PGS 15 - Inleiding hoofdstuk 6

Let op: U bekijkt nu de handleiding PGS 15 versie 2016. Ga hier naar handleiding PGS 15 versie 2011.

Onderstaand de volgende onderwerpen uit Hoofdstuk 6 van de PGS 15:

Toepassingsgebied

Een gasfles is een verplaatsbare drukhouder met een waterinhoud van niet meer dan 150 liter. De voorschriften van de PGS 15 gelden voor de opslag van gasflessen met veelvoorkomende gassen. Als er meer dan 125 liter waterinhoud in de opslag aanwezig is.

In paragraaf 4.1.1 van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling staan de voorschriften voor de opslag van gevaarlijke stoffen in verpakking. Hiertoe behoren ook de gasflessen. In artikel 4.4a van de Activiteitenregeling staat dat gasflessen van de klasse 2 van het ADR worden opgeslagen in een PGS 15-opslagvoorziening. Vervolgens staat in artikel 4.6 en tabel 4.6 van de Activiteitenregeling dat pas vanaf 125 liter waterinhoud de PGS 15 van toepassing is voor de opslag van gasflessen.

De reden hiervoor is dat gasflessen meestal een inhoud hebben van 60 liter, en dat PGS 15 dan van toepassing is bij meer dan 2 gasflessen. Het gaat hierbij dus om hervulbare verpakkingen van ADR-klasse 2. Hiertoe behoren gasflessen, en gasflessenbatterijen die tot het vervoer (VLG/ADR) zijn toegelaten. Een gasflessenbatterij valt ook onder het begrip "gasfles" zoals bedoeld in hoofdstuk 6. De voorschriften zoals in dit hoofdstuk zijn opgenomen gelden dus ook voor gasflessenbatterijen. Dat wil zeggen: daar waar gasfles staat benoemd, kan ook gasflessenbatterij worden gelezen.

De gassen die onder ADR-klasse 2 vallen, kennen de volgende algemene gevaareigenschappen: verstikkend, oxiderend en brandbaar, en daarnaast de volgende specifieke gassen: samengeperste lucht, ammoniak, koelgassen en ethyleenoxide. Bijlage H van PGS 15 geeft een overzicht van gassen waarvoor de PGS 15 in ieder geval geldt. Dit is geen compleet overzicht, maar een overzicht van de meest voorkomende gassen. Op het moment dat gassen worden opgeslagen die niet in Bijlage H zijn genoemd, is maatwerk nodig.

2018 DEF toepass gebied H6 PGS15v2016

Toelichting schema toepassingsgebied:

  • De drukontlastvoorziening kan worden herkend als breekplaatjes of veerveiligheid in de kop van de gasfles of geïntegreerd in de afsluiter.
  • Het aantal gasflessen of laskarren dat als werkvoorraad mag worden beschouwd is afhankelijk van de specifieke situatie binnen een bedrijf
  • Gasflessen aan verzamelleiding
    PGS 15 geldt niet voor gasflessen die zijn aangesloten op een verzamelleiding. Tenzij deze verzamelleiding is gesitueerd in een opslagvoorziening waar ook niet-aangesloten gasflessen aanwezig zijn. Voor de aangesloten gasflessen in een PGS 15-opslagvoorziening gelden dezelfde voorschriften als voor gasflessen die niet aan het leidingnet zijn gekoppeld. Daarnaast gelden voor gasflessen aan een leidingnet aanvullende eisen voor appendages en het leidingwerk. Dit valt buiten de reikwijdte van PGS 15. Voorschrift 6.2.11 van PGS 15 over het verbod tot het openen van afsluiters geldt dan niet.
  • (gesloten) Cryohouders met een gezamenlijk volume van meer dan 125 liter vallen onder het toepassingsgebied van de PGS 9. (In de Activiteitenregeling wordt alleen voor vloeibare zuurstof, koolzuur, argon, helium of stikstof in een stationaire opslagtank van meer dan 300 liter naar de PGS 9 verwezen).

Relatie met voorschriften uit hoofdstuk 3

Naast de voorschriften in hoofdstuk 6 van de PGS 15, gelden ook de volgende voorschriften uit hoofdstuk 3 voor de opslag van gasflessen:

  • 3.1.3 werkvoorraad
  • 3.2.1 maximaal 1.000 m2
  • 3.2.2 WBDBO 60 min
  • 3.2.4 inpandig maximaal 2.500 l
  • 3.2.5 op verdieping/kelder maximaal 500 l
  • 3.2.6 incidenten niet verplaatsen van ene naar andere opslagvoorziening
  • 3.2.7 en 3.2.8 opslagvoorziening van niet brandgevaarlijk materiaal
  • 3.2.9. brandwerendheid NEN 6069
  • 3.2.10 deur zelfsluitend
  • 3.2.13 opslagvoorziening niet in vluchtroute
  • 3.4.10 en 3.4.11 instructie incident
  • 3.4.12 procedure omgaan gevaarlijke stoffen
  • 3.7.1-3.7.4 eisen aan stellingen
  • 3.7.6-3.7.8 opslag pallets
  • 3.9.1 maatregelen vrijkomen dampen (ventilatie)
  • 3.11.1-3.11.3 eisen aan verpakking
  • 3.12.1 per 200 m2 brandblusser
  • 3.13.1 verbod op roken en open vuur
  • 3.13.2 waarschuwingsborden buitenzijde
  • 3.13.3 veiligheidsinformatiebladen zijn beschikbaar
  • 3.14.1 > 2.500 kg aangestelde deskundige
  • 3.14.2 opleiding/instructie bestuurders transportmiddelen
  • 3.15.1 > 2.500 kg journaal
  • 3.16.1 ontoegankelijk voor onbevoegden
  • 3.17.1 deur van binnen openen zonder sleutel
  • 3.17.2 twee vluchtroutes bij afstand van > 15 m vanaf de deur
  • 3.17.3 noodverlichting
  • 3.18.1 verwarming niet in open verbinding met opslagvoorziening
  • 3.19.1-3.19.2 intern noodplan bij > 250 l ammoniak of ethyleenoxide
  • 3.19.4 persoonlijke beschermingsmiddelen
  • 3.19.5 deskundige bedrijfshulpverleningsorganisatie

Kenmerken en etikettering

Gasflessen, uitgezonderd die voor propaan, butaan of koelgassen, zijn op de schouder van de fles voorzien van een laag verf in een bepaalde kleur. De kleur geeft het gevaaraspect van het aanwezige gas aan. Daarnaast hebben sommige specifieke gassen hun eigen kleur. Deze kleurcodering is vastgelegd in NEN-EN 1089-3. Er is geen wettelijke verplichting voor deze kleurcodering, maar in de praktijk volgen de gasleveranciers de vermelde norm.

Deze kleurcodering vormt een belangrijk hulpmiddel voor de opslag van gasflessen. Volgens PGS 15 moeten gasflessen met gelijksoortige gevaaraspecten bij elkaar worden opgeslagen. De kleurcodering vereenvoudigt dit. Daarnaast voorkomt de kleurcodering dat per vergissing een verkeerde gasfles wordt opgepakt. Hierna zijn de kleurcoderingen van de meest voorkomende gevaaraspecten weergegeven.

Kleurcodering gasflessen

Daarnaast zijn aan sommige gassen vaste kleuren toegekend.

  • Argon: donkergroen
  • Helium: lichtbruin
  • Acetyleen: donkerbruin
  • Zuurstof: wit
  • Stikstof: zwart
  • Distikstofoxide (lachgas): donkerblauw
  • Koolzuur: grijs

Het is mogelijk een brochure met kleurencodes van gasflessen te downloaden of informatie te verkrijgen bij de vereniging van fabrikanten van industriële gassen.

Verder is in voorschrift 6.1.2 van de PGS 15 genoemd welke aspecten op een gasfles vermeld moeten zijn. Het gaat om onder andere het UN-nummer, een gevaaretiket volgens VLG/ADR en de datum van het volgende periodieke onderzoek. Afhankelijk van het type gas (samengeperste gassen of vloeibaar gemaakte gassen) moet een aantal andere zaken zijn opgenomen. Hiervoor verwijzen wij naar voorschrift 6.1.2 uit de PGS 15 en NEN-EN-ISO-13769.

De gevaaretiketten, of veiligheidsetiketten zoals ze ook wel eens worden genoemd, hebben de vorm van een op zijn punt staand vierkant. Deze geven door hun kleur en opschrift de gevaareigenschappen van de inhoud van de gasfles aan (ADR 5.2.2.2.2).

De volgende enkelvoudige etiketten voor gasflessen komen voor:

div etiketten gassen hoofdstuk 6

2.2. Niet brandbare, niet giftige gassen (verstikkende gassen), groen met symbool gasfles, '2' in benedenhoek.

2.1. Brandbare gassen, rood met symbool vlam, '2' in benedenhoek.

2.3 Giftige gassen, wit met symbool doodshoofd met gekruiste beenderen, '2' in benedenhoek.

Ook kunnen combinaties voorkomen. Onderstaande combinaties zijn voorbeelden:

2.2 + 5.1. Oxiderende gassen, etiket 2.2, groen zoals eerder vermeld, etiket 5.1, geel met symbool vlam boven een cirkel, '5.1' in benedenhoek.

2.3 + 8. Giftige en bijtende gassen, etiket 2.3, wit zoals eerder vermeld, etiket 8, zwart/wit met symbool twee reageerbuisjes waaruit druppels vallen die een hand en metaal aantasten, '8' in benedenhoek.

2.3 + 2.1. Giftige en brandbare gassen, etiket 2.3, wit zoals eerder vermeld, etiket 2.1, rood zoals eerder vermeld.

Keurmerk

In voorschrift 6.1.3 van PGS 15 is aangegeven dat (periodiek) gekeurde gasflessen zijn voorzien van een 'ingeslagen keurmerk'. In het ADR (voorschrift 5.2.1.6) wordt voorgeschreven dat alle kenmerken ingeslagen, of op een duurzaam informatieplaatje aan de fles of op een hechtend en duidelijk zichtbaar opschrift, aanwezig moeten zijn.

Opschrift gasfles

Een gasfles is goedgekeurd wanneer het 'eerste onderzoek' is uitgevoerd en de gasfles vervolgens overeenkomstig het keuringsinterval is herkeurd. (Zie bijlage H PGS 15 en/of de verpakkingsinstructie P200 in hoofdstuk 4.1 van het ADR.)

De herkeuringstermijn is voor de meeste veelvoorkomende gassen 10 jaar, met uitzondering van ammoniak en ethyleenoxide (5 jaar). Wanneer een leverancier aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan de herkeuringstermijn voor LPG/propaan/butaanflessen worden verlengd van 10 naar 15 jaar. Deze termijnen zijn vastgelegd in de Europese Richtlijn voor Transportabele Drukapparatuur (TPED), en in Nederland geïmplementeerd via de Regeling vervoerbare drukapparatuur.

Gasflessen die overeenkomstig de Europese Richtlijn zijn vervaardigd, zijn voorzien van het pi-teken.

pie-merk

Voor het beantwoorden van de vraag of een gasfles is goedgekeurd, wordt alleen naar de 'datum van herkeur' gekeken. Voor een keuringsinterval van 5 jaar moet de maand/jaar combinatie zijn aangegeven. Voor overige keuringsintervallen kan worden volstaan met het jaar. Is deze maand of het jaar verstreken, dan is de gasfles niet goedgekeurd. Deze datum van herkeur is onuitwisbaar op de schouder van de gasfles aangebracht. Of is aangebracht op een ring of etiket dat duidelijk zichtbaar en duurzaam aan de gasfles is bevestigd.

PGS 15 schrijft voor (voorschrift 6.2.10) dat goedgekeurde gasflessen in een inrichting aanwezig zijn. De vergunninghouder ziet er op toe dat de herkeuringstermijn van de in gebruik zijnde gasflessen niet is verstreken. Het gebruik van gasflessen met een verlopen keuringstermijn is mogelijk als aangetoond wordt dat een langere gebruiksperiode acceptabel is. Dit door bijvoorbeeld een lage gebruiksfrequentie van de gasfles waar het om gaat. De gasflessen moeten wel zichtbaar in goede staat van onderhoud verkeren en onder normale bedrijfsomstandigheden worden gebruikt. Volgens de NEN -EN 1968 is het dan toegestaan gasflessen met een overschrijding van de keuringstermijn (ten hoogste tweemaal deze periode) binnen de inrichting aanwezig te hebben en te gebruiken. Het vullen van dergelijke gasflessen is verboden.