Bijlage 1 interne afstanden
Resultaten
Ja, er bestaat geen verplichting tot het hebben van een aparte bewaarplaats. Het is niet verplicht om onverpakt en verpakt vuurwerk gescheiden op te slaan. Een bedrijf kan in de bufferbewaarplaats zowel het verpakte als het onverpakte vuurwerk opslaan. In een bewaarplaats mag een bedrijf uitsluitend verpakt vuurwerk opslaan.
Als een bedrijf in totaal maximaal 10.000 kilogram consumentenvuurwerk opslaat, mogen maximaal twee bufferbewaarplaatsen aanwezig zijn met maximaal 2.000 kilogram per bufferbewaarplaats.
Verkoop vanuit een bufferbewaarplaats is niet toegestaan, zodat er altijd een aparte verkoopruimte aanwezig moet zijn.
Nee, voorschrift 1.10 van bijlage 1 onder B van het Vuurwerkbesluit over apparatuur die aan de NPR 7910-2 moet voldoen is alleen van toepassing op apparatuur in de (buffer)bewaarplaats. Kassa's, stofzuigers, verlichting en armaturen hoeven niet aan speciale eisen te voldoen.
Nee, volgens het Vuurwerkbesluit mogen (buffer)bewaarplaatsen naast elkaar liggen. De brandwerendheid van de tussenmuur moet wel 120 minuten zijn in plaats van de gebruikelijke 60 minuten.
Tussen de beide (buffer)bewaarplaatsen moet dan aan de zijde van de deuren een scheiding die 30 centimeter uitsteekt zijn aangebracht (bijlage 1 onder B voorschrift 2.1 en 2.2).
De deuren van de (buffer)bewaarplaatsen mogen niet zichtbaar zijn ten opzichte van elkaar als niet aan een minimale afstand van 8 meter wordt voldaan (bijlage 1 paragraaf 6).
De minimumafstand bij opslagen tot maximaal 10.000 kilogram consumentenvuurwerk is 8 meter, gemeten van deuropening tot deuropening. Deze afstand geldt altijd wanneer de deuren ten opzichte van elkaar zichtbaar zijn. Dit volgt uit bijlage 1 onder B voorschriften 6.1 en 6.2 van het Vuurwerkbesluit.
Volgens voorschrift 6.3 van het Vuurwerkbesluit kan een bedrijf een bouwkundige voorziening aanbrengen tussen de deuren waardoor deze niet meer ten opzichte van elkaar zichtbaar zijn. De bouwkundige voorziening is vervaardigd van metselwerk of met beton of cellenbeton en heeft een brandwerendheid die niet lager is dan 60 minuten. Het bedrijf mag ander materiaal dan metselwerk, beton of cellenbeton toepassen als het bevoegd gezag heeft beslist dat daarmee ten minste dezelfde brandwerendheid en constructieve stevigheid wordt bereikt.
Wanneer de deuren ten opzichte van elkaar niet zichtbaar zijn, hoeft het bedrijf, mits er voldoende bouwkundige voorzieningen zijn, niet aan de minimumafstand van 8 meter te voldoen.
In de eerste plaats moeten de wanden, de vloer en de afdekking gemaakt zijn van beton, cellenbeton of metselwerk. Deze materialen moeten een constructieve stevigheid waarborgen die de drukopbouw kan weerstaan. De toepassing van vergelijkbare materialen waarbij hetzelfde doel wordt bereikt, is toegestaan als het bevoegd gezag heeft beslist dat daarmee ten minste dezelfde brandwerendheid en constructieve stevigheid wordt bereikt. Degene die deze gelijkwaardige materialen wil toepassen, zal de gelijkwaardigheid ervan moeten aantonen.
Het Vuurwerkbesluit stelt geen eisen aan de inhoud of hoogte van een bewaarplaats. De bufferbewaarplaats wordt gelijkgesteld met een brandcompartiment als bedoeld in het Bouwbesluit. De deur van de (buffer)bewaarplaats dient als drukontlasting (dus opent naar buiten) en is zelfsluitend uitgevoerd. De deur moet (in gesloten toestand) een brandwerendheid hebben welke niet lager is dan 60 minuten.
Zie voor meer informatie de vragen en antwoorden: Deuren en drukontlasting en Grootte (buffer)bewaarplaats
Dit is niet af te leiden uit het Vuurwerkbesluit. In bijlage 1, voorschrift 2.1, is bepaald dat de bewaarplaats en de bufferbewaarplaats aan de eis van 60 minuten brandwerendheid moeten voldoen.
Het gebouw zal uiteraard wel aan de eisen van het Bouwbesluit moeten voldoen.
Ja, maar dit neemt niet weg dat de (buffer)bewaarplaats van de rest van de inrichting afgescheiden moet zijn door beton, cellenbeton of baksteen en dat bij gebruik van staal er een voldoende brandwerende constructie om het staal heen aanwezig moet zijn om te voorkomen dat de constructie door de hitte van het vuur voortijdig zal bezwijken (zie ook voorschrift 2.1 onder B van bijlage 1 van het Vuurwerkbesluit).
Volgens voorschrift 5.1 onder B van bijlage 1 van het Vuurwerkbesluit moeten de bewaarplaats, de bufferbewaarplaats en de verkoopruimte voor consumentenvuurwerk worden voorzien van een sprinklerinstallatie. De ruimte tussen de (buffer)bewaarplaats en de verkoopruimte hoeft dus niet gesprinklerd te worden.
Bij wijziging van het Vuurwerkbesluit per 1 juli 2012 is voorschrift 3.4a bijlage 1, onderdeel B van het Vuurwerkbesluit toegevoegd. Met deze toevoeging is het geopend zijn van de deur(en) van de (buffer)bewaarplaats onder voorwaarden toegestaan. Hiermee is uitdrukkelijk niet bedoeld om het geopend zijn van deuren toe te staan zonder hiervoor aanvullende eisen te stellen.
Voorschrift 3.4a van bijlage 1, onderdeel B Vuurwerkbesluit:
In afwijking van voorschrift 3.4 kan het bevoegd gezag op verzoek van degene die de inrichting drijft bij maatwerkvoorschrift bepalen dat deuren onder daarbij te stellen voorwaarden geopend mogen zijn.
Het toestaan van geopende deuren zal vooral een voordeel zijn in gevallen waar het aantal personenbewegingen in- en uit de (buffer)bewaarplaats zo frequent is, dat de deur bijna continu open staat. Het aanbrengen van deurvastzetinrichtingen leidt dan tot een veiliger situatie ten opzichte van een deur zonder vastzetinrichting, maar die bijna continu open staat.
Deurvastzetinrichtingen
Het vastzetten van deuren in geopende stand is mogelijk door het toepassen van deurvastzetinrichtingen in combinatie met rookdetectoren. Deurvastzetinrichtingen (De eisen voor deurvastzetinrichtingen zijn opgenomen in hoofdstuk 10 van het document 'brandbeveiligingsinstallaties, 2e druk, 2010, uitgave van de NVBR.) zijn:
- elektromagnetische voorziening voor wand-, vloer- of plafondmontage (kleefmagneet);
- elektromagnetische voorziening in de deurdranger;
- elektromagnetische voorziening in de vloerpot.
Elektromagnetische deurdrangers met ingebouwde rookdetector zijn niet geschikt vanwege een te trage reactiesnelheid.
Deuren met een vastzetinrichting worden aangestuurd door een signaal dat is gebaseerd op rookontwikkeling. Pas bij dat signaal zal de deur sluiten. Zolang de deur van een (buffer)bewaarplaats open staat, is er sprake van een grotere zuurstoftoevoer bij een brand in de (buffer)bewaarplaats. Daardoor is de kans groter is dat de brand onbeheersbaar wordt en zich kan uitbreiden. Het geopend zijn van deuren heeft een negatief effect op de compartimentering en daarmee op de brandwerendheid binnen de inrichting.
Het toepassen van schuifdeuren is niet toegestaan omdat dan niet aan de eis van naar ‘draait naar buiten’ wordt voldaan (bijlage 1, onderdeel B, voorschrift 2.4 van Vuurwerkbesluit).
Kleefmagneet
Kleefmagneten zijn elektrisch aangestuurde magneten die deuren in geopende toestand vastzetten, maar bij het wegvallen van het elektrische signaal de deuren weer vrijgeven. Dat betekent dat de deuren ook moeten zijn voorzien van deurdrangers, zodat de deuren na het vrijgeven ook daadwerkelijk snel sluiten.
Vrijloopdranger
Hierbij is de dranger en de magneet geïntegreerd. De dranger is een grondplaat of wandplaat, waarop de deurdranger en een deurhoudmagneet zijn bevestigd. De arm met ankerplaat wordt door de elektromagneet vastgehouden. Bij het wegvallen van het elektrische signaal laat de magneet de ankerplaat los. De sluitarm zorgt voor het automatisch sluiten van de deur.
Beoordeling verzoek toestaan open deuren
Bij de beoordeling van het toestaan van deurvastzetinrichtingen moet worden nagegaan in hoeverre de sprinklerinstallatie hierop is uitgerust. Ook moet worden beoordeeld of een intern domino-effect kan ontstaan als gevolg van de effecten van het opgeslagen vuurwerk via de openstaande deur. Bij een ontsnappende vuurpijl is het bijvoorbeeld van belang om te beoordelen waar deze vuurpijl terecht zou kunnen komen. Bij het verzoek voor het toestaan van geopende deuren via maatwerkvoorschriften moet in ieder geval informatie over de toereikendheid van de sprinklerinstallatie, eventuele domino-effecten en de wijze van aansturing van de deuren worden gevoegd.
Als uit de beoordeling blijkt dat het geopend zijn van deuren in de situatie acceptabel is, moet in maatwerkvoorschriften worden vastgelegd hoe de deuren worden aangestuurd en dat de sturing fail-safe moet zijn. De deuren moeten in ieder geval voorzien zijn van een fast response systeem (in dit geval een rookmelder). Het fast response systeem moet er voor zorgen dat een begin van een brand onmiddellijk wordt gedetecteerd, zodat de deuren binnen enkele seconden automatisch sluiten nadat een brand is ontstaan. Daarnaast moeten de deuren onmiddellijk worden gesloten bij activering van de handbrandmelder, het in werking treden van de sprinklerinstallatie, de activering van de rookmelder en spanningsuitval van de brandmeldinstallatie of de elektrische voeding van de deuren.
Het heeft de voorkeur om de vrijloopdrangers aan de buitenzijde van de bewaarplaats te hebben vanwege brandoverslag via de dranger zelf (de olie). Het is ook van belang dat de werking van deurvastzetinrichtingen is geborgd door periodieke controle en onderhoud. De deurvastzetinrichtingen maken onderdeel uit van de gehele certificering van de brandmeldinstallatie.
De rookmelders zijn de basis voor het sluiten van geopende deuren en hiermee van cruciaal belang. Rookmelders en de daarbij behorende signaalverwerking moeten daarom ook altijd primair (stroom) en secundair (batterij) gevoed worden.
Deur tussenruimte (buffer)bewaarplaats - verkoopruimte
Volgens voorschrift 2.5 van bijlage 1, onderdeel B van het Vuurwerkbesluit mag de deur van de (buffer)bewaarplaats niet uitkomen in de verkoopruimte. Als een tussenruimte (sluis) is gecreëerd tussen (buffer)bewaarplaats en verkoopruimte, gelden voor de deur die vanuit de verkoopruimte toegang geeft tot de ruimte waarin de deur van de (buffer-)bewaarplaats de eisen uit voorschrift 2.6 van bijlage 1, onderdeel B van het Vuurwerkbesluit. De deur tussen verkoopruimte en sluis moet zelfsluitend zijn uitgevoerd en ook zelfsluitend zijn, dat wil zeggen dat deze deur niet mag worden vastgezet waardoor hij zijn functie verliest. Voor deze deur geldt een brandwerendheid van minimaal 30 minuten. Het is mogelijk dat de brandwerendheid van de deur op basis van andere eisen hoger moet zijn. Bijvoorbeeld in verband met de gelijktijdigheid van de benodigde en beschikbare watercapaciteit voor de gesprinklerde ruimte(n).
Nee, dit is niet toegestaan. Sinds 1 juli 2012 is aan voorschrift 1.9 van bijlage 1, onderdeel B van het Vuurwerkbesluit een zin toegevoegd waaruit blijkt dat dit niet is toegestaan. In de ruimte waar het afleveren van consumentenvuurwerk plaatsvindt, mogen geen licht of zeer licht ontvlambare stoffen en drukhouders aanwezig zijn.
Voorschrift 1.9 van bijlage 1, onderdeel B Vuurwerkbesluit:
De afstand van ruimten waar consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn tot licht of zeer licht ontvlambare stoffen en drukhouders, met uitzondering van brandblusmiddelen, is ten minste 5 meter. In de ruimte waar het afleveren van consumentenvuurwerk plaatsvindt, mogen geen licht of zeer licht ontvlambare stoffen en drukhouders, met uitzondering van brandblusmiddelen, aanwezig zijn.
Ongeacht de grootte van de verkoopruimte, mag in dezelfde ruimte geen opslag plaatsvinden van licht of zeer licht ontvlambare stoffen en drukhouders. Hiermee worden ongewenste domino-effecten voorkomen. De aanwezigheid van licht en zeer licht ontvlambare stoffen of drukhouders kan snelle branduitbreiding veroorzaken of daaraan bijdragen.
Uit onderzoek naar een brand in een bouwmarkt is gebleken dat flessen met wasbenzine en vergelijkbare licht en zeer licht ontvlambare stoffen tot op 20 meter van hun oorspronkelijke plaats werden teruggevonden. Dit laat zien dat branduitbreiding door deze stoffen snel over grotere afstanden kan plaatsvinden. Wanneer een brand door licht of zeer licht ontvlambare vloeistoffen wordt overgebracht naar de afleverlocatie van vuurwerk in diezelfde ruimte, zal het water van de sprinkler de brandende vloeistoffen verder verspreiden in plaats van doven. Door licht en zeer licht ontvlambare stoffen en drukhouders uit de verkoopruimte te weren, wordt dit scenario voorkomen.
Bij de wijziging van het Vuurwerkbesluit per 1 juli 2012 is ook de begripsomschrijving van verkoopruimte gewijzigd in: besloten ruimte of deel van een besloten ruimte waar aflevering van consumentenvuurwerk aan particulieren plaatsvindt. Ook is de hoeveelheid vuurwerk die aanwezig mag zijn in de verkoopruimte verhoogd naar 500 kilogram.
Er zijn situaties waarbij een aparte verkoopruimte voor vuurwerk is gerealiseerd. Als in de overige winkelruimte licht ontvlambare stoffen of drukhouders aanwezig zijn mogen klanten met het gekochte vuurwerk deze winkelruimte niet betreden. Er wordt op deze manier namelijk niet voldaan aan de aan te houden afstand van 5 meter volgens voorschrift 1.9 van het Vuurwerkbesluit.