Relativiteitsbeginsel (Artikel 1.9 Chw)

U vindt hier het jurisprudentieoverzicht voor wat betreft het relativiteitsbeginsel (artikel 1.9 Chw (oud)). NB. Sinds 1 januari 2013 is artikel 1.9 vervallen. Deze versnelling is sinds 1 januari 2013 nu geregeld in artikel 8:69a Awb.

Het betreft alleen uitspraken die afkomstig zijn van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).

Niet opgenomen:

  • Uitspraken waarbij de beroepsgrond faalt waardoor niet meer toegekomen wordt aan toetsing aan het relativiteitsvereiste.

ABRvS, 23 juli 2014, nr. 201400906/1/R6
Betreft beroep tegen het besluit van 11 december 2013 van provinciale staten van de provincie Gelderland tot vaststelling van het inpassingsplan "N345 rondweg Voorst".
Trefwoorden: molenbiotoop
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 2.8.2.1, eerste lid, van de Verordening, voor zover hier van belang, wordt in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen de molenbiotoop geen nieuwe bebouwing dan wel beplanting toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt. Niet is gebleken dat [appellanten sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 7], de Stichting en [appellanten sub 9] rechten hebben met betrekking tot molen De Zwaan. De Afdeling is gelet hierop van oordeel dat de in de Verordening opgenomen normen ter bescherming van de molen, kennelijk niet strekken ten behoeve van de bescherming van de belangen van [appellanten sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 7], de Stichting en [appellanten sub 9] (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 18 januari 2012 in zaak nr. 201012504/1/R3). De Afdeling laat dit betoog, daargelaten of het zou slagen, dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er aan in de weg staat dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 28 mei 2014, nr. 201308659/1/R2
Betreft beroep tegen het besluit van 25 juni 2013 van de gemeenteraad van de gemeente Stichtse Vecht tot vaststelling van het bestemmingsplan "Corridor".
Trefwoorden: financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan
Oordeel ABRvS:
Uit het beroep leidt de Afdeling af dat de beroepsgrond met betrekking tot artikel 6.12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro in wezen niet is gericht tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan zelf, maar tegen de gevolgen daarvan voor de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan (vgl. de uitspraak van 15 februari 2012 in zaak nr. 201011643/1/R2). In aansluiting op hetgeen de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 30 januari 2013 in zaak nr. 201208418/1/R4 strekt artikel 6.12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 2] en anderen bij de financiële uitvoerbaarheid van het plan, zodat artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd. Gelet hierop laat de Afdeling dit betoog buiten beschouwing.

ABRvS, 29 januari 2014, nr. 201206964/1/R4
Betreft beroep tegen het besluit van 2 juli 2012 van de gemeenteraad van de gemeente Hoogezand-Sappemeer tot vaststelling van het bestemmingsplan "Eska Power".
Trefwoorden: normen natuurbeschermingswet 1998
Oordeel ABRvS:
Voor zover Stichting Steelande Wonen en [appellant sub 4] en anderen vrezen voor de gevolgen voor het Natura-2000 gebied het Zuidlaardermeergebied en zich beroepen op de normen uit de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998), stelt de Afdeling vast, dat dit gebied zich op meer dan 2,5 km van het plangebied en van de woningen van appellanten bevindt. Het Natura 2000-gebied het Zuidlaardermeergebied is voorts vanuit de woningen van Stichting Steelande Wonen en [appellant sub 4] en anderen niet zichtbaar. Desgevraagd hebben Stichting Steelande Wonen en [appellant sub 4] en anderen niet gesteld dan wel anderszins aannemelijk gemaakt dat de gronden, behorende tot het Natura 2000-gebied het Zuidlaardermeergebied, deel uitmaken van hun directe leefomgeving. De Afdeling is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat het Zuidlaardermeergebied geen deel uitmaakt van de directe leefomgeving van Stichting Steelande Wonen en [appellant sub 4] en anderen. Gelet hierop bestaat geen duidelijke verwevenheid van hun individuele belangen bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving met het algemene belang dat de Nbw 1998 beoogt te beschermen, zodat moet worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Nbw 1998 kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van Stichting Steelande Wonen en [appellant sub 4] en anderen. Het voorgaande leidt ertoe dat de Afdeling dit betoog buiten beschouwing laat, nu artikel 1.9 van de Chw er aan in de weg staat dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 16 oktober 2013, nr. 201301711/1/R6
Betreft beroep tegen het besluit van 18 december 2012 van de gemeenteraad van de gemeente Stichtse Vecht tot vaststelling van het bestemmingsplan "Vreeland Oost".
Trefwoorden: doelstellingen vereniging, goed woon- en leefklimaat, belang van een ongestoorde bedrijfsuitoefening
Oordeel ABRvS:
De doelstelling van de [vereniging] is blijkens artikel 2 van haar statuten het handhaven, beschermen en bevorderen van de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en van de monumentale en archeologische waarden van de gehele Kleizuwe te Vreeland, met inbegrip van de daaraan grenzende en omliggende gronden en percelen, inclusief het Sperwerveld en de Dorssewaardse polder en het tegengaan van alle inbreuken op deze doelstellingen.
De Afdeling overweegt dat de [vereniging] met haar beroepsgrond omtrent de geurgevolgen doelt op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen en een ongestoorde bedrijfsuitoefening van de voornoemde bedrijven. Deze belangen strekken ter bescherming van de belangen van degene die deze woningen gaan bewonen onderscheidenlijk van de bedrijven die mogelijk in hun bedrijfsvoering kunnen worden belemmerd. De [vereniging] noch haar leden zijn eigenaar van de ter plaatse te realiseren woningen noch exploiteren zij het bedrijf van [appellante sub 2] of de veehouderij op het perceel Kleizuwe 123. Het belang van een goed woon- en leefklimaat in de voorziene woningen en het belang van een ongestoorde bedrijfsuitoefening strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van de [vereniging]. Derhalve kan het betoog van de [vereniging], wat hier verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.

ABRvS, 25 september 2013, nr. 201300782/1/R6
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Amstelstation e.o." zoals vastgesteld door de deelraad van het stadsdeel Oost op 16 oktober 2012.
Trefwoorden: duidelijkheid uitwerkingsregels, normen Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, onduidelijkheid planregels ("stille zijde"), normen Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Duidelijkheid Uitwerkingsregels
Wat betreft het betoog van de deelraad dat de door Altera Vastgoed N.V. ingeroepen norm dat uit oogpunt van rechtszekerheid de uitwerkingsregels voldoende duidelijk moeten zijn, kennelijk niet strekt ter bescherming van Altera Vastgoed N.V, omdat de uitwerkingsregels alleen zien op Blok A, overweegt de Afdeling als volgt. Ingevolge artikel 3.1.4 van het Bro geeft een bestemmingsplan voor een uit te werken deel van het bestemmingsplan op een zodanige wijze de doelstellingen aan, dat voldoende inzicht wordt verkregen in de toekomstige ontwikkeling van het desbetreffende gebied. Gezien de ruimtelijke effecten van Blok A op het Amstelgebouw bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat dit vereiste kennelijk niet strekt ter bescherming van de belangen van Altera Vastgoed N.V. Artikel 1.9 van de Chw staat derhalve niet in de weg aan vernietiging van artikel 19, lid 19.2, onder b, van de planregels om deze reden.
normen Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
De beroepsgrond van Altera Vastgoed N.V. met betrekking tot de externe veiligheid ziet op de normen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De door Altera Vastgoed N.V. ingeroepen normen betreffen normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat dan wel de bescherming van het leefklimaat bij kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. De met deze normen verbonden bezwaren heeft Altera Vastgoed N.V. aangevoerd met het oog op de bescherming van de belangen van de bewoners van de nieuw op te richten woningen dan wel de bescherming van het leefklimaat bij kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bij Blok A. Voor Altera Vastgoed N.V. gaat het evenwel om het belang dat het Amstelgebouw gevrijwaard blijft van de ruimtelijke invloed van de realisering van Blok A. De ingeroepen normen ter verantwoording van het externe veiligheidsrisico's door het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor hebben niet de strekking deze belangen te beschermen. Daargelaten of deze beroepsgrond zou slagen, laat de Afdeling deze dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit in zoverre om die reden wordt vernietigd.
onduidelijkheid planregels ("stille zijde")
Altera Vastgoed N.V. betoogt dat niet duidelijk is wat wordt verstaan onder "stille zijde" in artikel 19.2, onder i, van de planregels. Dit is volgens haar ten onrechte niet gedefinieerd in de planregels. Deze beroepsgrond ziet op normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening met betrekking tot geluid vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij de voorziene woningen in Blok A. De met deze normen verbonden bezwaren hebben geen betrekking op het Amstelgebouw. De in geding zijnde norm voor het garanderen van een goed woon- en leefklimaat bij Blok A heeft niet de strekking de belangen van Altera Vastgoed N.V. te beschermen, die het in zoverre gaat om het gevrijwaard blijven van de ruimtelijke invloed van Blok A voor het Amstelgebouw. Artikel 1.9 Chw staat er daarom aan in de weg dat het bestreden besluit in zoverre om die reden wordt vernietigd.
Normen Wet geluidhinder
Altera Vastgoed N.V. betoogt dat nu in het hogere waarden besluit van 4 september 2012 is uitgegaan van 60 woningen, in de uitwerkingsregels van de bestemming "Gemengd - Uit te werken (GD-U)" ten onrechte niet is vastgelegd dat Blok A maximaal in 60 woningen mag voorzien. Deze beroepsgrond ziet op de normen uit de Wet geluidhinder (hierna: Wgh). De met deze normen verbonden bezwaren hebben geen betrekking op het Amstelgebouw. De door Altera Vastgoed N.V. ingeroepen normen betreffen normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij Blok A. Voor Altera Vastgoed N.V. gaat het evenwel om het belang dat het Amstelgebouw gevrijwaard blijft van de ruimtelijke invloed van de realisering van Blok A. De ingeroepen normen ter verantwoording van de maximaal toegestane geluidsbelasting op de gevels van Blok A hebben niet de strekking deze belangen te beschermen. Daargelaten of deze beroepsgrond zou slagen, laat de Afdeling deze dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit in zoverre om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 18 september 2013, nr. 201301721/1/R6
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Nijrees Noord" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Almelo op 18 december 2012.
Trefwoorden: normen Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 januari 2011 in zaak nr. 201006426/1/R2; www.raadvanstate.nl) kan een belanghebbende die een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan aanvecht dat de oprichting mogelijk maakt van een of meer woningen in het uitzicht van zijn woning, zich ter fine van vernietiging van dat besluit in beginsel niet succesvol beroepen op het niet in acht nemen van de normen van de Wet geluidhinder voor zover het betreft de geluidbelasting ter hoogte van de op te richten woningen.
Uit de plantoelichting volgt dat voor 22 van de voorziene woningen hogere waarden zijn vastgesteld met een maximum van 62 dB vanwege de spoorlijn Almelo - Hengelo. Het onderhavige bestemmingsplan maakt niet de aanleg of verbreding van deze spoorlijn mogelijk, zodat de vaststelling van het bestemmingsplan in zoverre niet leidt tot nadelige geluideffecten voor de woonsituatie van de bewoners waarvan de stichting de belangen behartigt. De Stichting kan zich op grond van het bepaalde in artikel 1.9 van de Chw dan ook niet succesvol beroepen op het niet in acht nemen van de normen van de Wet geluidhinder voor zover het betreft de geluidbelasting vanwege de spoorlijn op de gevel van en binnen de op te richten woningen. Gelet op het vorenstaande kan hetgeen de stichting hieromtrent aanvoert niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, zodat de Afdeling afziet van een verdere bespreking hiervan.

ABRvS, 28 augustus 2013, nr. 201302265/1/R6
Bij besluit van 18 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Rozendaal het bestemmingsplan "De Del" vastgesteld.
Trefwoorden: normen natuurbeschermingswet 1998
Oordeel ABRvS:
In verband met artikel 1.9 van de Chw is van belang om vast te stellen of de door [appellant sub 2 A] en [appellant sub 2 B] ingeroepen normen uit de Nbw 1998 kennelijk niet strekken ter bescherming van hun belangen. [appellant sub 2 A] en [appellant sub 2 B] wonen in de directe nabijheid van het Natura 2000-gebied. Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen in de uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3 strekken de bepalingen van de Nbw 1998 met name tot bescherming van het algemene belang van natuur en landschap. De belangen van [appellant sub 2 A] en [appellant sub 2 B] bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan het Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zijn in dit geval zo verweven met de algemene belangen die de Nbw 1998 beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Nbw 1998 kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.

ABRvS, 24 juli 2013, nr. 201209308/1/R3
Bij besluit van 26 juni 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Aalburg het bestemmingsplan "Nieuwstraat" vastgesteld.
Trefwoorden: goed woon- en leefklimaat, regeling over de toegestane aan huis verbonden beroepen of bedrijven
Oordeel ABRvS:
Voor zover de met de ingeroepen norm verbonden bezwaren betrekking hebben op de in het plan voorziene woningen, betreft het een norm voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij de nieuw te bouwen woningen. Wat er verder ook zij van die belangen in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, de in geding zijnde norm voor het voorkomen van hinder heeft in dit geval niet de strekking de belangen van [appellanten] te beschermen. Voor [appellanten] gaat het in zoverre immers om het belang om gevrijwaard te blijven van de ruimtelijke invloed van de woningbouw. De Afdeling laat de beroepsgronden met betrekking tot de regeling over de toegestane aan huis verbonden beroepen of bedrijven en tot het plandeel met de bestemming Bedrijf" voor het perceel aan de [locatie A], daargelaten of deze beroepsgronden zouden slagen, dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 24 juli 2013, nr. 201300489/1/R4
Bij besluit van 18 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Barendrecht het bestemmingsplan "Sportpark Ziedewij" vastgesteld.
Trefwoorden: ontbreken behoefte woningbouw
Oordeel ABRvS:
Onder verwijzing naar de uitspraak van 18 januari 2012 in zaak nr. 201105439/1/R2 overweegt de Afdeling dat [appellant] zich in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter bescherming van zijn woon- en leefklimaat kan beroepen op het voorkomen van woonbebouwing ter plaatse. In het licht van die afweging kan [appellant] ook het ontbreken van behoefte aan woningbouw in een bepaald prijssegment naar voren brengen.

ABRvS, 24 juli 2013, nr. 201300843/1/R6
Bij besluit van 31 oktober 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Venlo het bestemmingsplan "Trade Port Noord" en het gelijknamige exploitatieplan vastgesteld.
Trefwoorden: Natuurbeschermingswet 1998, bedrijfseconomische belangen bedrijven
Oordeel ABRvS:
De bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) hebben in het bijzonder ten doel om het algemene belang van bescherming van natuur en landschap te beschermen. De normen van de Nbw 1998 strekken kennelijk niet tot bescherming van de bedrijfseconomische belangen van bedrijven zoals [appellante] bij het niet realiseren van het voorziene bedrijventerrein. Het betoog van [appellante] dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de gevolgen voor het in Duitsland gelegen Natura 2000-gebied, wat hier verder ook van zij, kunnen ingevolge artikel 1.9 van de Chw in zoverre niet leiden tot vernietiging van het bestemmingsplan. Daarom ziet de Afdeling af van een inhoudelijke bespreking daarvan.

ABRvS, 22 juli 2013, nr. 201300745/1/R6
Bij besluit van 20 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe het bestemmingsplan "Verbindingsweg Dodewaard" vastgesteld.
Trefwoorden: normen voor geluid en stof, een goed woon- en leefklimaat
Oordeel ABRvS:
[appellante sub 1] beroept zich op normen die omwonenden beschermen tegen overlast in de vorm van geluid en stof. Zij richt zich tegen de voorziene weg omdat deze haar agrarische gronden, waar zij een boomkwekerij exploiteert, doorkruist. [appellante sub 1] heeft geen woning ter plaatse, maar heeft agrarische gronden in gebruik voor de boomkwekerij. De normen voor geluid en stof waar [appellante sub 1] zich op beroept en waarmee invulling wordt gegeven aan de norm van een goede ruimtelijke ordening strekken respectievelijk tot bescherming van het woon- en leefklimaat van omwonenden en tot bescherming van de gezondheid van omwonenden en dus niet ter bescherming van het belang van [appellante sub 1], die niet ter plaatse woont of woningen bezit. De normen met betrekking tot stof- en geluidoverlast strekken dan ook kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellante sub 1], zodat het slagen van deze beroepsgrond gelet op artikel 1.9 van de Chw, zoals dit luidde ten tijde van belang, er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 17 juli 2013, nr. 201301687/1/R6
Bij besluit van 20 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Den Haag het bestemmingsplan "Laakhaven West en Petroleumhaven" vastgesteld.
Trefwoorden: globale karakter bestemming, rechtszekerheid bestaande bedrijven
Oordeel ABRvS:
Ingevolge artikel 1.9 vernietigt de administratieve rechter een besluit niet op de grond, dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dit artikel staat eraan in de weg dat [appellante sub 1] in het kader van een goede ruimtelijke ordening opkomt voor de belangen van andere bedrijven in de omgeving van het plangebied.

ABRvS, 10 juli 2013, nr. 201208348/1/R3
Bij besluit van 26 juni 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Oisterwijk het bestemmingsplan "Scheermanlocatie" vastgesteld en daarnaast besloten geen exploitatieplan vast te stellen .
Trefwoorden: molenbiotoop
Oordeel ABRvS:
Over de beroepsgrond omtrent de bouwhoogte van de woningen in het kader van de windvang van een nabijgelegen molen overweegt de Afdeling dat [appellant] en anderen geen eigenaar zijn van de molen en ook anderszins niet is gebleken dat zij een belang hebben bij deze molen. Het belang van [appellant] en anderen ligt daarin dat zij gevrijwaard blijven van de invloed van woningbouw in hun leefomgeving. De Afdeling is van oordeel dat de gestelde invloed van de bouwhoogte van de in het plangebied voorziene woningen op de windvang van de molen in dit verband kennelijk niet strekt ten behoeve van de bescherming van de belangen van [appellant] en anderen. Het voorgaande leidt ertoe dat de Afdeling dit betoog buiten beschouwing laat, nu artikel 1.9 van de Chw, zoals dit luidde ten tijde van belang, er aan in de weg staat dat het bestreden besluit in zoverre om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 10 juli 2013, nr. 201208101/1/R2
Bij besluit van 29 mei 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Overbetuwe het bestemmingsplan "Elst Centraal, Infra, P+R en Huis der Gemeente" vastgesteld.
Trefwoorden: een goede Ro en blokkering toekomstige uitbreiding functie
Oordeel ABRvS:
De met het betoog van [appellant sub 3] ingeroepen norm dat uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een toekomstige verbreding van het spoor niet zou mogen worden geblokkeerd, strekt kennelijk niet tot bescherming van zijn eigen belang van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn woning en behoud van zijn woonomgeving, maar tot bescherming van belangen van anderen. Nu op grond van artikel 1.9 van de Chw, zoals dit luidde ten tijde van belang, de administratieve rechter een besluit niet vernietigt op de grond, dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept, kan dit betoog niet leiden tot vernietiging van het besluit.

ABRvS, 3 juli 2013, nr. 201300842/1/R6
Bij besluit van 29 november 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Ommen het bestemmingsplan "Wonen Havengebied West Ommen" vastgesteld.
Trefwoorden: categorie-indeling VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten)-brochure "Bedrijven en milieuzonering
Oordeel ABRvS:
De door [appellant] ingeroepen normen voor geluid beogen zowel de belangen van omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat als de belangen van bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen. Deze normen strekken dan ook mede ter bescherming van de belangen van [appellant]. Anders dan de raad naar voren heeft gebracht, staat artikel 1.9 van de Chw in zoverre dan ook niet aan een mogelijke vernietiging van het besluit in de weg.
(Noot red: de appellant is eigenaar van het betreffende bedrijf)

ABRvS, 19 juni 2013, nr. 201210708/1/A4, 201210709/1/A4, 201210711/1/A4, 201210712/1/A4, 201210714/1/A4, 201210745/1/A4, 201210748/1/A4, 201210751/1/A4, 201210752/1/A4
Betreft beroep tegen onder andere het besluit tot ontheffing van de in artikel 9 van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) neergelegde verbodsbepaling door de staatssecretaris van 21 september 2012.
Trefwoorden: flora en fauna (artikel 75, derde lid Flora- en faunawet)
Oordeel ABRvS:
Ten behoeve van het Windpark Noordoostpolder is op grond van de Ffw ontheffing verleend van het verbod op het doden en verwonden van een aantal beschermde vogel- en vleermuissoorten. De ingeroepen normen uit de Ffw strekken tot bescherming van die diersoorten. Het daadwerkelijke belang waarin [appellant sub 1 A], [appellante sub 2] en anderen en [appellant sub 3] en [appellant sub 3 A] dreigen te worden geraakt als gevolg van de realisering van het Windpark Noordoostpolder, is het belang bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving.
Het behoeft niet in alle gevallen op voorhand uitgesloten te worden geacht dat de Ffw met de bescherming van diersoorten tevens bescherming biedt aan het belang bij het behoud van een goede kwaliteit van de directe leefomgeving van omwonenden. Dit geval doet zich echter hier niet voor. Het gaat om een ontheffing op grond van de Ffw ten behoeve van een grootschalig windturbinepark. De diersoorten die in het geding zijn betreffen vliegende vogels en vleermuizen. [appellant sub 1 A], [appellante sub 2] en anderen en [appellant sub 3] en [appellant sub 3 A] wonen op geruime afstand van het op te richten windturbinepark. Niet is gebleken dat met de bescherming van deze vogels en vleermuizen door het niet verlenen van de gevraagde ontheffing tevens de kwaliteit van hun directe leefomgeving in concrete zin wordt beschermd. Daarvoor is een directer verband nodig tussen de kwaliteit van hun directe leefomgeving en de te beschermen vogels en vleermuizen dan waarvan in dit geval kan worden gesproken.
De ingeroepen normen uit de Ffw strekken derhalve kennelijk niet tot bescherming van het belang van [appellant sub 1 A], [appellante sub 2] en anderen en [appellant sub 3] en [appellant sub 3 A]. Dit betekent dat hun betoog over het besluit tot verlening van de Ffw-ontheffing, wat hier verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet kan leiden tot vernietiging van dat besluit. De Afdeling ziet daarom af van een inhoudelijke bespreking van dat betoog.

ABRvS, 12 juni 2013, nr. 201211351/1/R2
Bij besluit van 27 september 2012 heeft de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland het bestemmingsplan vastgesteld.
Trefwoorden: Geluidsnormen Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 8 februari 2012 in zaak nr. 201106658/1/R3 bevatten de hoofdstukken V, VI en VII van de Wet geluidhinder en hoofdstuk 4 van het Besluit geluidhinder - kort weergegeven - een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone rond een industrieterrein of een zone langs een weg of spoorweg, ter zake van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die in de regeling voor de betrokken woningen is vastgelegd. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woningen een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woningen. De regelingen in de Wet geluidhinder strekken ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg maximaal mag optreden. Deze regelingen strekken daarmee, zoals de Afdeling voor zover het artikel 83 van de Wet geluidhinder betreft ook reeds eerder heeft beslist in haar uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3 (www.raadvanstate.nl), tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen.

ABRvS, 5 juni 2013, nr. 201203374/1/R2
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Maasdriel van 26 januari 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2009, Achterstraat Ammerzoden".
Trefwoorden: Goed woon- en leefklimaat in relatie tot overlast voor bedrijven
Oordeel ABRvS:
Gelet op het vorenstaande is het in verband met artikel 1.9 van de Chw van belang om vast te stellen of hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen omtrent geluidhinder strekt ter bescherming van hun belangen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroepen zich op normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen en het verzekerd zijn van de belangen van hun bedrijven. Deze normen hebben, mede omwille van eventuele cumulatie van geluidhinder, de strekking die belangen te beschermen. Gelet hierop staat artikel 1.9 van de Chw er niet aan in de weg dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren dat zij in hun bedrijfsvoeringen zullen worden belemmerd dan wel dat ter plaatse van de voorziene woningen in het plangebied geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 2011, in zaak nr. 201011172/1/R2).

ABRvS, 1 mei 2013, nr. 201205073/1/R2
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan " Nistelrode, Laar-Achterstraat" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Bernheze op 15 maart 2012.
Trefwoorden: richtafstanden uit de VNG-brochure
Oordeel ABRvS:
De door [appellant] en anderen ingeroepen normen betreffen normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw op te richten woningen. Voor [appellant] en anderen gaat het echter om het belang dat zij als omwonenden gevrijwaard blijven van de invloed van de voorziene woningbouw. De in geding zijnde normen voor het voorkomen van milieuhinder hebben kennelijk niet de strekking de belangen te beschermen waarvoor [appellant] en anderen in deze procedure bescherming zoeken. Derhalve kan het betoog van [appellant] en anderen ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.

ABRvS, 3 april 2013, nr. 201209146/1/R3
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Parallelweg 2e fase" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente 's-Hertogenbosch op 26 juni 2012
Trefwoorden: art. 38a Monumentenwet (behoud van monumenten), regels Verordening ruimte Noord-Brabant 2011
Oordeel ABRvS:
Art. 38a Monumentenwet (behoud van monumenten)
Met betrekking tot de beroepsgrond van [appellante sub 2] over het archeologisch onderzoek overweegt de Afdeling, zoals zij eerder heeft overwogen in onder meer haar uitspraak van 24 oktober 2012, in zaak nr. 201202859/1/T1/R1, dat artikel 38a van de Monumentenwet 1988 met name strekt tot het behoud van monumenten van archeologie. Voor [appellante sub 2] gaat het echter om het belang dat zij gevrijwaard blijft van nadelige gevolgen voor haar bedrijfsvoering. Artikel 38a van de Monumentenwet 1988 strekt daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen waarvoor [appellante sub 2] in deze procedure bescherming zoekt. Daargelaten of deze beroepsgrond zou slagen, laat de Afdeling deze dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw, zoals dit luidde ten tijde van belang, er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.
Regels Verordening ruimte Noord-Brabant 2011
Over de beroepsgrond van [appellante sub 1] en anderen en [appellante sub 2] dat het plan in strijd is met voormelde algemene regels overweegt de Afdeling dat deze regels voor EHS(-zoek)gebieden zijn gericht op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden onderscheidenlijk de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone. Deze algemene regels hebben met name ten doel het algemene belang van instandhouding van natuur en landschap te dienen.
De bedrijfsgronden van [appellante sub 1] en anderen en [appellante sub 2] liggen niet in of vlakbij gronden in het plan die deel uitmaken van de EHS en de beoogde verbindingszone. Hieruit vloeit in dit geval voort dat de algemene regels over de EHS en de verbindingszone kennelijk niet strekken tot bescherming van de bedrijfsbelangen van [appellante sub 1] en anderen en [appellante sub 2]. Daargelaten of deze beroepsgrond zou slagen, laat de Afdeling deze dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw, zoals dit luidde ten tijde van belang, er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 27 maart, nr. 201205606/1/R3
Betreft het beroep tegen het bestemmingsplan "De Hasselt II" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Reusel-de Mierden op 28 februari 2012
Trefwoorden: richtafstanden uit de VNG-brochure, geurnormen goed woon- en leefklimaat
Oordeel ABRvS:
Over de beroepsgronden omtrent het niet in acht nemen van richtafstanden uit de VNG-brochure en van geurnormen wordt, onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 2 maart 2011 in zaak nr. 201006859/1/R2 en van 19 januari 2011 in zaak nr. 201006426/1/R2; als volgt overwogen. Deze beroepsgronden hebben geen betrekking op de eigen percelen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], maar betreffen de nieuw voorziene woningen en het voorziene gezondheidscentrum en de daarbij aangehouden afstanden tot het bedrijventerrein en de intensieve veehouderijen. De in de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bedoelde VNG-brochure aanbevolen afstanden zijn indicatieve normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij de voorziene woningen enerzijds en het waarborgen van de belangen van de bedrijven anderzijds. De geurnormen ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij zijn gericht op het garanderen van een aanvaardbaar verblijfsklimaat bij geurgevoelige objecten enerzijds en het waarborgen van de mogelijkheden van de intensieve veehouderijen anderzijds. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zich niet op de in geding zijnde afstanden en geurnormen kunnen beroepen. Voor hen gaat het immers om het belang dat hun directe omgeving gevrijwaard blijft van woningbouw en zijn huidige karakter behoudt. Dat zij, zoals ter zitting is betoogd, naar verwachting al dan niet regelmatig gebruik zullen gaan maken van het voorziene gezondheidscentrum doet aan het voorgaande niet af. Wat er verder ook zij van die belangen in het licht van een goede ruimtelijke ordening, de door hen ingeroepen richtafstanden en geurnormen hebben niet de strekking om hun belangen te beschermen. Daargelaten of deze beroepsgronden zouden slagen, laat de Afdeling deze buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die redenen wordt vernietigd.

ABRvS, 20 maart 2013, nr. 201207376/1/R2
Bij besluit van 16 april 2012 heeft het college van B&W van de gemeente Utrecht hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vastgesteld ten behoeve van een aantal woningen in het plangebied van het bestemmingsplan "Leidsche Rijn Centrum Kern en Zuid".
Trefwoorden: Geluidsnormen Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 8 februari 2012 in zaak nr. 201106658/1/R3) bevatten de hoofdstukken V, VI en VII van de Wet geluidhinder en hoofdstuk 4 van het Besluit geluidhinder (waaronder artikel 4.10 van het Besluit geluidhinder) - kort weergegeven - een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone rond een industrieterrein of een zone langs een weg of spoorweg, ter zake van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woningen is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woningen een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woningen. De regelingen in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder strekken ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg maximaal mag optreden. Deze regelingen strekken daarmee, zoals de Afdeling voor zover het artikel 83 van de Wet geluidhinder betreft ook reeds eerder heeft beslist in haar uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3, tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. De vereniging komt op voor bedrijven die zijn gevestigd op het industrieterrein Lage Weide, dat ten opzichte van het plangebied aan de andere zijde van de rijksweg A2 ligt. Onbetwist is dat zij geen eigenaar is van woningen waarvoor bij het betrokken besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van de vereniging. Gelet op het vorenstaande kan hetgeen de vereniging aanvoert over de vastgestelde hogere waarde voor de voorziene woningen niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen zij ter zake betoogt.
Opmerking: Artikel 83 Wet geluidhinder heeft betrekking op bescherming tegen wegverkeerslawaai.

ABRvS, 13 maart 2013, nr. 201208110/1/R3
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Randweg zundert" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Zundert op 25 juni 2012
Trefwoorden: art. 38a Monumentenwet (behoud van monumenten)
Oordeel ABRvS:
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 november 2011 in zaak nr. 201012799/1/R2) strekt artikel 38a van de Monumentenwet 1988 met name tot het behoud van monumenten van archeologie. Nu het voor [appellant sub 5] gaat om het belang dat hij gevrijwaard blijft van aantasting van zijn woon- en leefklimaat en meer in het algemeen om het belang van het behoud van zijn woonomgeving, strekt dit artikel kennelijk niet tot bescherming van de belangen waarvoor [appellant sub 5] in deze procedure bescherming zoekt. Derhalve kan het betoog van [appellant sub 5], wat daar ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw, zoals dit luidde ten tijde van belang, niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. De Afdeling laat dit betoog daarom buiten beschouwing.

ABRvS, 27 februari, nr. 201206854/1/R4
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "De Zevenster" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Zuidplas op 30 mei 2012.
Trefwoorden: goed woon- en leefklimaat in relatie met geluid
Oordeel ABRvS:
[appellant sub 1] woont in de omgeving van het plangebied. De door hem bedoelde geluidnormen zijn van toepassing op het nieuw op te richten woon-zorgcomplex en de nieuw op te richten woningen op gronden waarop hij geen rechten heeft. Deze normen, die zijn opgenomen uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwbouw, strekken kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 1]. De beroepsgrond over de opgenomen geluidnormen voor de te bouwen woningen kan daarom gelet op artikel 1.9 van de Chw niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit en blijft om die reden buiten beschouwing.

ABRvS, 20 februari 2013, nr. 201208192/1/R3
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan bestemmingsplan "Putstraat 1" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Waalwijk op 28 juni 2012.
Trefwoorden: Archeologie, normen Besluit externe veiligheid Inrichtingen, goede ruimtelijke ordening in relatie met o.a. luchtkwaliteit, geur, geluid, bodemkwaliteit, Mer-beoordeling
Oordeel ABRvS:
Archeologie
Ingevolge artikel 38a van de Monumentenwet 1988 houdt de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Artikel 38a van de Monumentenwet 1988 strekt met name tot het behoud van monumenten van archeologie. Artikel 38a van de Monumentenwet 1988 strekt daarom kennelijk niet tot bescherming van het belang van [appellant] om gevrijwaard te blijven van de ruimtelijke invloeden van het appartementencomplex.
normen Besluit externe veiligheid Inrichtingen
Verder betreffen de door [appellant] ingeroepen normen van het Bevi ter verantwoording van het groepsrisico normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij het nieuw te bouwen appartementencomplex. Het betoog van [appellant] heeft geen betrekking op zijn eigen perceel en hij ondervindt voorts geen externe veiligheidsrisico's van de door het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen.
Daargelaten of deze beroepsgronden zouden slagen, laat de Afdeling deze dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.
goede ruimtelijke ordening in relatie met o.a. luchtkwaliteit, geur, geluid, bodemkwaliteit
Artikel 1.9 van de Chw staat er niet aan in de weg dat belanghebbenden zich in rechte op de norm van een goede ruimtelijke ordening kunnen beroepen ten einde een vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te bewerkstelligen voor zover die norm betrekking of mede betrekking heeft op hun eigen belangen. Nu [appellant] de hiervoor genoemde beroepsgronden over de aspecten luchtkwaliteit, geur, geluid, bodemkwaliteit en aan te houden afstanden en de overige beroepsgronden over externe veiligheid heeft aangevoerd met het oog op de bescherming van de belangen van de bewoners van het appartementencomplex, kan hij zich in zoverre niet op de norm van een goede ruimtelijke ordening beroepen. Daargelaten of deze beroepsgronden zouden slagen, laat de Afdeling deze dan ook eveneens buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.
Voor zover de raad een verdergaand beroep heeft gedaan op artikel 1.9 van de Chw, gaat dat niet op, nu de met de overige beroepsgronden ingeroepen normen strekken tot de bescherming van de belangen van [appellant]. De overige beroepsgronden zullen hierna dan ook inhoudelijk worden besproken.
Noot red.: Deze overige beroepsgronden gaan over merbeoordeling, behoefte en noodzaak/verpaupering, flora en fauna, parkeren en ontsluiting, geluidoverlast van de nieuwe ontwikkeling (appartementencomplex), bezonning, groenvoorziening en welstand en duurzaam bouwen.

ABRvS, 20 februari 2013, nr. 201208285/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit "hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor het te bouwen appartementencomplex aan de Putstraat 1 binnen de geluidszone van de Putstraat" zoals vastgesteld door het college van B&W van de gemeente Waalwijk op 8 juni 2012.
Trefwoorden: Geluidsnormen Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
De regeling in artikel 83 van de Wgh strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee, zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3), tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. Niet in geschil is dat [appellant], die woont tegenover het te bouwen appartementencomplex waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld, niet woonachtig zal zijn in dat appartementencomplex. Evenmin is gebleken dat hij een appartement in dat complex heeft gekocht. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant].

ABRvS, 20 februari 2013, 201205530/1/R2
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Uitweg-Uitbreiding" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Lopik op 27 maart 2012.
Trefwoorden: Afstandnorm VNG-brochure
Oordeel ABRvS:
[appellanten] beroepen zich op de afstandsnorm die in de VNG-brochure is opgenomen voor de categorie bedrijven waartoe het bedrijf van [appellante] behoort. Zij betogen dat het bedrijf niet aan die afstandsnorm voldoet. De in de VNG-brochure aanbevolen afstanden betreffen indicatieve normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij nieuwe woningen enerzijds en het waarborgen van de belangen van een bedrijf anderzijds. Het voorgaande en hetgeen hiervoor in 4.10 is overwogen leidt tot het oordeel dat [appellanten] zich niet op de door hen gestelde afstandsnorm, wat daar ook van zij, kunnen beroepen. Voor [appellanten] gaat het immers om het belang dat zij gevrijwaard blijven van de aantasting van hun uitzicht en privacy en meer in het algemeen om het belang van het behoud van hun woonomgeving en de waarde van hun woningen. De afstandsnorm waarop [appellanten] zich beroepen heeft niet de strekking die belangen te beschermen. Daargelaten of deze beroepsgrond zou slagen, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd, laat de Afdeling dit betoog buiten beschouwing.

ABRvS, 6 februari 2013, nr. 201113172/1/R1
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Stadshart Centrum 2010" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Den Helder op 26 september 2011
Trefwoorden: Artikel 3.3.1 Bro en Besluit geluidhinder, Geluidsnormen Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Geluidsnormen Wet geluidhinder
2.12.3 Aan de gronden van het Molenplein waarop de woningen zijn voorzien, is onder meer de aanduiding "geluidzone - industrie" toegekend. De regeling in artikel 45, in samenhang bezien met artikel 110a, van de Wgh, strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting bij de te bouwen woningen vanwege het industrieterrein maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. Onbetwist is dat [appellant sub 3], woonachtig in de omgeving van het Molenplein waar woningen worden gerealiseerd ten aanzien waarvan voor fase 2 en fase 3 hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 45, in samenhang bezien met artikel 110a, van de Wgh, niet woonachtig is in een woning waarvoor ten behoeve van het plan hogere waarden zijn vastgesteld, noch eigenaar is van een woning waarvoor ten behoeve van het plan hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 3]. Gelet hierop kan hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd, wat hier verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
Artikel 3.3.1 Bro en Besluit geluidhinder
[..] 2.15.1 Ingevolge artikel 3.3.1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro), voor zover hier van belang, geeft het bestemmingsplan voor zover de uitvoering van de Wgh zulks vereist, de ligging en de afmetingen aan van woningen die zijn gelegen binnen de zone van een weg of spoorweg als bedoeld in de Wgh.
2.15.2. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat een onlosmakelijke samenhang tussen de in artikel 3.3.1, eerste lid, van het Bro opgenomen verplichtingen waar de VVE zich op beroept en de normen van het Besluit geluidhinder ten aanzien van de geluidbelasting ter hoogte van de op te richten woningen. De VVE beroept zich op het belang van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te ontwikkelen woningen die binnen de geluidzone - spoor en geluidzone - weg zijn gelegen. Dit belang, wat hier verder van zij, regardeert de toekomstige bewoners van de nieuw te ontwikkelen woningen, en niet de VVE. Gelet hierop is de Afdeling, mede onder verwijzing naar hetgeen onder 2.7.1. en 2.7.2. is overwogen, van oordeel dat de VVE zich ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet op de normen van het Besluit geluidhinder ten aanzien van de geluidbelasting ter hoogte van de op te richten woningen kan beroepen.
Geluidsnormen Wet geluidhinder
[..]2.16.2 De door de VVE ingeroepen normen voor geluid betreffen normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat in de in het plan voorziene woningen. Zoals hiervoor reeds is overwogen, gaat het voor de VVE echter om het belang van de bewoners van het appartementencomplex van het behoud van de woonomgeving. De door de VVE ingeroepen normen hebben niet de strekking dat belang te beschermen. Gelet hierop kan het betoog van de VVE, wat daar verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. De Afdeling laat dit betoog daarom buiten inhoudelijke bespreking.

ABRvS, 6 februari 2013, nr. 201201553/1/R1
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Dorpskernen 2011" zoals vastgesteld en het besluit geen exploitatieplan vast te stellen door de raad van de gemeente Zeevang op 13 september 2011
Trefwoorden: archeologie
Oordeel ABRvS:
De Afdeling overweegt dat deze beroepsgrond van [appellant sub 2] en anderen ten aanzien van het aspect archeologie betrekking heeft op artikel 38a van de Monumentenwet 1988. Deze bepaling strekt in het bijzonder tot het behoud van monumenten van archeologie. Voor [appellant sub 2] en anderen gaat het echter om het belang dat zij gevrijwaard blijven van aantastingen van hun woon- en leefklimaat en om het behoud van hun woonomgeving. Artikel 38a van de Monumentenwet 1988 strekt daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen waarvoor [appellant sub 2] en anderen in deze procedure bescherming zoeken. Daargelaten of deze beroepsgrond wat betreft het aspect archeologie zou slagen, laat de Afdeling deze beroepsgrond in zoverre dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 6 februari 2013, nr. 201209844/1/R4
Betreft beroep tegen het tracébesluit "N31 Traverse Harlingen" zoals vastgesteld door de minister van Infrastructuur op 20 augustus 2012
Trefwoorden: natuurbeschermingswet 1998
Oordeel ABRvS:
De bepalingen van de Nbw 1998 hebben met name ten doel om het algemene belang van bescherming van natuur en landschap te beschermen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2011 in zaak nr. 201008514/1/M3 volgt dat de belangen van omwonenden bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met de algemene belangen die de Nbw 1998 beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Nbw 1998 kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.
Naar het oordeel van de Afdeling strekken de ingeroepen normen van de Nbw 1998 kennelijk niet tot bescherming van de bedrijfseconomische belangen van [appellanten] en anderen bij het behoud van een aansluiting op de N31. Nu de Almenumerweg niet in de onmiddellijke nabijheid van het Natura 2000-gebied of de EHS ligt, bestaat ook geen duidelijke verwevenheid van de individuele belangen bij het behoud van een goede kwaliteit van de directe omgeving met de algemene belangen die de Nbw 1998 beoogt te beschermen. Gelet op het bepaalde in artikel 1.9 van de Chw, zoals dit luidde ten tijde van belang, kan hetgeen over de passende beoordeling of de invloed op het Natura 2000-gebied en de EHS hebben aangevoerd reeds hierom niet tot vernietiging van de bestreden besluiten leiden.

ABRvS, 30 januari 2013, nr. 201208418/1/R4
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Zorgvliet (Eurojust)" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Den Haag op 5 juli 2012.
Trefwoorden: financiële uitvoerbaarheid
Oordeel ABRvS:
De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant sub 7 A] aldus dat zij zich richt tegen het niet vaststellen van financiële delen van een exploitatieplan en dat zij zich in dit verband beroept op artikel 6.12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro. [...] Verder kan op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting worden vastgesteld dat [appellant sub 7 A] ook anderszins niet rechtstreeks gevolgen zal ondervinden van het door haar bestreden besluit tot het niet vaststellen van financiële delen van een exploitatieplan. Hieruit en uit het beroep leidt de Afdeling af dat de beroepsgrond met betrekking tot artikel 6.12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro in wezen niet is gericht tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan zelf, maar tegen de gevolgen daarvan voor de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan (vgl. de uitspraak van 15 februari 2012 in zaak nr. 201011643/1/R2). [...] Artikel 6.12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro strekt dan ook kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 7 A] bij de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Gelet hierop en in aanmerking genomen hetgeen de Afdeling heeft overwogen in overweging 2.4.3. van haar uitspraak van 19 januari 2011, zaak nr. 201006426/1/R2, kan het beroep van [appellant sub 7 A] op artikel 6.12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wro ingevolge artikel 1.9 van de Chw er niet toe leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd. Gelet hierop laat de Afdeling dit betoog buiten beschouwing.

ABRvS, 23 januari 2013, nr. 201206033/1/T1/R2
Betreft tussenuitspraak in het beroep tegen het hogere waarden-besluit van 17 april 2012, het Herontwikkeling locatie Wim Sonneveldschool Oog in Al" van 19 april 2012, de omgevingsvergunning voor het slopen van de opstallen van een school en het kappen van 16 bomen voor het adres Franz Schubertstraat 30 van 26 april 2012 en de omgevingsvergunning voor het bouwen van 14 woningen, een parkeergarage en het wijzigen en vergroten van de commerciële ruimten van 26 april 2012, zoals vastgesteld door het college of de raad van de gemeente Utrecht.
Trefwoorden: Geluidsnormen Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3), strekt de regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden en strekt deze regeling daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. Niet in geschil is dat appellanten niet woonachtig zijn in woningen waarvoor bij het bestreden besluit va 17 april 2012 hogere waarden zijn vastgesteld, noch eigenaar zijn van woningen waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot de bescherming van de belangen van deze appellanten.

ABRvS, 16 januari 2013, nr. 201208377/1/A1
Betreft: beroep tegen de omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een TT-Institute (Technicians Training Institute) op het perceel De Haar, kavel 12 (gebouw 6, TT-World) te Assen zoals vastgesteld door het college van B&W van de gemeente Assen op 29 mei 2012
Trefwoorden: verplicht overleg art 3.1.1 Bro, geluidhinder leerlingen
Oordeel ABRvS:
verplicht overleg art 3.1.1 Bro
Voor zover TT Hotel Vastgoed betoogt dat in de ruimtelijke onderbouwing niet is vermeld dat overleg heeft plaatsgehad met bijvoorbeeld de provincie en de betrokken waterschappen, wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 1.9 van de Chw vernietigt de administratieve rechter een besluit niet op de grond, dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 19 januari 2011 in zaak nr. 201006426/1/R2 (www.raadvanstate.nl) kan uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel van de Chw (Kamerstukken II 2009/10, 32 127, nr. 3, blz. 49) worden afgeleid dat de wetgever met artikel 1.9 van de Chw de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en de daadwerkelijke (of: achterliggende) reden om een besluit in rechte aan te vechten en dat de bestuursrechter een besluit niet moet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die niet strekt tot bescherming van een belang waarin de eisende partij feitelijk dreigt te worden geschaad. Daargelaten de vraag of in onderhavig geval de verplichting tot overleg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro is geschonden, overweegt de Afdeling dat deze bepaling kennelijk niet strekt ter bescherming van de belangen van TT Hotel Vastgoed, zodat artikel 1.9 van de Chw in zoverre aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg staat.
geluidhinder leerlingen
Voor zover TT Hotel Vastgoed betoogt dat het college ten onrechte geen voorschriften aan de omgevingsvergunning heeft verbonden die betrekking hebben op de te verwachten geluidsoverlast voor leerlingen van het TT-Institute door activiteiten op het TT-Circuit, nu de geluidsnormen worden overschreden, wordt, onder verwijzing naar overweging 6.2, overwogen dat de hiervoor door haar gestelde geluidsnormen niet kennelijk strekken tot bescherming van haar belangen. Gelet hierop kan hetgeen TT Hotel Vastgoed aanvoert niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen terzake is aangevoerd.

ABRvS, 9 januari 2013, nr. 201107805/1/R4
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Baronie" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn op 26 mei 2011.
Trefwoorden: beperking bedrijfsmogelijkheden
Oordeel ABRvS:
Voor zover Rova opkomt voor haar eigen belangen, stelt de Afdeling vast dat de dichtstbijzijnde nieuwbouwwoningen op ongeveer 300 meter van het perceel van Rova zullen worden gerealiseerd. Op het perceel van Rova mag ingevolge de bestemming die in "het wijzigingsplan Eikenlaan 227a" aan het perceel is toegekend, ten hoogste een zogenoemd categorie 3-bedrijf worden gevestigd. Gelet op deze omstandigheden heeft Rova niet aannemelijk gemaakt dat de bedrijfsmogelijkheden op haar perceel als gevolg van de in het plan voorziene ontwikkelingen worden beperkt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat op minder dan 300 meter van het perceel van Rova reeds woningen zijn gevestigd, welke naar kan worden aangenomen reeds een belemmering van de bedrijfsmogelijkheden vormen.

ABRvS, 19 december 2012, nr. 201203175/1/R4
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Gramsbergerstraat, Coevorden" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Coevorden op 7 februari 2012
Trefwoorden: Bedrijf als appellant en goed woon- en leefklimaat, cumulatie geluid
Oordeel ABRvS:
Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 19 januari 2011 in zaak nr. 201006426/1/R2 kan uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel van de Chw (Kamerstukken II 2009/10, 32 127, nr. 3, blz. 49) worden afgeleid dat de wetgever met artikel 1.9 van de Chw de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en de daadwerkelijke (of: achterliggende) reden om een besluit in rechte aan te vechten en dat de bestuursrechter een besluit niet moet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die niet strekt tot bescherming van een belang waarin de eisende partij feitelijk dreigt te worden geschaad. Met de in het bestemmingsplan aangehouden afstand tussen het bedrijf van Smurfit en de nieuwe woningen wordt beoogd zowel de belangen van de omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat als het belang van het bedrijf bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen. Nu Smurfit door de bouw van de woningen mogelijk geconfronteerd zal worden met klachten over milieuhinder, staat artikel 1.9 Chw er niet aan in de weg dat hij aanvoert dat in het plangebied geen goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Het beroep is gegrond.

ABRvS, 12 december 2012, nr. 201206363/1/T1/R4
Betreft tussenuitspraak in het beroep tegen het bestemmingsplan "Hoek Oud Bodegraafseweg-Overtocht" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk op 26 april 2012.
Trefwoorden: Bedrijf als appellant en goed woon- en leefklimaat
Oordeel ABRvS:
Aan artikel 1.9 van de Chw kan, blijkens de tekst ervan, slechts toepassing worden gegeven indien de betrokken regel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 19 januari 2011, 201006426/1/R2, kan uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel van de Chw (Kamerstukken II 2009/10, 32 127, nr. 3, blz. 49) worden afgeleid dat de wetgever met artikel 1.9 van de Chw de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en de daadwerkelijke (of: achterliggende) reden om een besluit in rechte aan te vechten en dat de bestuursrechter een besluit niet moet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die niet strekt tot bescherming van een belang waarin de eisende partij feitelijk dreigt te worden geschaad.
De door [appellante] ingeroepen normen voor geluid beogen zowel de belangen van omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat als de belangen van bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen. Deze normen strekken dan ook mede ter bescherming van de belangen van [appellante]. Anders dan de raad naar voren heeft gebracht, staat artikel 1.9 van de Chw in zoverre dan ook niet aan een mogelijke vernietiging van het besluit in de weg.

ABRvS, 12 december 2012, nr. 201112659/1/R4
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Hernesseroord" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Middelharnis op 6 oktober 2011.
Trefwoorden: planologische mogelijkheden
Oordeel ABRvS:
Voor zover de raad betoogt dat artikel 1.9 van de Chw zich ertegen verzet dat [appellante] zich beroept op de maximale planologische mogelijkheden van andere bedrijven, wordt overwogen dat het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit erin is gelegen dat de raad in het plan is uitgegaan van verkeerde uitgangspunten ten aanzien van de situatie van [appellante], en dat het besluit daarom niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog van de raad, wat daarvan ook zij, kan gelet daarop geen aanleiding geven voor het in stand laten van het besluit in zoverre.

ABRvS, 5 december 2012, nr. 201107432/3/R3
Betreft beroep tegen het bestemmingsplan "Hoge Hoek" zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Tilburg op 11 april 2011.
Trefwoorden: externe veiligheid transport gevaarlijke stoffen, goed woon- en leefklimaat
Oordeel ABRvS:
Het betoog van [appellant] omtrent veiligheid heeft betrekking op de normen voor het beperken van de eventuele risico's van het plan voor de toekomstige bewoners van de voorziene nieuwe woningen. Voor [appellant] gaat het echter om het belang gevrijwaard te blijven van de invloed van de nieuwbouw op zijn bedrijfsvoering. De in geding zijnde normen voor veiligheidsrisico's voor de nieuw op te richten woningen ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen over het spoor hebben evenwel niet de strekking dat belang te beschermen. Het betoog van [appellant] kan er gelet op artikel 1.9 van de Chw niet toe leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd. De Afdeling laat dit betoog daarom buiten beschouwing.

ABRvS, 5 december 2012, nr. 201206031/1/R2
Betreft beroep tegen het inpassingsplan "Millingerwaard (uitplaatsing [appellante])" zoals vastgesteld door provinciale staten van Gelderland op 25 april 2012.
Trefwoorden: cultuurhistorische waarden
Oordeel ABRvS:
Het niet als zodanig bestemmen in de bouwregels brengt naar het oordeel van de Afdeling met zich dat wordt beoogd dat de bebouwing binnen de planperiode dient te verdwijnen. Dit verdraagt zich echter niet met het standpunt van provinciale staten ter zitting dat het verwijderen van de bebouwing ook niet aan de orde is. Door enkel te volstaan met het opnemen van de doeleindenomschrijving in artikel 3, lid 3.1, van de planregels en het niet als zodanig opnemen van de bedoelde bebouwing in de bouwregels, hebben provinciale staten gehandeld in strijd met de bij een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.3. is overwogen is van belang om vast te stellen of de door [appellante] ingeroepen normen kennelijk niet strekken ter bescherming van haar belangen, als bedoeld in artikel 1.9 van de Chw.
Het algemeen belang gediend met behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing valt samen met het belang van [appellante] als eigenaresse. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de door haar ingeroepen norm - die betrekking heeft op hetgeen een goede ruimtelijke ordening op dit punt vereist - kennelijk niet strekt tot bescherming van haar belangen. Naar het oordeel van de Afdeling staat artikel 1.9 van de Chw derhalve niet in de weg aan een vernietiging op dit punt.

ABRvS, 28 november 2012, nr. 201112957/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 6 oktober 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Veemarkt".
Trefwoorden: Goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid en luchtkwaliteit, risicocontouren LPG-tankstation, overstromingsgevaar
Oordeel ABRvS:
De BAU heeft blijkens haar statuten tot doel "het bevorderen van de instandhouding van de automarkt te Utrecht (bij voorkeur op het Veemarktterrein te Utrecht) en het verrichten van al hetgeen bijdraagt tot het optimaal functioneren daarvan (...)". De leden van de BAU organiseerden wekelijks een automarkt in de Veemarkthallen. Het gaat de BAU en anderen derhalve om het belang dat het Veemarktterrein gebruikt kan blijven worden voor de automarkt die de leden organiseerden en om gevrijwaard te blijven van ander gebruik van dit terrein. De ingeroepen normen voor de luchtkwaliteit en de geluidkwaliteit ter hoogte van de nieuw te bouwen woningen, de ingeroepen norm dat vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet binnen de risicocontouren rond het LPG-tankstation in het zuiden van het plangebied gebouwd zou mogen worden en niet gebouwd zou mogen worden op plaatsen waar een risico van overstroming bestaat, strekken kennelijk niet tot bescherming van het eigen belang van de BAU en anderen zoals hiervoor omschreven, maar tot bescherming van belangen van anderen. De beroepsgronden die hierop betrekking hebben kunnen daarom gelet op artikel 1.9 van de Chw niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit en blijven om die reden buiten beschouwing.

ABRvS, 28 november 2012, nr. 201112959/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 3 oktober 2011 tot vaststelling van hogere waarden krachtens artikel 83 Wgh voor nieuwe woningen op het voormalige Veemarktterrein.
Trefwoorden: Normering Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3) bevat afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder - kort weergegeven en voor zover hier van belang - een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woning is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woning een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woning.
De regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. Onbetwist is dat de BAU en anderen woonachtig zijn in noch eigenaren zijn van woningen waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van de BAU en anderen. Gelet op het vorenstaande kan hetgeen de BAU en anderen aanvoeren over de vastgestelde hogere waarden niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen zij ter zake aanvoeren.

ABRvS, 28 november 2012, nr. 201205614/1/R2
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Middelburg van 16 april 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "compagnieplein".
Trefwoorden: veilige en optimale woonomgeving zorgappartementen
Oordeel ABRvS:
Het belang van een veilige en optimale omgeving voor patiënten van zorgappartementen strekt ter bescherming van de belangen van degenen die deze zorgappartementen zullen bewonen en niet ter bescherming van omwonenden. [appellant] en anderen zijn omwonenden en voorts geen eigenaar van de gronden waarop is beoogd de zorgappartementen te realiseren. Het belang van een veilige en optimale omgeving voor patiënten van de beoogde te realiseren zorgappartementen strekt daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant] en anderen. Derhalve kan het betoog van [appellant] en anderen, wat hier verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.

ABRvS, 21 november 2012, nr. 201204896/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Veghel van 29 maart 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Veghels Buiten-Erpseweg Zuid".
Trefwoorden: Goed woon- en leefklimaat in relatie tot geur
Oordeel ABRvS:
Voor zover de met de ingeroepen norm (red: geurcontour in verband met het bestaande agrarische bedrijf ) verbonden bezwaren betrekking hebben op de voorziene woningen binnen het plandeel met de bestemming "Woongebied - Erf" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2300", betreft het een norm voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij de nieuw op te richten woningen. Wat er verder ook zij van die belangen in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, de in geding zijnde norm voor het voorkomen van geurhinder heeft in dit geval niet de strekking de belangen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] te beschermen. Voor [appellant sub 2] en [appellant sub 3] gaat het in zoverre immers om het belang om gevrijwaard te blijven van de ruimtelijke invloed van de woningbouw. De Afdeling laat deze beroepsgrond met betrekking tot het plandeel met de bestemming "Woongebied - Erf" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2300", daargelaten of deze beroepsgrond zou slagen, dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 14 november 2012, nr. 201201160/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Rucphen van 3 november 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kaaistraat".
Trefwoorden: Artikel 3.3.1 Bro en Besluit geluidhinder, Afstandnorm VNG-brochure
Oordeel ABRvS:
Artikel 3.3.1 Bro en Besluit geluidhinder
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 8 februari 2012 in zaak nr. 201100875/1/R2), strekt artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro kennelijk niet ter bescherming van de belangen van de individuele inwoners van een betrokken gemeente. De Afdeling laat deze beroepsgrond, daargelaten of deze beroepsgrond ook zou slagen, dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.
Afstandnorm VNG-brochure
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voeren bezwaren aan met betrekking tot hinder voor de in het plan voorziene woningen en de bestaande woningen binnen de in de brochure aanbevolen afstand van 30 m tot het plangebied als gevolg van een buiten het plangebied bestaand akkerbouw- en fruitteeltbedrijf en het wegverkeerslawaai op de Kozijnenhoek. De met de ingeroepen normen verbonden bezwaren hebben geen betrekking op het eigen belang van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2], maar alleen op de bedoelde voorziene woningen binnen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de bestaande woningen binnen de in de brochure aanbevolen afstand van 30 m tot het plangebied. Het betreffen normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij deze woningen. Wat er verder ook zij van die belangen in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, de in geding zijnde norm voor het voorkomen van hinder heeft in dit geval niet de strekking hun belangen te beschermen. De Afdeling laat deze beroepsgrond, daargelaten of deze beroepsgrond zou slagen, dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 7 november 2012, nr. 201200978/1/R4
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 24 november 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan"DWL-de Esch".
Trefwoorden: Goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid,wateroverlast, Veiligheidsrisico's van LPG-transporten en normering veiligheidrisico's binnenvaartschepen verordening Ruimte
Oordeel ABRvS:
Goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid
De Afdeling begrijpt het beroep van [appellant sub 2] aldus dat hij betoogt dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de raad een onzorgvuldig tot stand gekomen akoestisch onderzoek aan het plan ten grondslag heeft gelegd. In het akoestisch rapport is de geluidbelasting berekend ter plaatse van de voorziene geluidgevoelige bestemmingen. [appellant sub 2] beroept zich op het belang van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van de nieuw te ontwikkelen woningen in het plangebied. Dit belang regardeert de toekomstige eigenaren en bewoners van de nieuw te ontwikkelen woningen en niet het belang van [appellant sub 2]. Nu de door [appellant sub 2] ingeroepen norm, te weten dat qua geluid in een goed woon- en leefklimaat moet worden voorzien, kennelijk niet strekt ter bescherming van het woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn eigen woning, maar ter plaatse van de nieuw te ontwikkelen woningen, kan het door hem betoogde op grond van artikel 1.9 van de Chw niet leiden tot vernietiging van het besluit.
Veiligheidsrisico's van LPG-transporten
Het door [appellant sub 2] onvoldoende geachte onderzoek heeft betrekking op met name de naleving van de normen voor het beperken van de veiligheidsrisico's als gevolg van de LPG-transporten in het plangebied. [appellant sub 2] kan zich, teneinde een vernietiging van het besluit tot vaststelling van het plan te bewerkstelligen, slechts beroepen op deze normen, indien het plan ontwikkelingen mogelijk maakt waarvan hij - in dit geval -veiligheidsrisico's als gevolg van de LPG-transporten ter plaatse van zijn woning zou kunnen ondervinden. Voor [appellant sub 2] gaat het echter niet om de bescherming van zijn eigen belang, maar om de bescherming van de belangen van anderen, zodat hij zich gezien artikel 1.9 van de Chw niet op deze normen kan beroepen en het betoog niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Normering Veiligheidrisico's binnenvaartschepen met gevaarlijke stoffen uit de Verordening Ruimte
De door Nautilus en [appellant sub 2] ingeroepen norm uit de Verordening Ruimte strekt ertoe te voorkomen dat het plan een onnodig veiligheidsrisico in verband met de aanwezigheid van binnenvaartschepen met gevaarlijke stoffen in het leven roept ter plaatse van de voorziene woonvoorziening aan de [locatie 2]. Voor Nautilus en [appellant sub 2] gaat het echter om het belang dat hun percelen gevrijwaard blijven van de ruimtelijke invloed van de voorziene woonvoorziening. De ingeroepen norm in de Verordening Ruimte heeft kennelijk niet de strekking dit belang te beschermen. Gelet hierop wordt overwogen dat het betoog van Nautilus en [appellant sub 2], wat hier verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
Goed woon- en leefklimaat in relatie met wateroverlast
De Afdeling begrijpt het beroep van [appellant sub 2] aldus dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de mogelijke wateroverlast ter plaatse van de voorziene woonvoorziening onvoldoende bij de vaststelling van het plan is betrokken. De met dit betoog van [appellant sub 2] ingeroepen norm dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet gebouwd moet worden op plaatsen waar risico van wateroverlast bestaat, strekt kennelijk niet tot bescherming van zijn eigen belang van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn woning, maar tot bescherming van belangen van anderen. Gelet op artikel 1.9 van de Chw kan dit betoog niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

ABRvS, 31 oktober 2012, nr. 201202370/1/R1
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer van 24 november 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Greenpark Aalsmeer, deelgebieden 9 en 10" en het gelijknamige exploitatieplan.
Trefwoorden: goed woon- en leefklimaat hotel
Oordeel ABRvS:
De Afdeling overweegt dat de beroepsgrond van [appellant sub 2] en anderen ten aanzien van het woon- en leefklimaat van het voorziene migrantenhotel alleen ziet op de bescherming van het woon- en leefklimaat voor de gasten van het voorziene migrantenhotel en geen betrekking heeft op hun eigen gronden. Deze beroepsgrond strekt derhalve kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 2] en anderen. Daargelaten of deze beroepsgrond zou slagen, laat de Afdeling deze dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 24 oktober 2012, nr. 201202859/1/T1/R1
Betreft een tussenuitspraak in het kader van het beroep tegen het besluit van 2 februari 2012 van de gemeenteraad tot vaststelling van het bestemmingsplan "Stationsomgeving Hanzelijn".
Trefwoorden: Normering Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, Parkeernormen, Geluidsonderzoek
Oordeel ABRvS:
Normering Circulaire Risicinormering vervoer gevaarlijke stoffen
Deze beroepsgrond ziet op de normen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De met deze normen verbonden bezwaren hebben geen betrekking op de percelen van [appellant sub 2] en anderen. De door [appellant sub 2] en anderen ingeroepen normen betreffen normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat in de nieuw op te richten woningen. Voor [appellant sub 2] en anderen gaat het evenwel om het belang dat de aan het plangebied grenzende gronden gevrijwaard blijven van de invloed van woningbouw. De ingeroepen normen ter verantwoording van het groepsrisico hebben niet de strekking deze belangen te beschermen. Daargelaten of deze beroepsgrond zou slagen, laat de Afdeling deze dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.
Parkeernormen
De Afdeling acht evenwel niet uitgesloten dat [appellant sub 2] en anderen gevolgen zullen ondervinden van een eventueel tekort aan parkeerplaatsen in het plangebied, nu de straten Aïda en Kwint nabij het plangebied liggen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het vereiste van voldoende parkeerruimte in het kader van een goede ruimtelijke ordening kennelijk niet strekt ter bescherming van de belangen van [appellant sub 2] en anderen. Artikel 1.9 van de Chw staat derhalve niet in de weg aan een vernietiging van het bestreden besluit om deze reden.
Geluidsonderzoek
De Afdeling overweegt dat in de notitie de geluidbelasting op de woningen van [appellant sub 2] en anderen als gevolg van de N50 en de spoorlijn is onderzocht. De bezwaren van [appellant sub 2] en anderen die op de notitie zien strekken derhalve ter bescherming van hun eigen belangen, zodat artikel 1.9 van de Chw niet in de weg staat aan een vernietiging van het bestreden besluit om deze reden.

ABRvS, 24 oktober 2012, nr. 201200959/1/R1
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Zandvoort van 14 december 2011 tot vaststelling van het bestemmingspark "Louis Davidscarré".
Trefwoorden: daglichttoetreding
Oordeel ABRvS:
Het belang van voldoende daglichttoetreding in een woning strekt ter bescherming van de belangen van degene die deze woning bewoont. [appellant sub 5] is geen eigenaar van de gronden voor de EMM-locatie of van een van de ter plaatse te realiseren woningen. Het belang van voldoende daglichttoetreding in de woningen op de EMM-locatie strekt daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 5]. Derhalve kan het betoog van [appellant sub 5], wat hier verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.

ABRvS, 24 oktober 2012, nr. 201112331/1/T1/R4
Betreft tussenuitspraak in het kader van beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Rijswijk van 27 september 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Sion-'t Haantje" en het gelijknamige exploitatieplan.
Trefwoorden: Goed woon- en leefklimaat in relatie tot veiligheidscontour bedrijf en geur, Artikel 3.3.1 Bro en Besluit geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Goed woon- en leefklimaat in relatie tot veiligheidscontour
De Vereniging en [appellant sub 6] beroepen zich op artikel 16, lid 16.2, onder l, van de planregels in samenhang met artikel 23, lid 23.5, van de planregels. Deze artikelen zijn opgenomen in de planregels ter bescherming van het woon- en leefklimaat rondom de munitieopslagplaats ter plaatse van de nieuw op te richten woningen binnen de bestemming "Wonen-Uit te werken-2". De Vereniging en [appellant sub 6] hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij belang hebben bij een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw op te richten woningen. Het belang van de Vereniging en [appellant sub 6] is gelegen in het behoud van het volkstuinencomplex. Nu de door de Vereniging en [appellant sub 6] ingeroepen normen kennelijk niet strekken ter bescherming van hun belangen kan het door hen betoogde op grond van artikel 1.9 van de Chw niet leiden tot vernietiging van het besluit. De Afdeling laat inhoudelijke bespreking van dit betoog dan ook achterwege.
Goed woon- en leefklimaat in relatie tot geur
De Vereniging en [appellant sub 5] beroepen zich op het belang van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw te ontwikkelen woningen binnen de bestemming "Wonen-Uit te Werken-2" (noot red: het gaat hier om het niet voldoen aan geurnomen bij de nieuwe woningen). Dit belang regardeert de toekomstige bewoners van de nieuw te ontwikkelen woningen, en niet de Vereniging en [appellant sub 5]. Hun belang is gelegen in het behoud van het volkstuinencomplex. Gelet hierop is de Afdeling mede onder verwijzing naar hetgeen onder 8.3 is overwogen van oordeel dat het betoog van de Vereniging en [appellant sub 5] met betrekking tot het woon- en leefklimaat in de nieuw te ontwikkelen woningen, wat hier verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.
Artikel 3.3.1 Bro en Besluit geluidhinder
aar het oordeel van de Afdeling bestaat een onlosmakelijke samenhang tussen de in artikel 3.3.1., eerste en tweede lid, van het Bro opgenomen verplichtingen waar [appellant sub 6] zich op beroept en de normen van het Besluit geluidhinder ten aanzien van de geluidbelasting ter hoogte van de op te richten woningen. Gelet op de afstand van het plangebied tot de woning van [appellant sub 6] is niet aannemelijk dat hij ten gevolge van het plan nadelige geluidseffecten voor zijn woonsituatie moet vrezen. Gelet hierop is de Afdeling mede onder verwijzing naar hetgeen onder 8.3 is overwogen van oordeel dat [appellant sub 6] zich ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet op de normen van het Besluit geluidhinder ten aanzien van de geluidbelasting ter hoogte van de op te richten woningen kan beroepen. In het licht van de voorbedoelde onlosmakelijke samenhang is de Afdeling dan ook van oordeel dat [appellant sub 6] zich niet op de door hem ingeroepen normen uit het Bro kan beroepen. Hieruit volgt dat hetgeen [appellant sub 6] in zoverre heeft aangevoerd niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, zodat de Afdeling afziet van een verdere bespreking hiervan.

ABRvS, 17 oktober 2012, nr. 201204708/1/R4
Betreft beroepen tegen de grotendeels gecoördineerde besluiten op grond van de Ontgrondingenwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Waterwet, de Natuurbeschermingswet, en de Flora- en faunawet in de periode 28 februari 2012 tot en met 28 maart 2012 in het gebied Munnikendam.
Trefwoorden: Normen Natuurbeschermingswet 1998
Oordeel ABRvS:
De Afdeling overweegt dat deze regeling inzake de passende beoordeling in de Nbw 1998 primair ten doel heeft om het belang van de natuurbescherming te dienen. Naar het oordeel van de Afdeling strekken de ingeroepen normen van de Nbw 1998 kennelijk niet tot bescherming van de bedrijfseconomische belangen van [appellant sub 2] en anderen bij het behoud van de huidige agrarische functie van hun percelen, die in het plangebied, maar buiten het Natura 2000-gebied zijn gelegen. Nu [appellant sub 2] en anderen niet in het plangebied en in of in de onmiddellijke nabijheid van het Natura 2000-gebied wonen, bestaat bovendien geen duidelijke verwevenheid van hun individuele belangen bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving met de algemene belangen die de Nbw 1998 beoogt te beschermen. Gelet op het bepaalde in artikel 1.9 van de Chw kan hetgeen [appellant sub 2] en anderen over de passende beoordeling hebben aangevoerd reeds hierom niet tot vernietiging van de bestreden besluiten leiden.

ABRvS, 26 september 2012, nr. 201202717/1/R4
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Delft van 15 december 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Pauwmolen".
Trefwoorden: Wet geluidhinder, hogere waardenbeleid
Oordeel ABRvS:
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2011, zaak nr. 201006426/1/R2, is de Afdeling van oordeel dat appellant zich niet succesvol op het bepaalde in de nota Beleid hogere waarden Wet geluidhinder Delft kan beroepen. Voor appellant gaat het immers om het belang dat zijn omgeving gevrijwaard blijft van woningen en de huidige bestemming behoudt. Wat er verder ook zij van dat belang in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, het door appellant ingeroepen beleid voor de vaststelling van hogere waarden voor de nieuw te bouwen woningen, heeft niet de strekking die belangen te beschermen.

ABRvS (Vrz), 18 september 2012, nr. 201206854/2/R4
Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Zuidplas van 30 mei 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Zevenster".
Trefwoorden: geluidsonderzoeken, goed woon- en leefklimaat
Oordeel ABRvS (vrz):
De door appellant bestreden geluidsonderzoeken hebben betrekking op de naleving van geluidsnormen ten aanzien van het nieuw op te richten woon-zorgcomplex en de nieuw op te richten woningen op gronden, waarop appellant in ieder geval geen rechten heeft. Deze normen strekken daarom niet tot bescherming van de belangen van appellant. De voorzitter heeft als voorlopig oordeel, dat appellant zich daarom niet op deze normen beroepen en dat artikel 1.9 Chw er aan in de weg staat, dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

ABRvS, 1 augustus 2012, nr. 201200975/1/R1
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Haaksbergen van 30 november 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Haaksbergen-Dorp, partiële herziening Frankenhuisterrein".
Trefwoorden: Afstandnorm VNG-brochure
Oordeel ABRvS:
Met betrekking tot het beroep van [appellant] op de afstandsnorm die in de VNG-brochure voor de categorie inrichtingen waartoe het MBS behoort is opgenomen, overweegt de Afdeling onder verwijzing naar haar uitspraak van 19 januari 2011, in zaak nr. 201006426/1/R2, dat [appellant] zich niet op de in geding zijnde afstandsnorm kan beroepen. Voor [appellant] gaat het immers om het belang dat hij gevrijwaard blijft van de aantasting van zijn uitzicht en meer in het algemeen om het belang van het behoud van zijn woonomgeving. Wat er ook verder zij van die belangen in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, de in geding zijnde afstandsnorm voor de nieuw op te richten woningen tot het Museum Buurt Spoorlijn heeft niet de strekking die belangen te beschermen. Het voorgaande leidt ertoe dat, daargelaten of deze beroepsgrond indien de Chw niet van toepassing zou zijn zou slagen, de Afdeling deze beroepsgrond buiten beschouwing zal laten, nu artikel 1.9 van de Chw er aan in de weg staat dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 25 juli 2012, nr. 201110117/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch van 8 juni 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "de Groote Wielen".
Trefwoorden: hoogspanningslijnen, magneetveldsterkte, geen goed woon- en leefklimaat (geur- en geluid)
Oordeel ABRvS:
De ingeroepen afstandsnorm in de brief van de Staatssecretaris van VROM van 3 oktober 2005, kenmerk SAS/2005183118, betreft een advies aan gemeenten en provincies met betrekking tot de aanwezigheid van hoogspanningslijnen in de nabijheid van woningen in verband met gezondheidsrisico's. Het advies houdt in, dat bij de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen (nu Structuurvisies en bestemmingsplannen) en de tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan, waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone). Voor appellant gaat het om de ruimtelijke invloed van de nieuwe woningen op zijn leefomgeving. Dit belang wordt niet door de geadviseerde normstelling in de brief van de Staatssecretaris van VROM beschermd. Artikel 1.9 Chw is daarom van toepassing. De Afdeling ( = ABRvS) laat daarom het deel van het betoog van appellant met betrekking tot de brief van de Staatssecretaris van VROM buiten beschouwing.
De door De Barkentijn ingeroepen normen voor geur en geluid betreffen normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat in de voorziene woningen. Zoals hiervoor overwogen, gaat het De Barkentijn echter om het belang dat de woningen aan De Barkentijn gevrijwaard blijven van de ruimtelijke invloed van de voorziene woningen. Wat er verder ook zij van dat belang in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, de door De Barkentijn ingeroepen normen hebben niet de strekking dat belang te beschermen. Gelet hierop kan het betoog van De Barkentijn, wat daar verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. De Afdeling laat dit betoog daarom buiten beschouwing.

ABRvS, 4 juli 2012, nr. 201106253/1/R4
Betreft beroep tegen besluit van B&W van de gemeente Laren van 22 maart 2011 tot vaststelling van hogere geluidgrenswaarden op grond van artikel 83, tweede lid, Wet geluidhinder voor 10 appartementen in 3 nieuw te bouwen villa's aan de Rijksweg te Laren.
Trefwoorden: hogere waarde Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Belanghebbende heeft perceel direct naast de te bouwen appartementen. Appellant heeft daarom direct belang bij het bestreden besluit. De Chw (lees: artikel 1.9 Chw) is niet van toepassing. Ook wordt niet vooruitgelopen op algemene regeling (van relativiteitsvereiste) in de Awb.

ABRvS, 27 juni 2012, nr. 201111729/1/R2
Betreft beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland tot vaststelling van het bestemmingsplan "Windpark Zierikzee".
Trefwoorden: normen Natuurbeschermingswet 1998
Oordeel ABRvS:
De Afdeling is van oordeel dat de directe leefomgeving van [appellant sub 2] en anderen de binnendijks gesitueerde Gouweveerse poldergronden betreft. Gelet hierop bestaat geen duidelijke verwevenheid van hun individuele belangen bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving met het algemene belang dat de Nbw 1998 beoogt te beschermen, zodat moet worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Nbw 1998 kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van [appellant sub 2] en anderen. Het voorgaande leidt ertoe dat de Afdeling deze betogen buiten beschouwing laat, nu artikel 1.9 van de Chw er aan in de weg staat dat het bestreden besluit om die redenen wordt vernietigd.

ABRvS, 27 juni 2012, nr. 201111824/1/R4
Betreft beroep tegen besluit van B&W van de gemeente Emmen van 7 juli 2011 tot vaststelling van hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder vanwege het industrieterrein ‘Bargermeer' en de aanleg van een weg voor een aantal nieuw te bouwen woningen.
Trefwoorden: hogere waarde Wet geluidhinder, woningen van derden
Oordeel ABRvS:
Het besluit tot vaststelling van hogere waarden vanwege een industrieterrein en vanwege de aanleg van een weg strekt niet tot bescherming van de belangen van de Vereniging van Eigenaren van de Myriadeflat, omdat deze hogere waarden niet voor de woningen van deze flat zijn vastgesteld.

ABRvS, 13 juni 2012, nr. 201110192/1/T1/R2
Betreft tussenuitspraak in beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Culemborg tot vaststelling van het bestemmingsplan "Jan van Riebeeckstraat".
Trefwoorden: goed woon- en leefklimaat, woningen van derden
Oordeel ABRvS:
De met de door [appellanten sub 3] aangedragen beroepsgrond verbonden normen (maximale geluidsniveau hebben geen betrekking op hun eigen percelen, maar zien op de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwbouw. Het voorgaande en hetgeen de Afdeling in overweging 2.4.3 van haar uitspraak van 19 januari 2011, zaak nr. 201006426/1/R2 heeft overwogen, leidt de Afdeling tot het oordeel dat [appellanten sub 3] zich niet op de in geding zijnde normen kunnen beroepen, nu deze niet de strekking hebben hun belangen te beschermen. De Afdeling laat deze beroepsgrond, daargelaten of deze zou slagen, dan ook buiten beschouwing, nu artikel 1.9 van de Chw er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd.

ABRvS, 13 juni 2012, nr. 201108233/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van de Raad van de gemeente Halderberge van 16 juni 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan"Vermunt", waarbij tevens besloten is geen exploitatieplan vast te stellen.
Trefwoorden: VNG-brochure, normen van de Wet geluidhinder, normen voor het beperken van veiligheidsrisico's
Oordeel ABRvS:
Deze beroepsgrond heeft geen betrekking op de eigen percelen van [appellanten], nu deze niet in het plangebied liggen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2011 in zaak nr. 201006859/1/R2 en hetgeen de Afdeling in overweging 2.4.3. van haar uitspraak van 19 januari 2011, zaaknr. 201006426/1/R2 heeft overwogen, is de Afdeling van oordeel dat [appellanten] zich niet op de desbetreffende afstandsnormen uit de VNG-brochure kunnen beroepen. Voor [appellanten] gaat het immers om het belang dat hun omgeving gevrijwaard blijft van woningen en de huidige bestemming behoudt. Wat er verder ook zij van die belangen in het licht van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening, de door hen ingeroepen afstandnormen voor de nieuw op te richten woningen ten opzichte van in de omgeving van het plangebied gelegen bedrijven hebben niet de strekking die belangen te beschermen.[..]
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 19 januari 2011 in zaak nr. 201006426/1/R2, en 13 juli 2011 in zaak nr. 201008514/1/M3), kan een belanghebbende die een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan aanvecht dat de oprichting van woningen mogelijk maakt, zich ten einde vernietiging van dat besluit te bewerkstelligen in beginsel niet succesvol beroepen op het niet in acht nemen van de normen van de Wet geluidhinder voor zover het betreft de geluidsbelasting ter hoogte van de op te richten woningen.[..]
Onbetwist is dat [appellanten], die wonen in de omgeving van de locatie waar de woningen zijn voorzien, niet woonachtig zullen zijn in het plangebied, noch dat zij eigenaar zijn van de in het plangebied voorziene woningen. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat het bestemmingsplan niet de aanleg of verbreding van een weg mogelijk maakt waarvan [appellanten] nadelige geluidseffecten voor hun woonsituatie ondervinden. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellanten]. Daarom ziet de Afdeling met toepassing van artikel 1.9 van de Chw af van een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond.
Nu [appellanten] zelf geen gevolgen wat betreft externe veiligheidsrisico's ondervinden van de door het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen, kan hun betoog over de veiligheidsrisico's voor de bewoners en bezoekers van de toekomstige woonwijk niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling met toepassing van artikel 1.9 van de Chw af van een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond.

ABRvS, 6 juni 2012, nr. 201113326/1/T1/A1
Betreft tussenuitspraak in het kader van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 's-Hertogenbosch betreffende het besluit van B&W van de gemeente Reusel-De Mierden tot verlening van vrijstelling op grond van artikel 19 WRO (oud) èn bouwvergunning voor het plaatsen van vijf windturbines, een inkoopstation en vijf transformatorstations.
Trefwoorden: goed woon- en leefklimaat, woningen van derden
Uitspraak ABRvS:
Voor zover [appellant sub 2] en anderen hebben gewezen op de gevolgen van het bouwplan voor in België gelegen woningen en woningen van agrariërs die grond voor het bouwplan ter beschikking hebben gesteld, wordt overwogen dat dit niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak kan leiden nu dit, gelet op artikel 1.9 van de Chw, niet hun eigen belang treft. Dit betoog behoeft derhalve geen bespreking.

ABRvS, 23 mei 2012, nr. 201106139/1/R2
Betreft beroep tegen het bij besluit van de raad van de gemeente Utrecht d.d. 7 april 2011 vastgestelde bestemmingsplan"Castellum Novum".
Oordeel ABRvS:
Niet is gebleken, dat door de verwijzing van de raad in haar reactie op de zienswijze naar artikel 1.9 Chw bepaalde bezwaren of argumenten in de overwegingen niet zijn betrokken. Hoewel terecht gesteld is dat artikel 1.9 Chw niet van toepassing is op de zienswijzenfase, kan dit dus niet leiden tot de conclusie dat de raad in strijd heeft gehandeld met artikel 3:46 Awb vereiste van een deugdelijke motivering.

ABRvS(vrz), 27 april 2012, nr. 201201850/2/R2
Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het ingestelde beroep tegen het op 24 november 2011 door de raad van de gemeente Rotterdam vastgestelde bestemmingsplan "Weenapoint".
Trefwoorden: concurrentiebelang
Oordeel ABRvS (vrz):
Appellant (Groothandelsgebouwen) opereert in de zelfde sector als het nu te realiseren kantoorgebouw en bevindt zich in de directe nabijheid van de locatie van het project. Het concurrentiebelang van appellant is rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit. Daarom kan appellant als belanghebbende worden aangemerkt. Artikel 1.9 Chw dan niet van toepassing.

ABRvS, 25 april 2012, nr. 201107600/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van B&W van de gemeente Tilburg tot vaststelling van hogere grenswaarden Wet geluidhinder (Wgh) voor de bouw van 120 nieuwe woningen op het zogeheten HaVep-terrein te Tilburg.
Trefwoorden: hogere waarde Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
De regeling in artikel 83, lid 2 Wgh strekt tot bescherming van belangen van bewoners van de nieuw te bouwen woningen. Appellant is echter geen eigenaar of bewoner van een van de nog te bouwen woningen. Daarom staat artikel 1.9 Chw vernietiging van het bestreden besluit in de weg.

ABRvS, 28 maart 2012, nr. 201109828/1/A1
Betreft een beroep tegen een projectbesluit genomen ten behoeve van o.a. het bouwen van 64 woningen aan de oostzijde van de Houthaven te Schiedam én het besluit tot vaststelling van hogere grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder.
Trefwoorden: hogere waarde Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
De door ERS ingeroepen bepalingen van de Wgh beogen zowel de belangen van de omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat als de belangen van bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen. Deze bepalingen strekken dan ook mede ter bescherming van de belangen van ERS. Anders dan het college naar voren heeft gebracht, staat artikel 1.9 van de Chw dan ook niet in de weg aan een mogelijke vernietiging van het besluit tot vaststelling van de hogere grenswaarden op grond van het beroep dat ERS doet op de Wgh.

ABRvS, 7 maart 2012, nr. 201109294/1/R2
Betreft beroep tegen het bij besluit van 28 juni 2011 door de raad van de gemeente Buren vastgestelde bestemmingsplan "Ingen, Het Woud" waarin o.a. voorzien wordt in de bouw van een appartementengebouw.
Trefwoorden: molenbiotoop, modelverordening, uitvoeringsregeling Gelderse Molenverordening
Oordeel ABRvS:
Appellant is geen eigenaar of anderszins rechthebbende op de molen "Op Hoop van Beter". Appellant doet beroep op de Modelverordening en de Uitvoeringsregeling Gelderse Molenverordening. Deze regelingen strekken echter niet tot bescherming van de belangen van appellant.

ABRvS, 7 maart 2012, nr. 20116311/1/T1/R4
Betreft een beroep tegen het inpassingsplan "Wegomlegging N355 (Noordhorn-Zuidhorn)".
Trefwoorden: goed woon- en leefklimaat
Oordeel ABRvS:
[appellant sub 7], [appellante sub 1] en de vereniging beroepen zich op normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat. Nu [appellant sub 7] gronden in eigendom heeft waaraan de bestemming "Bedrijf-Gronddepot" is toegekend, [appellante sub 1] deze gronden pacht en de statuten en feitelijke werkzaamheden van de vereniging zijn gericht op het behoud van een goed woon- en leefklimaat in het betrokken gebied kan niet worden geoordeeld dat de door hen ingeroepen normen kennelijk niet strekken ter bescherming van hun belangen. Derhalve staat artikel 1.9 van de Chw niet in de weg aan vernietiging van dit plandeel.

ABRvS, 15 februari 2012, nr. 201102546/1/T1/R4
Betreft een beroep tegen het besluit van 29 november 2010 door de raad van de gemeente Leeuwarden vastgestelde bestemmingsplan "De Zuidlanden, plandeel Wiarda" waarin voorzien wordt in de bouw van 300 woningen nabij de kern Goutum.
Trefwoorden: compensatie geschikte gronden weidevogels
Oordeel ABRvS:
Vaststaat dat ten gevolge van het plan weidevogelgebied zal verdwijnen of anderszins zal worden verstoord. [appellant sub 1] en [appellant sub 4] en anderen wonen in de directe nabijheid van het plangebied. Hun belangen bij behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving zijn in dit geval dermate verweven met het algemeen belang gemoeid met behoud van waardevol weidevogelgebied en daarmee van een goede weidevogelpopulatie, dat niet kan worden geoordeeld dat de door hen ingeroepen norm - die betrekking heeft op hetgeen een goede ruimtelijke ordening op dit punt vereist - kennelijk niet strekt tot bescherming van hun belangen. Dorpsbelang stelt zich blijkens haar statuten ten doel het bevorderen van de leefbaarheid in en rond het dorp Goutum, waarbij zij zich in het bijzonder richt op de belangen van allen die qua woonsituatie of anderszins invloed ondervinden van onder meer besluiten en plannen op het gebied van ruimtelijke ordening en die de flora en fauna in en rond Goutum aantasten. Milieudefensie stelt zich blijkens haar statuten ten doel een bijdrage te leveren aan het oplossen en voorkomen van milieuproblemen, alsmede te streven naar een duurzame samenleving in het belang van de kwaliteit van het milieu, de natuur en het landschap, voor huidige en toekomstige generaties. Gezien hun statutaire doelstellingen en de door hen ondernomen feitelijke werkzaamheden geldt ook ten aanzien van Dorpsbelang en Milieudefensie dat niet kan worden geoordeeld dat de door hen ingeroepen norm kennelijk niet strekt tot bescherming van hun belangen. Artikel 1.9 van de Chw staat derhalve aan een eventuele vernietiging op dit punt van het bestreden besluit in de einduitspraak niet in de weg.

ABRvS 15 februari 2012, nr. 201103289/1/R4
Betreft beroep tegen het besluit van B&W van de gemeente Reeuwijk tot vaststelling van hogere geluidgrenswaarden op grond van de Wgh ten behoeve van het bestemmingsplan "De Mierenakker".
Trefwoorden: hogere waarde Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Appellant is niet woonachtig in een woning waarvoor het bestreden besluit hogere (geluids)waarden is vastgesteld, noch is hij eigenaar van een woning, waarvoor het vastgestelde besluit hogere waarden geldt. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van appellant. Artikel 1.9 Chw staat vernietiging van het bestreden besluit dan ook in de weg.

ABRvS, 15 februari 2012, nr. 201011643/1/R2
Betreft beroep tegen het op 1 oktober 2010 door Gedeputeerde Staten vastgestelde inpassingsplan "Waterdunen" en het gelijknamige exploitatieplan.
Trefwoorden: Exploitatieplan, artikel 6.13 Wro
Oordeel ABRvS:
Hetgeen in een exploitatieplan moet worden opgenomen strekt niet ter bescherming van de belangen van eigenaar en anderen. Het beroep op artikel 6.13 Wro kan daarom om die reden niet tot vernietiging van het besluit leiden.

ABRvS, 8 februari 2012, nr. 201100875/1/R2
Betreft beroep tegen het op in december 2010 door de ministers van EL&I en van I&M vastgestelde rijksinpassingsplan "Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder" en 33 genomen uitvoeringsbesluiten. Er is besloten geen exploitatieplan op te stellen ten behoeve van het rijksinpassingsplan
Trefwoorden: artikel 3.1.1 Bro, belangen van individuele burgers
Oordeel ABRvS:
De verplichting van artikel 3.1.1 Bro tot overleg in het kader van de voorbereiding van het Rijksinpassingsplan in dit geval met de gemeente Urk strekt niet ter bescherming van de belangen van individuele inwoners van een betrokken gemeente en dus ook niet van appellanten 12 en 15. In zoverre staat artikel 1.9 Chw aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg.

ABRvS, 8 februari 2012, nr. 201106658/1/R3
Betreft beroep tegen het besluit van de Raad van de gemeente Utrecht d.d. 21 april 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Heukelomlob, Zuilen"
Trefwoorden: hogere waarden Wet geluidhinder, geen eigenaars woningen
Oordeel ABRvS:
De regelingen in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder strekken ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg maximaal mag optreden. Deze regelingen strekken daarmee, zoals de Afdeling voor zover betreft artikel 83 van de Wet geluidhinder reeds eerder heeft beslist in haar uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr. 201006731/1/M3, tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. ILW en anderen betreffen bedrijven die zijn gevestigd op het industrieterrein Lage Weide, dat ten opzichte van het plangebied aan de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal ligt. Onbetwist is dat ILW en anderen geen eigenaar zijn van woningen waarvoor bij het betrokken besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van ILW en anderen.

ABRvS, 18 januari 2012, 201105439/1/R2
Betreft beroep tegen het op 17 februari 2011 door de raad van de gemeente hulst vastgestelde bestemmingsplan "Kloosterzande Oost"
Trefwoorden: cultuurhistorsche waarden, goed woon- en leefklimaat
Oordeel ABRvS:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan de Bond Heemschut zich beroepen op het belang van het voorkomen van woonbebouwing ter plaatse ter bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden. In het licht van die afweging kan de Bond Heemschut het ontbreken van behoefte aan woningbouw naar voren brengen. [gemachtigden Bond Heemschut] kunnen zich in het kader van een goede ruimtelijke ordening beroepen op het belang van behoud van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van hun woning, omdat het plan woonbebouwing mogelijk maakt waarvan zij nadelige effecten voor hun woonsituatie vrezen. In het licht van die afweging kunnen [gemachtigden Bond Heemschut] het ontbreken van behoefte aan woningbouw naar voren brengen.
Appellanten hebben belang bij een goed leef- en woonklimaat bij hun woning, omdat het plan woonbebouwing mogelijk maakt waarvan appellanten nadelige effecten voor hun woonsituatie vrezen. Daardoor kan de in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, Wro opgenomen norm, die vereist dat een wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan moet voldoen aan objectieve grenzen, worden geacht mede betrekking te hebben op hun belang.
Artikel 1.9 Chw staat in dit geval niet in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit.

ABRvS, 18 januari 2012, 201012504/1/R3
Betreft beroep tegen het op 1 november 2010 door de raad van de gemeente Best vastgestelde bestemmingsplan "Molenstraat".
Trefwoorden: trillingen, beperken veiligheidsrisico's, molenbiotoop
Oordeel ABRvS:
De ingeroepen normen voor de bepaling van wat een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat bij de nieuw op te richten woningen hebben geen betrekking op het vrijwaren van het perceel van appellant van de invloed van woningbouw op het naastgelegen perceel. Appellant kan zich niet bij de ingeroepen normen op de bescherming van zijn belang beroepen, omdat die normen daarop niet zijn gericht. Artikel 1.9 Chw staat daarom in dit geval aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg.

ABRvS, 18 januari 2012, 201101432/1/R1
Betreft beroep tegen het op 14 december 2010 door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Bogmanplein Noorbeek".
Trefwoorden: geluidonderzoeken
Oordeel ABRvS:
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat geen van hen woont op de gronden voor de plandelen met de bestemming "Wonen" of "Maatschappelijk" en ook anderszins is niet gebleken dat zij rechten hebben met betrekking tot deze gronden. Voorts bevinden zich onder hen geen van de exploitanten van de ondernemingen die zijn betrokken in het geluidsonderzoek dat ten grondslag ligt aan het rapport van 24 juni 2009. De door [appellant sub 2] en anderen bestreden geluidsonderzoeken hebben betrekking op de naleving van geluidsnormen ten aanzien van het nieuw op te richten woon-zorgcomplex en de nieuw op te richten woningen. Deze normen strekken niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 2] en anderen.

ABRvS, 4 januari 2012, nr. 201104518/1/R4 en 201111577/1/R4
Betreft beroep tegen het op 21 maart 2011 door de minister van I&M vastgestelde tracébesluit Schiphol-Amsterdam-Almere.
Trefwoorden: stikstofdepositie en Natura 200-gebieden
Oordeel ABRvS:
Vanwege de afstand tussen de woning (appellant 3) en een nader bepaald kantoorpand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied strekken de normen van de Natuurbeschermingswet 1998 niet ook tot bescherming van de belangen van beide appellanten (appellant 3 en de huurster van het betreffende kantoorpand). Artikel 1.9 Chw staat daarom in dit geval aan de vernietiging van het bestreden besluit in de weg.

ABRvS (vrz), 9 december 2011, nr. 201110075/2/R4
Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het ingestelde beroep tegen het door de Minister van I&M en de Staatssecretaris van EL&I op 6 juni 2011 vastgestelde tracébesluit wegverbreding A2 ('s-Hertogenbosch - Eindhoven).
Trefwoorden: artikel 6 EVRM
Oordeel ABRvS (vrz):
Is artikel 1.9 in strijd met Europese richtlijn m.e.r. én in strijd met artikel 6 EVRM?
Procedure van voorlopige voorziening leent zich niet voor uitspraken over de betekenis van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie over deze vragen. Overigens ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

ABRvS, 30 november 2011, nr. 201012799/1/R2
Betreft beroep tegen het op 18 november 2010 door de raad van de gemeente Ermelo vastgestelde bestemmingsplan "Bouwlocatie Varenlaan (Taweb)".
Trefwoorden: behoud van monumenten
Oordeel ABRvS:
Artikel 38a Monumentenwet 1988 strekt tot behoud van monumenten van archeologie. Appellant heeft belang, dat hij gevrijwaard wordt van aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Dat is een ander belang dan waartoe artikel 38a van Monumentenwet 1988 strekt. Dus kan, gelet op artikel 1.9 Chw, het betoog van appellant niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

ABRvS, 30 november 2011, nr. 201011713/1/R3
Betreft beroep tegen het op 19 oktober 2010 door de raad van de gemeente Oosterhout vastgestelde bestemmingsplan "Vrachelsedijk (locatie Bayens)".
Trefwoorden: normen Wet geluidhinder
Oordeel ABRvS:
Het bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg of verbreding van genoemde wegen, waarvan appellant (en anderen) nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Zij kunnen zich om die reden op grond van artikel 1.9 Chw dan ook niet succesvol beroepen op het niet in acht nemen van de normen van de Wet geluidhinder.

ABRvS, 30 november 2011, nr. 201011839/1/R3
Betreft beroep tegen het op 11 oktober 2010 door het college van B&W van de gemeente Oosterhout vastgestelde Besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder voor nieuw te bouwen woningen in het gebied van hetzelfde bestemmingsplan als bedoeld in de vorige uitspraak van de ABRvS (30 november 2011, nr. 201011713/1/R3).
Trefwoorden: woning appellant en hogere waarde
Oordeel ABRvS:
Appellanten zijn niet woonachtig in de woningen, waarvoor de hogere grenswaarden gaan gelden. Zij kunnen daarom, gelet op artikel 1.9 Chw, geen beroep instellen. Hetgeen zij aanvoeren, kan niet leiden tot vernietiging van het besluit.

ABRvS (vzr.), 11 november 2011, nr. 201109200/2/R3
Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van beroep tegen het op 17 mei 2011 door de Raad van de gemeente Veldhoven vastgestelde bestemmingsplan "Oerle-Zuid, eerste fase, Zilverackers".
Trefwoorden: voorlopige voorziening, flora- faunawet, bouwen in 20 Ke-contour
Oordeel ABRvS (vzr.):
De vraag of der gronden die appellant ten aanzien van het plan naar voren brengt, gelet op artikel 1.9 Chw, leent zich niet voor beantwoording in de onderhavige procedure (betreffende verzoek om een voorlopige voorziening). Vraag of besluit geschorst moet worden, moet vooral worden beantwoord aan de hand van een afweging van de betrokken belangen. Vervolgens wordt verzoek om schorsing niet toegewezen.

ABRvS (vzr.), 20 oktober 2011, 201107600/2/R3
Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van beroep tegen de besluiten van de Raad van de gemeente Tilburg van 29 maart 2011 en 23 mei 2011 tot vaststelling van een besluit omtrent hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder en tot vaststelling van een bestemmingsplan ten behoeve van de ontwikkeling van 153 grondgebonden woningen en 197 grondgebonden en/of gestapelde woningen, en tegen het besluit van B&W van de gemeente Tilburg tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van 120 woningen en tegen het besluit van de Raad van de gemeente Tilburg om op deze besluiten de gemeentelijke coördinatieregeling op grond van artikel 3.30 Wro toe te passen.
Trefwoorden: woning appellant en hogere waarde
Oordeel ABRvS (vzr.):
Het vaststellingsbesluit hogere waarden Wgh heeft geen betrekking op de woning van appellant. Voor zover het verzoek om een voorlopige voorziening zich richt tegen het vaststellingsbesluit hogere waarden Wgh heeft verzoeker dus geen rechtstreeks belang bij dat besluit.

ABRvS, 12 oktober 2011, nr. 201100718/1/R1
Betreft beroep tegen het op 25 november 20110 door de Raad vastgestelde bestemmingsplan "Thiendenland II" en het gelijkluidende exploitatieplan van de gemeente Schoonhoven.
Trefwoorden: beperken veiligheidsrisico's
Oordeel ABRvS:
Het door appellanten onvoldoende geachte onderzoek over normen voor het beperken van veiligheidsrisico's ten aanzien van bewoners en toekomstige bezoekers van het multifunctionele centrum betreffen niet rechtstreeks het belang van appellanten en zij kunnen zich niet op deze normen beroepen. Deze beroepgrond van deze appellanten kan daarom gelet op artikel 1.9 Chw niet leiden tot vernietiging van het besluit.

ABRvS (vzr.), 6 oktober 2011, nr. 201106658/2/R3
Betreft verzoek om voorlopige voorziening in kader van beroep tegen een door de Raad van de gemeente Utrecht vastgesteld bestemmingsplan en een door B&W verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van 52 grondgebonden woningen.
Trefwoorden: geurhinder
Oordeel ABRvS (vzr.):
Nu de bestreden besluiten zijn vereist voor de ontwikkeling en verwezenlijking van een gebied ten behoeve van de bouw van in totaal 172 woningen, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing. Hetgeen appellanten betogen omtrent geurhinder strekt ter bescherming van hun belangen. Nu de bedrijven op het industrieterrein door de bouw van de nieuwe woningen mogelijk geconfronteerd zullen worden met meer klachten over geurhinder staat artikel 1.9 van Chw naar het voorlopige oordeel (van de voorzitter ABRvS) er niet aan in de weg dat appellanten aanvoeren, dat in het plangebied geen goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Vergelijkbaar is ondermeer de uitspraak van de ABRvS d.d. 1 juni 2011, nr. 201011172/1/R2. Volgt schorsing.

ABRvS, 14 september 2011, nr. 201011817/1/R2
Betreft beroep tegen een door GS van Limburg op 26 oktober 2010 verleende vergunning op grond van artikel 19d, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998 voor het aanleggen en het inwerking hebben van een waterkrachtcentrale.
Trefwoorden: passende beoordeling Natura 2000
Oordeel ABRvS:
Het betreft een uitvoeringsbesluit in het kader van categorie 1.5 van bijlage I Chw (ontwikkeling ruimtelijke en infrastructurele projecten voor levering van duurzame energie). Vereniging Visstandverbetering Maas is volgens haar doelstelling in de statuten wel belanghebbende, die rechtstreeks in zijn belang door dit besluit is getroffen. Dus artikel 1.9 Chw staat niet in de weg om het besluit te vernietigen. Beroep gegrond.

ABrvS, 31 augustus 2011, nr. 201010852/1/R1
Betreft beroep tegen een op 30 september 2010 door de Raad vastgesteld bestemmingsplan van de gemeente Alphen aan den Rijn
Trefwoorden: beperken externe veiligheidsrisico''s
Oordeel ABRvS:
De ingeroepen normen van het groepsrisico hebben niet de strekking de belangen van de Vereniging belangenbehartiging Planetensingel en anderen te beschermen. Overwogen wordt daarom dat het betoog van de vereniging en anderen ingevolge artikel 1.9 Chw niet tot vernietiging van het bestemmingsplan kan leiden.

ABRvS, 27 juli 2011, nr. 201007163/1/R2
Betreft beroep tegen het door B&W van de gemeente Tholen op 20 april 2010 vastgestelde wijzigingsplan "wijzigingsplan Kom Scherpenisse (1e wijziging).
Trefwoorden: schaduw- en geluidhinder, goed woon - en leefklimaat
Oordeel ABRvS:
Het plan voorziet in een woonservicecomplex met een gym-/gemeenschapszaal en in een aantal grondgebonden woningen. Categorie 3.1 van bijlage I van de Chw is van toepassing. Daardoor is ook artikel 1.9 Chw van toepassing.
In het kader van de goede ruimtelijke ordening kunnen de Handelsonderneming en anderen, gelet op artikel 1.9 Chw, zich beroepen op het belang van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van hun woningen, omdat het plan ter plaatse een woonservicecomplex mogelijk maakt, waarvan zij nadelige effecten vrezen in de zin van schaduw- en geluidhinder voor hun woonsituatie. Daarom staat artikel 1.9 niet in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit. Volgt vernietiging van het bestreden besluit voor zover betreft enkele plandelen met bestemming woondoeleinden.

ABRvS, 13 juli 2011, nr. 201006731/1/M3
Betreft beroep tegen het door B&W van de gemeente Hoorn op 27 april vastgestelde besluit hogere grenswaarden op grond van artikel 83 van de Wet geluidhinder ten behoeve van de 40 geplande woningen in het in uitspraak ABRvS onder 4 van dit overzicht bedoelde bestemmingsplan van de gemeente Hoorn.
Trefwoorden: woning appellant en hogere waarde
Oordeel ABRvS:
Artikel 1.9 Chw is van toepassing. Onbetwist is dat appellant en anderen niet woonachtig zijn in woningen, waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld, noch zijn zij eigenaar van woningen, waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Daarom strekt de vastgestelde regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van appellant en anderen. Artikel 1.9 staat in dit geval vernietiging van het bestreden besluit daarom in de weg.

ABRvS, 13 juli 2011, nr. 201008514/1/M3
Betreft beroep tegen door de raad van de gemeente Hoorn op 27 april 2010 vastgesteld bestemmingsplan.
Trefwoorden: goed woon- en leefklimaat en aanleg weg
Oordeel ABRvS:
Bestemmingsplan dat voorziet in de bouw van 40 woningen valt onder categorie 3.1 van bijlage I van de Chw. Daarom is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing.
Het gebrek om het luchtkwaliteitonderzoek niet bij het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te hebben gelegd wordt met toepassing van artikel 1.5 Chw door de ABrvS gepasseerd. In het plangebied gaat het ook om de aanleg van een weg, waarvoor de Wet geluidhinder geen normen stelt voor de hoogste toelaatbare geluidbelasting stelt. Dat laat onverlet, dat appellant en anderen zich in het kader van een goed woon- en leefklimaat zich kunnen beroepen op het belang van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van hun woningen, omdat het plan de aanleg van een weg mogelijk maakt, waarvan ook appellant en anderen nadelige geluideffecten voor hun woonsituatie kunnen vrezen. Daarom staat artikel 1.9 Chw niet in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit. Volgt vernietiging van het besluit voor zover het betreft a) het ontbreken van planregels ter voorkoming van lichtverstoring langs de oostelijke watergang en b) artikel 10.2 van de planregels.

ABRvS (vzr.), 17 juni 2011, nr. 201101432/2/R1
Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van beroep tegen een door de raad vastgesteld bestemmingsplan van de gemeente Margraten.
Trefwoorden: geluid en maximale bouwmogelijkheden
Oordeel ABRvS (vrz.):
Geen van appellanten wonen op gronden voor de plandelen met bestemming "Wonen" of "Maatschappelijk" en ook anderszins is niet gebleken, dat zij rechten hebben met betrekking tot deze gronden. Voorts bevinden zich onder hen geen exploitanten van ondernemingen die zijn betrokken in het geluidsonderzoek. De voorzitter verwacht, dat, nog daargelaten of de aangevoerde beroepsgrond in hoofdzaak zou slagen indien de Chw niet van toepassing zou zijn, dat de Afdeling dit betoog buiten beschouwing zal laten, nu artikel 1.9 Chw er aan in de weg staat dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd. De voorzitter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

ABRvS, 1 juni 2011, nr. 201011172/1/R2
Betreft beroep tegen een op 23 september 2010 door de raad vastgesteld bestemmingsplan van de gemeente Tholen.
Trefwoorden: zonering, ongehinderde bedrijfsuitvoering
Oordeel ABRvS:
Met de in het bestemmingsplan opgenomen zonering tussen het bedrijf van appellant en de nieuwe woningen wordt beoogd zowel de belangen van de omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat te waarborgen als het belang van het bedrijf bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen.. Nu appellant door de bouw van de woningen mogelijk geconfronteerd zal worden met klachten over milieuhinder, staat artikel 1.9 Chw er niet aan in de weg dat hij aanvoert dat in het plangebied geen goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
De ABRvS beroept zich in deze zaak op haar eerdere uitspraak d.d. 16 maart 2011, nr. 201009223/1/R3 (gemeente Oirschot).

ABRvS (vzr.), 19 april 2011, nr. 201012191/2/R3
Betreft verzoek om voorlopige voorziening in het kader van beroep tegen een op 5 oktober 2010 vastgesteld bestemmingsplan van de gemeente Eersel.
Trefwoorden: bezwaren ongegrond en voorlopige voorziening
Oordeel ABRvS (vzr.):
De voorzitter laat overigens daar, of de op het onderzoek van SRE milieudienst beroepsgronden betrekking hebbende beroepsgronden, als deze gegrond zouden zijn, gelet op artikel 1.9 Chw, tot vernietiging van het bestreden besluit zouden kunnen leiden en wijst verzoek om een voorlopige voorziening af.

ABRvS, 16 maart 2011, nr. 201009223/1/T1/R3
Betreft beroep tegen een op 28 juni 2010 vastgesteld bestemmingsplan in de gemeente Oirschot
Trefwoorden: zonering Besluit glastuinbouw, ongehinderde bedrijfsuitvoering
Oordeel ABRvS:
Met de zonering zoals opgenomen in het Besluit glastuinbouw wordt beoogd zowel de belangen van de omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat als de belangen van bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen. Nu [appellant], naarmate er meer mensen in de nabijheid van zijn bedrijf komen wonen, mogelijk geconfronteerd zal worden met meer klachten over milieuhinder, staat artikel 1.9 Chw er niet aan in de weg, dat hij aanvoert, dat in het plangebied geen goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

ABRvS (vzr.), 3 maart 2011, nr. 201012504/2/R3
Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in kader van beroep tegen een op 1 november 2010 vastgesteld bestemmingsplan in de gemeente Best
Trefwoorden: trillingshinder, externe veiligheid, voorlopige voorziening
Oordeel ABRvS (vzr.):
De door [appellant] ingeroepen normen betreffen normen voor de bepaling van hetgeen een goede ruimtelijke ordening vereist uit een oogpunt van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen op de naast zijn perceel gelegen gronden (trillingshinder en veiligheidsrisico's). [Appellant] kan zich niet op de in het geding zijnde normen beroepen, omdat die niet de strekking hebben de belangen van [appellant] te beschermen. Hij wil immers alleen maar gevrijwaard blijven van woningbouw op die percelen. Het beroep op artikel 1.9 Chw zal naar het voorlopige oordeel van de voorzitter ABRvS in de bodemzaak niet toe kunnen leiden dat het besluit om die reden (grond van appellant) vernietigd zal worden. Voorzitter ABRvS wijst daarom verzoek om een voorlopige voorziening af.

ABRvS, 19 januari 2011, nr. 201006426/1/R2
Betreft beroep tegen een vaststellingsbesluit d.d. 20 mei 2010 van een bestemmingsplan in de gemeente Brummen
Trefwoorden: Afstandnorm VNG-brochure
Oordeel ABRvS:
De afdeling gaat in overweging 2.4.3. en 2.4.4. uitvoerig in op de betekenis van artikel 1.9 Chw. Verder geeft de afdeling nogmaals aan, dat omdat de beroepsgronden, met uitzondering van de beroepsgrond over de milieuzonering, niet slagen, de Afdeling zich niet hoeft uit te spreken over de vraag of artikel 1.9 Chw op deze beroepsgronden van toepassing is.

ABRvS (vzr.), 22 november 2010 nr. 201008993/2/R1
Betreft verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het ingestelde beroep tegen het op 24 juni 2010 vastgestelde bestemmingsplan.
Trefwoorden: geluidbelasting en goed woon- en leefklimaat, voorlopige voorziening
Oordeel ABRvS (vzr):
De vraag of de gronden die verzoeker ten aanzien van de nieuw te realiseren appartementen naar voren brengt, gelet op artikel 1.9 Chw zouden kunnen leiden tot vernietiging van het bestemmingsplan, leent zich niet voor beantwoording in de onderhavige procedure (over verzoek om een voorlopige voorziening) en zal in de bodemprocedure (beroep zelf) beantwoord moeten worden. Schorsingsverzoek moet daarom beoordeeld worden aan de hand van een afweging van de betrokken belangen. De Voorzitter ABRvS schorst in dat kader het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan.

ABRvS, 27 oktober 2010 nr. 201004278/1/R3
Betreft beroep tegen besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan van 17 februari 2010, waarbij ook besloten is geen exploitatieplan vast te stellen.
Trefwoorden: bezwaren ongegrond
Oordeel ABRvS:
De beroepen tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan zijn ongegrond. Daarom hoeft het betoog van de gemeenteraad, dat artikel 1.9 Chw gedeeltelijk aan de vernietiging van dat besluit in de weg staat, geen bespreking meer.

ABRvS (vzr.), 7 oktober 2010 nr. 201004320/2/R1
Betreft een verzoek om een voorlopige voorziening over een op 16 februari 2010 vastgesteld bestemmingsplan.
Trefwoorden: uit te werken bestemmingsplan
Oordeel ABRvS (vzr):
De voorzitter ABRvS is van oordeel dat een bestemmingsplan dat eerst moet worden uitgewerkt voordat de bouw van meer dan twintig woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk wordt gemaakt, niet al een besluit is dat is vereist als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a Chw. Het bestemmingsplan maakt in een dergelijk geval immers niet bij recht de bouw van meer dan twintig woningen mogelijk. Daarom is artikel 1.9 Chw (relativiteitsvereiste) niet van toepassing.