Productopvang en bluswateropvang bij Hoofdstuk 4

Let op: U bekijkt nu de handleiding PGS 15 versie 2011. Ga hier naar handleiding PGS 15 versie 2016.

Inleiding

De noodzakelijke product- en bluswateropvangvoorzieningen zijn afhankelijk van het te realiseren beschermingsniveau, de aard van de opgeslagen stoffen, de vakindeling en de eventueel aanwezige brandbeveiligingsinstallatie. Voor het vaststellen van de totale opvangcapaciteit moeten de noodzakelijke opvangcapaciteiten voor product en bluswater bij elkaar worden opgeteld.

De volgende inhoud wordt overgenomen uit fragment: PGS 15 versie 2011 Hoofdstuk 4

De volgende inhoud wordt overgenomen uit fragment: PGS 15 versie 2011 Hoofdstuk 4

Productopvang

Tabel 6 van paragraaf 4.7 van PGS 15 geeft aan hoe de productopvangcapaciteit moet worden berekend. Deze is afhankelijk van het beschermingsniveau en het vlampunt van de aanwezige stoffen. Achterliggende gedachte hierbij is, dat:

  • de opvangcapaciteit groter moet zijn naarmate verwacht wordt dat een brand langere tijd voortduurt (beschermingsniveau 2 ten opzichte van beschermingsniveau 3);
  • de opvangcapaciteit groter moet zijn wanneer stoffen met een lager vlampunt worden opgeslagen;
  • de opvangcapaciteit kleiner kan zijn wanneer uitsluitend metalen verpakkingen worden opgeslagen.

Voor een opslagvoorziening met beschermingsniveau 3 is uitsluitend productopvang noodzakelijk. De capaciteit van de productopvangvoorziening bedraagt in dat geval ten minste 10% van de in het grootste vak aanwezige vloeistoffen. Er wordt bij beschermingsniveau 3 vanuit gegaan dat niet alle verpakkingen beschadigen en niet alle vakken beschadigd raken bij een eventuele brand. Daarom wordt 10 % van grootste vak voor de gehele opslag voldoende beschouwd.

De vlampuntwaarden zijn ten opzichte van PGS 15:2005 met één graad gewijzigd, nu word vlampunt 60 gehanteerd in plaats van 61 graden Celsius.

Bluswateropvang

De eisen aan de noodzakelijke bluswateropvangvoorzieningen zijn beschreven in paragraaf 4.6 van PGS 15 en in Bijlage F van PGS 15, waarin de kenmerken en parameters van diverse brandbeveiligingsinstallaties zijn opgenomen.

De noodzakelijke capaciteit is afhankelijk van:

  • het beschermingsniveau;
  • de aard van de opgeslagen stoffen;
  • de vakindeling;
  • de aanrijdtijd van de brandweer;
  • de logistieke uitvoering als bij meerdere opslagvoorzieningen gebruik wordt gemaakt van een gecombineerde bluswateropvang.

Bij de bepaling van de bluswateropvang wordt uitgegaan van een nominale opvangcapaciteit, welke wordt gecorrigeerd om te komen tot de werkelijke opvangcapaciteit. De berekening is als volgt:

1. Berekening nominale opvangcapaciteit

Het principe achter de berekening is het vermenigvuldigen van de blustijd met de sproeidichtheid en het te blussen oppervlak. Afhankelijk van de vakindeling geldt vervolgens nog een veiligheidsfactor. Reden hiervoor is de kans op brandoverslag naar een ander opslagvak, waarbij de daarbij behorende blusinstallatie in werking kan treden. Wordt een vak aan alle zijden omgeven door wanden en deuren dan is deze factor 1. Is dit drie zijden, dan geldt een factor van 2 en wanneer een vak aan twee of meer zijden is gelegen aan een gangpad dat is de factor 3. Dit is beschreven in paragraaf F1.3 van de Bijlage F van PGS 15.

Voor beschermingsniveau 1 zijn de blustijd en sproeidichtheid afhankelijk van het toegepaste brandbestrijdingssysteem. Bijlage F van PGS 15 geeft de parameters waarmee de nominale capaciteit kan worden berekend.

Voor beschermingsniveau 2 hangt de nominale bluscapaciteit af van de inzettijd van de overheidsbrandweer of bedrijfsbrandweer. Is deze minder dan 6 minuten, dan bedraagt deze 0,3 m3 per m2 vak. Bij een inzettijd van minder dan 15 minuten moet met 0,5 m3 bluswater per m2 vak rekening worden gehouden. Bij opslag van klasse 3 stoffen en vloeistoffen met een vlampunt tussen de 60°C en 100°C in niet metalen verpakking moet voorkomen worden dat dat bluswater en brandend product uit het vak naar andere vakken kan stromen. Wanneer mogelijk vakdimensionering niet voldoet moet de nominale bluswatercapaciteit moet worden gedimensioneerd op de totale opslagvoorziening.

2. Van nominale tot werkelijke opvangcapaciteit

De werkelijke bluswateropvangcapaciteit wordt vervolgens berekend uit de nominale opvangcapaciteit, vermenigvuldigd met een percentage (zie volgende tabel) dat afhankelijk is van de opgeslagen stoffen (zie PGS 15 voorschrift 4.6.1 en 4.6.2).

Tabel 1.1

Klasse

Beschermingsniveau 1

Beschermingsniveau 2

3

25%

100%

6.1 (incl bijkomend gevaar)

100%

100%

8

50%

50%

9

100%

100%

CMR-stoffen

100%

100%

Voorbeeld berekening opvangcapaciteit beschermingsniveau 2

In een opslagvoorziening wordt 400.000 liter klasse 8 (vloeistof) met een vlampunt van > 100°C, in kunststof verpakkingen opgeslagen. De stoffen zijn verdeeld over 4 opslagvakken, elk met een oppervlak van 60 m2. Elk opslagvak is omgeven door gangpaden. De aanrijdtijd van de overheidsbrandweer wordt ingeschat op 10 minuten. De wijze van berekenen in opgenomen in voorschrift 4.6.2 en Bijlage F, paragraaf 1 van PGS 15.

Overzicht loods indeling (van bovenaf) figuur 1
opslagvak 1
60m2

|
opslagvak 2
60m2
---pad-- + --pad---

opslagvak 3
60m2

opslagvak 4
60m2

Berekening nominale bluswateropvang:

  • Inzettijd inzettijd van de brandweer van > 6 minuten en < 15 minuten;
  • nominale bluswater opvang opslagvak (zie voorschrift 4.6.2);
  • Veiligheidsfactor =3 (zie bijlage F, vakken zijn gelegen 2 of meer gangpaden);
  • De totale nominale bluswateropvang Bn : De opslagcapaciteit per m2 te vermenigvuldigen met het oppervlak van een opslagvak en de veiligheidsfactor
    = 0,5 m3 per m2 *60m2 * 3 = 90m3 en geldt voor de gehele opvangvoorziening.

Berekening werkelijke bluswateropvang:

  • Klasse 8
  • opvangcapaciteit 50% (zie PGS 15 voorschrift 4.6.2).
  • =90m3 * 50%= 45m3

Berekening productopvang:

  • Bij beschermingsniveau 2
  • een vlampunt van > 100°C
  • de productopvang ten minste 10% van de aanwezige vloeistoffen in de opslagvoorziening (zie paragraaf 4.7, tabel 4.3)
  • = 10% van 400.000 liter = 40.000 liter = 40 m3

Berekening totale opvangcapaciteit voor opslag voorziening: Bluswateropvang en productopvang = 45 m3+ 40 m3 = 85 m3.

Voorbeeld berekening product opvang beschermingsniveau 1

In een opslagvoorziening is 5 ton vloeistoffen in kunstof verpakking, vlampunt < 60C en 8 ton vloeistoffen in metalen verpakking vlampunt <60 opgeslagen.

Er geld beschermingsniveau 1.

uit tabel 4.3 volgt:

  • 10% productopvang alleen als alle verpakking van metaal is in dat vak;
  • 100% productopvang voor voor het grootste vak;
  • voor de product eigenschappen is geen scheiding nodig;
  • uitstroming over vakken mag niet (voorschrift 4.3.2).

Er zijn 4 vakken in de opslagvoorziening 3 ton per vak. De 5 ton is verdeeld over 2 vakken, voor een vak geld dus alleen metalen verpakking, voor de andere is er ook kunststof verpakking.

Overzicht loods indeling (van bovenaf) figuur 2

Opslagvak 1:
3 ton kunststof

|
|
Opslagvak 2:
2 ton kunststof
1 ton metaal
----pad------ + ----pad------
Opslagvak 3:
3 ton metaal
|
|
Opslagvak 4:
3 ton metaal

Berekening product opvang:

  • voor vak 3 en 4 geld 10% opvang. Uitgaande van dichtheid 1 is dat 10% van 3000 liter= 0,3 m3;
  • voor vak 1 geld 100% opvang nodig: 3000 liter = 3 m3;
  • voor vak 1 en 2 geld geen uitstroom uit het vak, aparte productopvang (voorschrift 3.4.2);
  • voor vak 1 en 2 productopvang per vak: 3 m';
  • voor rest van de opslagvoorziening is productopvang: 0,3 m3;

Zie ook specifieke vraag en antwoord