Fokken, houden of trainen van vogels of zoogdieren

Het 'Fokken, houden of trainen van vogels of zoogdieren' staat in paragraaf 3.8.5 van het Activiteitenbesluit.

De voorschriften van deze activiteit zijn van toepassing op inrichtingen type A, B en C die meer dan 25 vogels of meer dan 5 zoogdieren houden.Het gaat hier om het houden van dieren, anders dan landbouwhuisdieren. Dit zijn bijvoorbeeld:

  • hondenkennels
  • hondentraining
  • dierenpensions
  • valkeniers
  • volières
  • kinderboerderijen
  • hertenkampen
  • dierentuinen

Bij kinderboerderijen gaat het vaak om dezelfde diersoorten als bij landbouwhuisdieren. De voorschriften voor deze activiteit zijn alleen minder streng dan die voor het houden van landbouwhuisdieren.

Niet van toepassing op landbouwhuisdieren

De voorschriften zijn niet van toepassing op het houden van landbouwhuisdieren. Landbouwhuisdieren worden gehouden voor de productie van bijvoorbeeld melk, vlees, wol, veren of eieren of voor het berijden van dieren, zoals in een manege.

Het kan voorkomen dat dieren bij het ene geval wel als landbouwhuisdier worden gehouden en in het andere geval niet. Bijvoorbeeld herten. De herten kunnen voor het vlees worden gehouden - dan zijn het landbouwhuisdieren en geldt de paragraaf  over het houden van landbouwhuisdieren. Worden de herten voor de sier gehouden, dan zijn het geen landbouwhuisdieren en gelden onderstaande voorschriften.

Niet van toepassing bij geen inrichting

De voorschriften zijn niet van toepassing als er in geval van 'dierenhobby's' geen sprake is van een 'inrichting' in de zin van de Wet milieubeheer.

Meer informatie:

Bodem

Uitwerpselen van dieren kunnen de bodem verontreinigen. Een vloeistofkerende vloer is in principe voldoende om het bodemrisico tot verwaarloosbaar te beperken. Bij een dierenverblijf in de open lucht zoals een dierenweide ontbreekt de vloer. Over het algemeen zal dit geen problemen geven, mits de uitwerpselen en andere bederfelijke waren regelmatig worden verwijderd.

Hiervoor is geen frequentie vastgesteld. Het bevoegd gezag kan de maatwerkmogelijkheid in artikel 3.124 gebruiken om de frequentie nader in te vullen als dat nodig is om geurhinder te beperken of om de bodem te beschermen.

Het uitvoeren van een bodemonderzoek is bij deze activiteit niet verplicht.


Landbouwhuisdieren

Landbouwhuisdieren worden gehouden in verband met de productie van bijvoorbeeld melk, vlees, wol, veren of eieren of in verband met het berijden van dieren. Bijvoorbeeld paarden, rundvee, schapen, geiten, varkens, kippen, eenden, pelsdieren, konijnen, parelhoenders, paarden, struisvogels, waterbuffels, herten, lama’s en fazanten - mits ze voor productiedoeleinden worden gehouden. Denk aan een paardenmanege, een stoeterij, een veehouderij en dergelijke.

Geen landbouwhuisdieren zijn in ieder geval wormen, kokkels, vissen, muizen, cavia’s, bijen, siervogels, duiven, katten en honden.

Het kan voorkomen dat dieren bij het ene geval wel als landbouwhuisdier worden gehouden en in het andere geval niet. Bijvoorbeeld herten. De herten kunnen voor het vlees worden gehouden - dan zijn het landbouwhuisdieren. Worden de herten voor de sier gehouden, dan zijn het geen landbouwhuisdieren.