Geluidsgevoelige objecten Activiteitenbesluit

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (art. 1.1)).

U vindt op deze webpagina informatie over:

Gevoelige gebouwen

In art. 1.1 is de definitie van gevoelige gebouwen gegeven:

  • gevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van art. 1 Wgh worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen, met uitzondering van die gebouwen behorende bij de betreffende inrichting

Woningen

Uit de definitie van woningen (art. 1.1) blijkt dat een woning geluidsgevoelig is als het als voor het gebouw of gedeelte van een gebouw bewoning is toegestaan volgens het bestemmingsplan, beheersverordening of omgevingsvergunning tot afwijken van het bestemmingsplan of beheersverordening.

Dienstwoningen / bedrijfswoningen

Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de eigen inrichting behoren zijn woningen van derden. Deze dienst- of bedrijfswoning is voor andere inrichtingen dan de eigen inrichting een gevoelige gebouw en worden dus beschermd.

Dienst- of bedrijfswoningen die niet worden beschermd zijn:

Andere geluidsgevoelige gebouwen

Een "ander geluidsgevoelig gebouw" wordt volgens art. 1 Wgh aangewezen in het Besluit geluidhinder. Als "ander geluidsgevoelig gebouw" zijn in art. 1.2 Bgh aangewezen:

  • onderwijsgebouwen
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen
  • verzorgingstehuizen
  • psychiatrische inrichtingen
  • kinderdagverblijven.

De aanwijzing als "ander geluidsgevoelig gebouw" geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan de verblijfsruimten zoals genoemd in art. 1.1 lid 1 onder d Bgh.

Overgangsrecht: Kinderdagverblijven worden tot 1 juli 2015 niet aangemerkt als ander geluidsgevoelig gebouw in het kader van het Activiteitenbesluit. De overgangstermijn kan worden benut om voorzieningen te treffen die nodig zijn om aan de geluidsgrenswaarden te voldoen, maatwerkvoorschriften op te leggen of aan te passen en/of het bestemmingsplan aan te passen (zie ook de pagina 'Kinderdagverblijven').

Alle objecten die niet onder de hierboven genoemde categorieën zijn te scharen, zijn op basis van het Activiteitenbesluit niet beschermd tegen geluidhinder. In twijfelgevallen (valt een bepaalde bestemming onder een bepaalde categorie) is een goede motivering van belang.

Gevoelige terreinen

In art. 1.1 is de definitie van gevoelige terreinen gegeven:

  • gevoelige terreinen: terreinen die op grond van art. 1 Wgh worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen, met uitzondering van die terreinen behorende bij de betreffende inrichting.

Geluidsgevoelige terreinen

Een "geluidsgevoelig terrein" wordt conform art. 1 Wgh aangewezen in het Besluit geluidhinder. Als "geluidsgevoelig terrein" zijn in art. 1.2 Bgh aangewezen:

  • woonwagenstandplaatsen
  • bestemde ligplaatsen voor woonschepen.

Bestemde ligplaatsen voor woonschepen worden sinds 1 juli 2015 aangemerkt als geluidsgevoelig terrein in het kader van het Activiteitenbesluit. Omdat ligplaatsen zich dicht bij geluidsbronnen kunnen bevinden, zijn sinds 1 juli 2015 de grenswaarden voor de equivalente geluidsbelasting en het piekgeluidniveau met 5 dB verhoogd. Naar verwachting worden daarmee de belangrijkste knelpunten opgelost met behoud van een goed beschermingsniveau (zie ook: webpagina Ligplaatsen voor woonschepen).

Gevoelige objecten op een gezoneerd industrieterrein

Voor gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen) op een gezoneerd industrieterrein gelden de grenswaarden niet (art. 2.17 lid 1 onder f, art. 2.17 lid 3 onder f, art. 2.17 lid 4 onder e, art. 2.17 lid 5 onder g en art 2.17 lid 6 onder f).

Specifieke objecten

Nu het Activiteitenbesluit voor andere geluidsgevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (art. 1.1) aansluit bij de Wet geluidhinder wordt voor specifieke objecten die daaronder kunnen vallen verwezen naar specifieke objecten op de webpagina geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder.

Tijdelijkheid

Het Activiteitenbesluit is ook van toepassing op tijdelijke geluidsgevoelige objecten. Tijdelijkheid kan een aanleiding zijn voor het met maatwerk vaststellen van een andere waarde.


Woning bij de eigen inrichting

Een bedrijfswoning die bij de eigen inrichting hoort, is voor de beoordeling van de eigen inrichting geen gevoelig gebouw (art. 1.1).

De binding tussen een bestemde woning en een inrichting is belangrijk om na te gaan of het gebouw een dienst- of bedrijfswoning is. Deze feitelijke functionele binding is aan de hand van jurisprudentie over vergunningsplichtige bedrijven toegelicht.

Plattelandswoning

Een voormalige agrarische bedrijfswoning die volgens zijn geldende planologische status bij een inrichting met agrarische activiteiten hoort is onderdeel van die inrichting (art. 1.3c). Dit type woning wordt ook wel plattelandswoning genoemd en mag door derden worden bewoond. Een dergelijke bestemde voormalige agrarische bedrijfswoning die bij de inrichting hoort, is geen geluidsgevoelig object waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden.

Let op: plattelandswoningen die niet tot de eigen inrichting behoren zijn woningen van derden. Deze plattelandswoningen zijn voor andere inrichtingen dan de eigen inrichting gevoelige gebouwen en worden dus beschermd.

Overgangsrecht bedrijfswoningen

In het Besluit horeca-, sport en recreatie-inrichtingen milieubeheer, het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven milieubeheer en het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer viel een dienst- of bedrijfswoning van een derde niet onder de definitie van het begrip woning. Daarom waren deze dienst- of bedrijfswoningen niet beschermd waren tegen het geluid van inrichtingen die onder de voornoemde besluiten vielen. Om te voorkomen dat dit type woningen door de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit wel beschermd worden, wat een aanscherping zou betekenen voor die inrichtingen, is als overgangsbepaling opgenomen dat dit type woningen ten opzichte van die inrichtingen niet beschermd worden (art. 2.17a lid 6).