Realiseren geluidsgevoelige functie in de zone

Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen enerzijds en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds. Zonering moet rechtszekerheid bieden aan zowel bedrijven als aan bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen.

Bij het realiseren van een geluidsgevoelige bestemming in een zone van een gezoneerd bedrijventerrein is de Wgh van toepassing. De geluidbelasting van het gezoneerd bedrijventerrein op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming moet in eerste instantie worden getoetst aan de voorkeursgrenswaarde. Voldoet de geluidsbelasting aan de voorkeursgrenswaarde, dan biedt de Wgh de mogelijkheid af te wijken van de voorkeursgrenswaarde tot een maximale waarde. Dit afwijken wordt ook wel de hogere waarde procedure genoemd.

Bij de toetsing op basis van de Wgh wordt uitgegaan van de geluidbelasting (behorende bij de vergunde activiteiten) van de bestaande bedrijven op het gezoneerde bedrijventerrein. Bij bedrijventerreinen die nog lege percelen hebben of akoestisch nog niet vol zijn moet in de ruimtelijke afweging ook uitgegaan worden van de "planologische" geluidbelasting.

Reikwijdte akoestisch onderzoek
Het akoestisch onderzoek moet aan een aantal voorwaarden voldoen:

  • Het onderzoek moet uitgaan van de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Bij een uitwerkingsverplichting of wijzigingsbevoegdheid voor geluidsgevoelige bestemmingen in een zone moet de haalbaarheid van de mogelijkheden die deze instrumenten bieden akoestisch onderzocht zijn. Als het moederplan via een ontheffing mogelijk maakt een gevel van een geluidsgevoelige bestemming richting het gezoneerde bedrijventerrein te verplaatsen moet dit worden meegenomen bij het bepalen van de geluidbelasting.
  • De geluidbelasting van het gezoneerde industrieterrein moet beoordeeld worden op de gevel van de geluidsgevoelige objecten.

Gegevens in het bestemmingsplan
Het Besluit ruimtelijke ordening legt in artikel 3.3.1 een directe relatie met de Wgh. Het eerste lid van artikel 3.3.1 Bro bepaald dat in het bestemmingsplan de ligging en afmetingen van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen, die liggen binnen de zone van het bedrijventerrein moeten zijn opgenomen.

Bij een wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheid hoeft de precieze ligging van geluidsgevoelige bestemmingen nog niet bekend te zijn. De verplichting uit artikel 3.3.1, lid 1 Bro geldt daarom niet voor deze delen van het bestemmingsplan. Wel kan worden aangegeven wat de hoogste toelaatbare geluidsbelasting is, welke bij de uitwerking of de wijziging van het bestemmingsplan in acht moet worden genomen.

Cumulatie
Belangrijk is om te weten dat een akoestische afweging gebaseerd op de Wgh niet afdoende hoeft te zijn voor de beoordeling of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat bij een geluidsgevoelige bestemming. In het geval dat de nieuwe geluidsgevoelige bestemming ook in de invloedsfeer van andere geluidsbronnen ligt wordt gekeken naar het akoestische klimaat van alle geluidsbronnen samen (cumulatie). Daarbij zijn twee situaties mogelijk:

  • cumulatie van geluidbelasting van Wgh-geluidsbronnen (luchtvaartlawaai, spoorweglawaai, wegverkeerslawaai en industrielawaai van gezoneerde industrieterreinen). Deze beoordeling van cumulatie vindt plaats in het kader van de Wgh (artikel 110f Wgh).
  • cumulatie van niet Wgh-geluidsbronnen, zoals van bedrijven op niet gezoneerde bedrijventerreinen of scheepvaartlawaai. Deze beoordeling van cumulatie vindt plaats in het kader van de Wro.

Hogere waarde
Met een hogere waarde besluit kunnen er geluidsgevoelige bestemmingen in een zone rond een bedrijventerrein gerealiseerd worden met een hogere geluidbelasting op de gevel dan de voorkeursgrenswaarde (van 50 dB(A)).

Er wordt bij de vaststelling van de hogere waarde uitgegaan van de "planologische" geluidbelasting. Dit is de geluidbelasting (behorende bij de vergunde activiteiten) van de bestaande bedrijven plus de geprognosticeerde geluidbelasting voor lege kavels. Deze berekende gecumuleerde geluidbelasting moet voldoen aan de zone en/of aan eerder vastgestelde hogere waarden. Hiermee wordt voldaan aan de Wgh en worden de bestaande milieurechten van bedrijven gerespecteerd. Daarnaast worden de ontwikkelmogelijkheden van het gezoneerde bedrijventerrein, zoals bedoeld in het bestemmingsplan, gerespecteerd.

Dove gevel
Wanneer een bepaalde stedenbouwkundige oplossing gewenst is en daarmee niet kan worden voldaan aan de maximale grenswaarden dan kan een zogenaamde dove gevel een oplossing zijn. Een dove gevel  hoeft namelijk niet te worden getoetst aan de grenswaarden. De dove gevel moet, zo blijkt uit jurisprudentie (onder andere de uitspraak ABRvS 11 augustus 2010, nr. 200905674/1/R3) worden vastgelegd in de bouwregels van het bestemmingsplan. Dit vormt dan de basis bij toetsing van de bouwvergunning aan het bestemmingsplan om het binnenniveau te borgen. De dove gevel kan ook als onderdeel van de gebruiksregels worden vastgelegd. Hierbij wordt het gebruik "wonen" alleen toegestaan als gevel x als dove gevel volgens de Wgh wordt uitgevoerd. Hiermee kan ook na het verlenen van de bouwvergunning gegarandeerd worden dat bewoners niet zelf de gevel veranderen.

Geluidsruimte niet opgevuld
Het kan ook zijn dat er nog geluidsruimte van een bedrijventerrein over is, terwijl alle kavels al in gebruik zijn. De geluidbelasting (behorende bij de vergunde activiteiten) van aanwezige bedrijven is dan lager dan 50 dB(A) op de zone. Ook dan is de "planologische" geluidbelasting bepalend. Het ruimtelijk besluit, maar ook het hogere waarde-besluit, voor de nieuwe geluidgevoelige bestemming moet uitgaan van de maximaal toegestane planologische mogelijkheden (met de bijbehorende geluidruimte) van het geldende bestemmingsplan. Dit volgt overigens niet uit de Wgh maar uit het vereiste van een goede ruimtelijke ordening.

Wanneer bij de vaststelling van de hogere waarde wordt uitgegaan van de bestaande (vergunde) geluidbelasting van de bedrijven op het bedrijventerrein, dan is dit niet in strijd met de Wgh. Ook worden de bestaande milieurechten van bedrijven gerespecteerd. Hiermee verkleint het bevoegd gezag de ontwikkelruimte van de bedrijven.

Als het bevoegd gezag de geluid- en dus de ontwikkelruimte van een bedrijventerrein wil verkleinen, dan moet zij hierover een duidelijk ruimtelijk besluit nemen. Voor dit besluit is een goede onderbouwing nodig, met een afweging van de belangen van de bedrijven en de omgeving. Het is dan aan te bevelen om (op termijn) de ligging van de zone in overeenstemming te brengen met de geluidsruimte behorende bij de verleende hogere waarden.