit te verwachten zijn (zie 'Geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit (stap 2)'. Ook kan het bevoegd gezag een NIBM toename aannemelijk maken. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een indicatieve berekeningsmethode of aan de hand van bestaande onderzoeken voor vergelijkbare projecten (zie 'Aannemelijk maken en motiveren (stap 4').

Bepaling van het toetspunt

De toename van de concentratie toetst het bevoegd gezag op het meest kritische punt: het maatgevende punt. Dat is het punt waar de hoogste bijdrage van het plan op de luchtkwaliteit wordt verwacht. Dit uitgangspunt geldt ook voor de NIBM toets. Als op dit punt de bijdrage lager is dan 1,2 µg/m3, dan is het project NIBM. Het maatgevende punt is niet altijd op voorhand duidelijk. In dat geval moeten meerdere locaties doorgerekend worden.

Op het bepalen van het maatgevende punt zijn regels uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl 2007) van toepassing. De locatie waar gerekend wordt moet representatief zijn voor de omgeving. Het bevoegd gezag past het toepasbaarheidsbeginsel en het blootstellingscriterium toe. Een uitgebreide toelichting op deze begrippen staat in de Handreiking Rekenen aan Luchtkwaliteit (hoofdstuk A4).

Een rekenpunt langs een weg of bij een inrichting moet representatief zijn voor de nabije omgeving. Dit betekent:

  • bij wegen (artikel 70 Rbl): een rekenpunt ligt in principe op maximaal 10 meter van de wegrand, en is representatief voor een weglengte van 100 meter
  • bij inrichtingen (artikel 22 en 65 Rbl): een rekenpunt in een industriële omgeving is representatief voor een gebied van 250 bij 250 meter

Volgens het toepasbaarheidsbeginsel in artikel 5.19, tweede lid, van de Wm toetst het bevoegd gezag de luchtkwaliteit niet op de volgende plaatsen:

  • plaatsen waar geen mensen mogen en kunnen komen;
  • terreinen met één of meer inrichtingen, waar al regels gelden voor de gezondheid en veiligheid van werknemers;
  • wegen (rijbanen en middenberm).

Naast het toepasbaarheidsbeginsel geldt het blootstellingscriterium. De luchtkwaliteit hoeft alleen getoetst te worden op plaatsen waar sprake is van ‘significante’ blootstelling van mensen. De blootstelling wordt daarbij afgezet tegen de ‘middelingstijd’ van de grenswaarde. In onderdeel A.4.3 van de Handreiking Rekenen aan Luchtkwaliteit wordt meer in detail uitgelegd hoe het bevoegd gezag dit criterium kan toepassen.

Voor het berekenen van de toename van een project zijn ook de zichtjaren van belang. Voer de berekening uit voor het meest maatgevende jaar. De autonome ontwikkeling in verkeersbewegingen speelt daarbij een rol. Wanneer er voor de luchtkwaliteit maatregelen worden getroffen die onlosmakelijk met het project samenhangen, dan worden de effecten ervan bij de berekening meegenomen. De pagina 'Algemene en bijzondere aandachtspunten' licht deze uitgangspunten verder toe.