Wet-en regelgeving

Het stellen van eisen aan de ammoniakemissie uit huisvestingssystemen van veehouderijen vormt samen met het aanvullend zoneringsbeleid het instrumentarium ter beperking van de ammoniakemissie van veehouderijen. Veehouders hebben te maken met:

  • een zonering rondom te beschermen zeer kwetsbare gebieden. Uitbreiden is hier bijna niet mogelijk. Behalve als er gebruik wordt gemaakt van zeer sterk ammoniakreducerende, industriële technieken
  • emissie-eisen aan huisvestingssystemen in de vorm van maximale emissiewaarden per diercategorie
  • strengere emissie-eisen voor grote intensieve veehouderijen (IPPC-bedrijven)

Wet ammoniak en veehouderij

Met de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) wordt ter bescherming van voor verzuring gevoelige natuur een aanvullend zoneringsbeleid gevoerd. Deze wet geldt sinds 8 mei 2002 en is op1 mei 2007 aangepast. De wet schrijft voor dat binnen zeer kwetsbare gebieden en in een zone van 250 meter daaromheen in aanvulling op de generieke eisen de volgende maatregelen gelden:

  • vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen is niet meer mogelijk
  • bestaande veehouderijen hebben beperkte uitbreidingsmogelijkheden, namelijk tot een voor deze veehouderijen vastgelegd emissieplafond.

Een uitzondering geldt voor melkveehouderijen (zij kunnen doorgroeien tot maximaal 200 melkkoeien en 140 stuks jongvee), voor uitbreiding met paarden en schapen, voor biologische bedrijven en bedrijven die hun dieren hoofdzakelijk houden voor natuurbeheer.

Zeer kwetsbare gebieden volgens de Wav worden aangewezen bij besluit van Provinciale Staten. Bij dit besluit hoort een kaart waarop de begrenzing van de gebieden nauwkeurig is aangegeven. Alleen voor verzuring gevoelige gebieden die liggen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) worden aangewezen. Bij de aanwijzing moet rekening worden gehouden met een aantal aspecten, zoals de natuurwaarden, de grootte van het gebied en de gevolgen van de aanwijzing voor bestaande veehouderijen.

Nieuwe natuur kan volgens de Wet ammoniak en veehouderij niet aangewezen worden als een zeer kwetsbaar gebied. Ruimtelijke plannen waarin ruimte voor nieuwe natuur wordt vastgelegd vormen in het kader van de Wav daarom geen belemmering voor de nabije veehouderijen. Dit blijkt onder andere uit de uitspraken ABRvS 22 maart 2006, nr. 200508505/1 en ABRvS 15 december 2004, nr. 200405865/1.

In de Wav (artikel 3) is een koppeling met de richtlijn 96/61/EG over geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (Integrated Pollution Prevention and Control, of afgekort tot IPPC). Het artikel in de Wav maakt het mogelijk dat van veehouderijen die onder deze Europese richtlijn vallen, verdergaande technieken dan de beste beschikbare techniek (BBT) geëist kunnen worden. Bij het vaststellen van die verdergaande eisen, wordt rekening gehouden met technische kenmerken, geografische ligging en plaatselijke milieuomstandigheden. In de ‘Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij' van 25 juni 2007 van VROM wordt dit verder uitgewerkt en toegelicht.

Regeling ammoniak en veehouderij

De Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) is een op de Wet ammoniak en veehouderij gebaseerde ministeriële regeling. De regeling bevat de emissiefactoren die nodig zijn om in de vergunde en in de aangevraagde situatie de ammoniakemissie van een veehouderij te kunnen berekenen.
De Rav bevat een lijst met de verschillende stalsystemen per diercategorie en de daarbij behorende emissiefactoren. De lijst wordt regelmatig aangepast.

Activiteitenbesluit

Veel intensieve veehouderijen zijn sinds 1 januari 2013 onder het Activiteitenbesluit komen te vallen. De ammoniakeisen uit de WaV zijn hierin overgenomen. Het Activiteitenbesluit stelt eisen aan diverse milieuthema's, waaronder het thema ammoniak.

De activiteiten 'houden van dieren' en 'opslaan van drijfmest en digestaat' veroorzaken ammoniak, die negatieve effecten heeft op daarvoor gevoelige natuur. Daarom stelt het Activiteitenbesluit eisen aan ammoniak bij de activiteit het houden van dieren. Er worden in het Activiteitenbesluit eisen gesteld aan de stalsystemen en luchtwassers en er zijn regels opgenomen ter bescherming van kwetsbare gebieden.

Bij de bescherming van zeer kwetsbare gebieden geldt een verbod om nieuwe dierenverblijven op te richten en verbod tot uitbreiding en wijziging, als de inrichting binnen zo'n zeer kwetsbaar gebied ligt, of in een zone van 250 meter rondom zo'n gebied. Voor bestaande bedrijven geldt overgangsrecht.

Het Activiteitenbesluit stelt verder eisen aan ammoniak bij de activiteit de opslag van drijfmest en digestaat. Het gaat onder andere om het afdekken van mestbassins.

Besluit emissiearme huisvesting

Het Besluit emissiearme huisvesting bepaalt dat dierenverblijven emissiearm moeten zijn, als er emissiearme huisvestingssystemen beschikbaar zijn. Het besluit bevat maximale emissiewaarden: alleen huisvestingssystemen met een emissiefactor die lager is dan of gelijk is aan de maximale emissiewaarde, zijn toegestaan. De maximale emissiewaarden (ammoniak/fijnstof) gelden voor melkvee, vleeskalveren, varkens, kippen, vleeskalkoenen en vleeseenden. Meer informatie vindt u op de webpagina "Besluit emissiearme huisvesting".

Directe ammoniakschade

In 1981 is het rapport Stallucht en planten door het Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek (IPO) opgesteld. Uit diverse uitspraken van de Raad van State blijkt dat dit rapport (nog steeds) gehanteerd kan worden ter beoordeling van de directe ammoniakschade door de uitstoot van ammoniak bij intensieve kippen- en varkenshouderijen. Uit dit rapport blijkt onder andere dat ter voorkoming van directe ammoniakschade een afstand van minimaal 50 meter tussen stallen en meer gevoelige planten en bomen, zoals coniferen, en een afstand van minimaal 25 meter tot minder gevoelige planten en bomen moet worden aangehouden.

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming worden bepaalde Natura 2000-gebieden beschermd tegen schadelijke projecten. De aanwijzing van deze gebieden vindt op geheel andere gronden plaats dan die van de voor verzuring gevoelige gebieden. De Natura 2000-gebieden worden aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn met het oog op het behoud van de vogelstand respectievelijk de instandhouding van de natuurlijke habitats of populaties van in het wild levende dier- en plantensoorten.

De reikwijdte van de Wet ammoniak en veehouderij die alleen verzuringsgevoelige gebieden aanwijst is dus beperkter dan de Wet natuurbescherming.

Veel veehouderijen in de buurt van deze beschermde gebieden hebben bij oprichting of uitbreiding een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig. De provincie is hierbij het bevoegd gezag. Voor de toetsing of een vergunning verleend kan worden is een handreiking ontwikkeld. De handreiking geldt totdat de beheerplannen voor de verschillende Natura 2000-gebieden zijn vastgesteld. In deze beheerplannen wordt onder andere voor het aspect ammoniak bepaald wat nodig is om de natuurdoelstellingen van het gebied te behalen.

Voor een aantal Natura 2000-gebieden is al een beheerplan opgesteld door de provincie. Een overzicht hiervan staat op de Natura 2000-website van het ministerie van Economische Zaken: Stand van zaken Beheersplannen.

Reconstructiewet concentratiegebieden

Op grond van de Reconstructiewet concentratiegebieden zijn landbouwontwikkelingsgebieden, verwevings­gebieden en extensiveringsgebieden vastgesteld. Voor de uitvoering van de Reconstructiewet in de concentratiegebieden van de veehouderij is de ammoniakregelgeving van groot belang. De reconstructie is bedoeld om een verbetering van de ruimtelijke structuur voor de landbouw te combineren met een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit van natuur, landschap, milieu en ruimte.

Tegenover het terugdringen van veehouderij-activiteiten in delen van reconstructiegebieden staat de aanwijzing van landbouwontwikkelingsgebieden ergens anders in het reconstructiegebied. Inmiddels zijn alle reconstructieplannen vastgesteld en wordt gewerkt aan de uitvoeringsprogramma's.

De rechter lijkt bij RO-zaken strikt te toetsen aan de bepalingen die in het Reconstructieplan zijn gesteld. Dit blijkt uit uitspraak 200700669/1 van 5 december 2007 (GS Overijssel). Het gaat hier om het wijzigen van een bestemmingsplan voor het vergroten van het bouwblok van een kippenhouder voor de bouw van een mestvergistingsinstallatie.

Het vergroten van het bouwblok op de locatie was volgens het reconstructieplan niet toegestaan. De provincie redeneerde dat in dit geval wel mogelijk was, omdat de uitbreiding van het bouwblok niet mag worden benut voor het intensief houden van dieren.

De Afdeling toetst strikt aan de bepalingen in het Reconstructieplan die de Afdeling ziet als "een blijkens de formulering bindende beleidsuitspraak over het grondgebruik binnen deze reconstructiezone, waartegen als gevolg van artikel 29, eerste lid, van de Reconstructiewet voor een belanghebbende beroep bij de Afdeling heeft opengestaan". Vervolgens concludeert de Afdeling dat de bepaling in het Reconstructieplan geen ruimte laat voor een onderscheid in functies van de uitbreiding van het bouwblok, en vernietigt het besluit.