Bodem- en energievoorschriften bij gesloten bodemenergiesystemen

Bodemvoorschriften Erkenningsverplichting

Werkzaamheden voor een gesloten bodemenergiesysteem mogen alleen worden uitgevoerd onder erkenning volgens het Besluit bodemkwaliteit (Bkk). De werkzaamheden worden uitgevoerd overeenkomstig het normdocument dat is aangewezen volgens het Bbk en de Regeling bodemkwaliteit (Rbk).

Temperatuur circulatievloeistof

Om te voorkomen dat de bodem te veel afkoelt respectievelijk te veel opwarmt, bedraagt de temperatuur van de circulatievloeistof in de retourbuis niet minder dan -3 °C en niet meer dan 30 °C. Het bevoegd gezag kan in uitzonderingsgevallen bij maatwerkvoorschrift een hogere temperatuur toestaan dan 30 °C.

Energiebalans

Bij een gesloten bodemenergiesysteem is een koudeoverschot toegestaan. Bovendien moet eens per vijf jaar er een moment zijn waarop geen sprake is van een warmteoverschot (energiebalans). Het bevoegd gezag kan in het belang van een doelmatig gebruik van bodemenergie bij maatwerkvoorschrift eisen stellen om het koudeoverschot te beperken of een warmteoverschot toe te staan.

De hoeveelheden warmte en koude zijn uitgedrukt in Megawattuur (MWh).

Energierendement

Een bodemenergiesysteem moet in de gebruiksfase een bepaald energierendement halen. Het bij de melding opgegeven rendement is de referentie om te beoordelen of het systeem goed functioneert.

Het systeem moet dat rendement behalen dat het systeem kan leveren bij doelmatig gebruik en bij goed onderhoud van het systeem.

Als het energierendement onvoldoende is, kan het bevoegd gezag de gebruiker verplichten een onderzoek in te stellen naar de reden hiervan. Als slecht onderhoud de reden is voor een laag rendement, kan het bevoegd gezag de gebruiker verplichten de situatie te verbeteren, zodat het energiesysteem weer voldoende rendement levert.

Bescherming tegen interferentie

Het in werking hebben van een bodemenergiesysteem leidt niet tot interferentie met een eerder geïnstalleerd open of gesloten bodemenergiesysteem waardoor het doelmatig functioneren van dat bodemenergiesysteem schade kan oplopen. Het gaat hierbij om eerder geïnstalleerde systemen en om nieuw te installeren systemen. De gebruiker geeft bij de melding een onderbouwing waaruit blijkt dat het in werking hebben van een gesloten systeem niet leidt tot zodanige interferentie.

Niet elk merkbaar rendementsverlies door interferentie moet als schade worden aangemerkt. Van schade is sprake als het systeem als gevolg van de interferentie niet meer de beoogde hoeveelheid warmte of koude kan leveren. Er zijn geen precieze criteria hiervoor te geven. Als vuistregel hanteert men een daling van 1,5 °C.

De bescherming tegen interferentie is beperkt tot bodemenergiesystemen die bekend zijn. Niet alle bestaande bodemenergiesystemen zijn bekend. De bekende bodemenergiesystemen zijn de systemen met:

  • een watervergunning;
  • een Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (Obm);
  • een melding van een bestaand of nieuw systeem aan het bevoegd gezag, dat kan zijn:
  • een melding Activiteitenbesluit milieubeheer,
  • een melding Besluit lozen buiten inrichtingen of
  • een vrijwillige melding.

Monitorings- en registratieverplichting

De gebruiker zendt de gegevens over grote gesloten systemen (met een bodemzijdig vermogen van 70 kW of meer) binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar naar het bevoegd gezag. De bijgehouden en geregistreerde gegevens gaan over:

  • de temperatuur van de circulatievloeistof in de retourbuis;
  • het jaarlijkse energierendement;
  • de hoeveelheden warmte en koude die in de bodem zijn gebracht

Dit laatste inzicht is onder meer nodig om te kunnen zien of aan de energiebalans is voldaan. Een gesloten bodemenergiesysteem bereikt uiterlijk vijf jaar na de datum van ingebruikneming een moment waarop geen sprake is van een warmteoverschot en herhaalt dit telkens uiterlijk vijf jaar na het laatste moment waarop die situatie werd bereikt. Als de gebruiker signaleert dat er een warmte- (of bij maatwerkvoorschrift een koude-) overschot aan het ontstaan is, dan moet de gebruiker maatregelen treffen om dit ongedaan te maken.

De geregistreerde gegevens van kleine gesloten bodemenergiesystemen (met een bodemzijdig vermogen van minder dan 70 kW) worden niet aan het bevoegd gezag te toegezonden. De gegevens worden:

  • ten minste tien jaar in de inrichting bewaard en
  • voor de toezichthouder ter inzage gehouden

In de Activiteitenregeling zijn verdere regels gesteld over de wijze waarop gegevens over de energiebalans of het energierendement moeten worden bepaald en hoe de gegevens daarover moeten worden bijgehouden en geregistreerd.

Maatregelen bij lekkage

Als er een vermoeden bestaat dat het systeem lekt, neemt de gebruiker maatregelen om bodemverontreiniging te voorkomen en:

  • stelt het systeem onmiddellijk buitenwerking en
  • verwijdert de circulatievloeistof

De gebruiker neemt het bodemenergiesysteem pas weer in bedrijf nadat de lekkage is verholpen.

Als er circulatievloeistof in een buffertank is opgeslagen, wordt de druk continu gemeten en wordt een lek direct gesignaleerd.

Buitengebruikstellingsverplichting

Als een bodemenergiesysteem niet meer in werking is, stelt de gebruiker het systeem zo spoedig mogelijk buiten gebruik. Met dit systeem hoeft dan ook geen rekening meer te worden gehouden bij de toepassing van de bepalingen ter voorkoming van interferentie.

Bij buitengebruikstelling verwijdert de gebruiker de circulatievloeistof uit de buizen. De buiten gebruik gestelde systemen mogen niet uit de bodem worden verwijderd. De doorboringen en buizen worden met een afdichtend materiaal gevuld, zodat de werking van een waterscheidende laag in de oorspronkelijke toestand is hersteld.