Uitleg bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een juridisch bindend document voor zowel de overheid als burgers en bedrijven. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en de bouwmogelijkheden vastgelegd voor een gebied.

Het bestemmingsplan is een gemeentelijk instrument. Het Rijk en de provincie kunnen ook bestemmingsplannen opstellen. Deze worden inpassingsplannen genoemd.

De informatie die hieronder over het bestemmingsplan wordt gegeven geldt grosso modo ook voor inpassingsplannen.

Inhoudsopgave:

Algemeen

Gemeenten zijn verplicht voor hun gehele grondgebied te beschikken over actuele bestemmingsplannen. De verplichting om iedere 10 jaar een nieuw bestemmingsplan vast te stellen geldt niet als:

  • het bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is via Ruimtelijke plannen
  • het bestemmingsplan niet digitaal raadpleegbaar is via Ruimtelijke plannen maar er wel een gescande versie van het plan op Ruimtelijke plannen beschikbaar is

De kern van het bestemmingsplan is geformuleerd in artikel 3.1 Wro. Op basis van dit artikel worden voor een goede ruimtelijke ordening aan de in het plan aangewezen gronden een bestemming toegewezen. Ook worden in verband met die bestemming in elk geval regels gegeven over het gebruik van de grond en de bouwwerken daarop. Dit artikel is niet alleen belangrijk voor de vorm van het bestemmingsplan (bestemming en regels) maar ook leidend in de onderbouwing van de ruimtelijke keuzes ("een goede ruimtelijke ordening").

De voorbereiding van het bestemmingsplan is een taak van burgemeester en wethouders, de vaststelling is een bevoegdheid van de gemeenteraad.

Vormen van bestemmingsplannen

Bij het opstellen van bestemmingsplannen kan gekozen worden uit verschillende planvormen:

  • Gedetailleerd bestemmingsplan
    Voor bestaande woonwijken, bedrijventerreinen etc. is een gedetailleerd bestemmingsplan de meest aangewezen vorm.
  • Globaal bestemmingsplan
    Bij te ontwikkelen gebieden kan er gekozen worden voor een globaal bestemmingsplan, al dan niet met uitwerkingsplicht. Hierbij worden de belangrijkste uitgangspunten voor een gebied vastgelegd. Op basis van een gedetailleerd bestemmingsplan en een globaal bestemmingsplan kunnen rechtstreeks omgevingsvergunningen verleend worden. Bij een bestemmingsplan met uitwerkingsplicht moet het bestemmingsplan eerst uitgewerkt worden voordat er vergunningen verleend kunnen worden.
  • Combinatie
    Binnen een bestemmingsplan kunnen meerdere planvormen gecombineerd worden.

Flexibiliteit in bestemmingsplannen

Om flexibiliteit in het bestemmingsplan te brengen kan er gebruik gemaakt worden van de volgende mogelijkheden:

Uitwerkingsplicht

Een bestemmingsplan kan een rechtstreekse bouwtitel hebben, maar er kan ook gekozen worden voor een bestemmingsplan met uitwerkingsplicht. Deze planvorm kan bijvoorbeeld zinvol zijn wanneer bij het mogelijk maken van een nieuwe ontwikkeling nog niet precies duidelijk is hoe deze ontwikkeling eruit gaat zien. Een dergelijk bestemmingsplan moet eerst worden uitgewerkt voordat er omgevingsvergunningen voor het bouwen kunnen worden verleend.

De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast met daarin een uitwerkingsplicht met daarbij uitwerkingsregels. Hiermee geeft de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders de plicht mee op tijdens de duur van het bestemmingsplan een uitwerkingsplan op te stellen binnen de kaders van de uitwerkingsregels. Met deze planvorm heeft de gemeenteraad invloed op de verdere uitwerking van een ontwikkeling.

Het uitwerkingsplan moet binnen de planperiode (10 jaar) van het moederplan uitgewerkt worden. Het uitwerkingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan.

Op hoofdlijnen moet bij het uit te werken bestemmingsplan (=moederplan) de haalbaarheid worden aangetoond. Een deel van de onderzoeken kan als voorwaarde in de uitwerkingsregels worden opgenomen. Zo kan bijvoorbeeld opgenomen worden dat aangetoond moet worden dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie op een bepaalde locatie. U hoeft deze onderzoeken  dan nog niet bij het ‘moederplan' uit te voeren, maar pas bij het uitwerkingsplan. De onderzoeken zijn niet perse nodig in het kader van de haalbaarheidstoetsing.

Wijzigingsbevoegdheid

Bij nieuwe ontwikkelingen die nog niet geheel duidelijk zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan kan ook gekozen worden voor het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheid mag geen structurele wijzigingen van het bestemmingsplan mogelijk maken. De onderliggende bestemming blijft gelden tot van de wijziging gebruik is gemaakt.

De haalbaarheid van een wijzigingsbevoegdheid moet in het bestemmingsplan aangetoond worden.
Het verschil met de uitwerkingsplicht is dat een plan met een wijzigingsbevoegdheid zelf al een compleet bestemmingsplan is waarop bouwvergunningen kunnen worden verleend. Daarnaast is het een bevoegdheid en niet een verplichting. Burgemeester en wethouders mogen de bevoegdheid gebruiken maar zijn het niet verplicht.

De wijzigingsbevoegdheid wordt via het moederplan aan burgemeester en wethouders gegeven. Voor het opstellen van een wijzigingsplan geldt de uniforme voorbereidingsprocedure van de Awb, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen 8 weken na afloop van de ter inzage legging een besluit moeten nemen. Daarna volgt beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het wijzigingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan (moederplan). Met de wijziging van de bestemming vervalt de onderliggende bestemming uit het moederplan.

Binnenplanse afwijkingsbevoegdheid

In het bestemmingsplan kan een mogelijkheid opgenomen worden om in beperkte mate af te wijken van het plan. Deze afwijkingen mogen niet leiden tot een bestemmingswijziging. Bij deze afwijkingen moeten ruimtelijk relevante voorwaarden opgenomen worden. Deze afwijkingsmogelijkheid is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Hiervoor geldt de reguliere Wabo-procedure.

Een voorbeeld hiervan is de mogelijkheid om af te wijken van de bedrijfscategorie. In de bestemming Bedrijf is aangegeven welke bedrijfscategorie is toegestaan (bijvoorbeeld maximaal categorie 3.1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten). Met de afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders hiervan afwijken en bijvoorbeeld maximaal categorie 3.2 toestaan, mits het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met een categorie 3.1 bedrijf.

Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit 3 onderdelen:

De verbeelding en regels zijn het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Toelichting

De toelichting vormt de goede ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan. In de toelichting wordt ingegaan op het doel van het bestemmingsplan, het relevante beleid, een beschrijving van het plangebied / de planontwikkeling, de relevante omgevingsaspecten (m.e.r., geluid, lucht, externe veiligheid, bodem, flora en fauna, water, archeologie, etc.) en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Ook bevat de toelichting een uitleg van de regels. Meer informatie over de verschillende milieuaspecten en het bestemmingsplan is opgenomen vindt u onder Omgevingsthema's onder dossier Ruimte.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart opgebouwd uit (dubbel)bestemmingen (in kleurvlakken) en aanduidingen. De verbeelding moet voldoen aan de landelijke standaarden (SVBP). In deze standaarden zijn afspraken vastgelegd over standaardbestemmingen en de weergave van bestemmingen en aanduidingen (zoals kleurgebruik, lijnen/vlakken, etc.).

Bestemmingen
Het gehele plangebied moet bedekt zijn met bestemmingen, zoals bijvoorbeeld agrarisch, bedrijf, wonen of sport. Dit is een grove indeling waarbij onder elke bestemming weer verschillende functies en/of gebruiksdoelen vallen.

De bestemming wordt voornamelijk ingegeven door de gewenste mogelijkheden in het plan met als randvoorwaarde een goede ruimtelijke ordening. Deels wordt de ordening van de bestemmingen ook door specifieke wettelijke kaders bepaald. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Bescherming bepaalde gebieden moet plaatsvinden via het bestemmingsplan, zoals natuurgebieden of primaire waterkeringen.
  • Aanhouden minimale afstanden tussen gevoelige bestemmingen en hinderbronnen. Vanuit het toetsingskader van de Wet geluidhinder of externe veiligheid kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om op een minimale afstand van een weg te bouwen.

Dubbelbestemmingen
Een bestemmingsplan kan ook dubbelbestemmingen bevatten. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken. Voorbeelden hiervan zijn de dubbelbestemmingen Waarde-archeologie, Waterstaat-waterkering en Leiding-hoogspanning. Met de dubbelbestemming wordt een zone op de verbeelding aangegeven waar beperkingen gelden voor bijvoorbeeld het gebruik of de bouwmogelijkheden.

Aanduidingen
Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties voor het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor. Er zijn de volgende aanduidingen te onderscheiden, gebiedsaanduidingen (veelal zones), functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.

Binnen de bestemming Bedrijf kunnen bijvoorbeeld maximale categorieën worden vastgelegd met een aanduiding. Bij het bestemmingsplan wordt dan een Lijst van bedrijfsactiviteiten opgenomen, waaruit blijkt welke bedrijven binnen welke categorie vallen. Vaak wordt hierbij gebruik gemaakt van de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten)-lijst. Sommigen gemeenten hebben hun eigen bedrijvenlijst. Deze bedrijvenlijst is een bijlage bij de regels.

Regels

De structuur van de regels van bestemmingsplannen moet voldoen aan de landelijke standaarden: SVBP (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen). Hierin is een standaardopzet voor de regels bepaald:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en wijze van meten.

In hoofdstuk 2 wordt aangegeven wat de specifieke invulling van de bestemmingen op de verbeelding voor dit plan precies inhoudt. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven welke functies (doeleinden) zijn toegestaan, zoals wonen, bedrijven, groen, etc. Ook wordt aangegeven of er gebouwd mag worden en als dit het geval is tot welke bouwhoogte en met welke oppervlakte of bebouwingspercentage.

Hoofdstuk 3 bevat bijvoorbeeld algemene regels die gelden voor alle bestemmingen uit het plan. Hierin zijn bijvoorbeeld algemene gebruiksregels opgenomen. Ook hierin is vaak geregeld dat er 10% afgeweken mag worden van de in het bestemmingsplan opgenomen maten, afmetingen en percentages (onder bepaalde voorwaarden). Afwijkingsregels die specifiek gelden voor een bepaalde bestemming worden in het algemeen onder het desbetreffende artikel in hoofdstuk 2 opgenomen.

Status Bestemmingsplan

Voorontwerp(plan)

Een voorontwerp van een bestemmingsplan is een (eerste) concept. Dit concept wordt voorgelegd aan de overlegpartners. Soms wordt het voorontwerp ook ter inspraak aangeboden. Dit is niet voorgeschreven door de Wro en maakt geen deel uit van de "officiële" procedure. Of en via welke procedure er inspraak over een voorontwerp gegeven kan worden, is geregeld in de inspraakverordening van elke gemeente.

Ontwerpplan

Het ontwerpplan is de versie van het plan die de officiële voorbereidingsprocedure ingaat, voorgeschreven in de Wro.

Vastgesteld plan

Na vaststelling door de gemeenteraad wordt gesproken van een vastgesteld bestemmingsplan. Het vastgesteld plan treedt na afloop van de beroepstermijn in werking, tenzij er een verzoek om voorlopige voorziening (een schorsingsverzoek) is ingediend bij de Raad van State.

Onherroepelijk bestemmingsplan

Een bestemmingsplan wordt onherroepelijk de dag na afloop van de ter inzage legging van het vastgestelde plan, tenzij er bij de Raad van State beroep is ingesteld. Dan wordt het plan pas onherroepelijk na de uitspraak van de Raad van State over het ingestelde beroep, afhankelijk van de strekking van de uitspraak.

Vigerend bestemmingsplan

Met het vigerend bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan bedoeld wat op dat moment rechtskracht heeft.

Specifieke soorten plannen

Inpassingsplan

Een inpassingsplan is een bestemmingsplan dat is vastgesteld door de provincie of het Rijk. Sinds de inwerkingtreding van de Wro kunnen zij een bestemmingsplan maken, dat het gemeentelijke bestemmingsplan kan overrulen. Er moet wel sprake zijn van een provinciaal of nationaal belang.

Paraplubestemmingsplan

Een paraplubestemmingsplan is een partiële herziening van meerdere bestemmingsplannen. Op één of meer aspecten worden diverse bestemmingsplannen met een paraplubestemmingsplan aangepast of aangevuld, voor het overige blijven de desbetreffende bestemmingsplannen van kracht. Voorbeelden van een paraplubestemmingsplan zijn:

  • een bestemmingsplan dat voor de hele gemeente de archeologische waarden beschermt
  • een bestemmingsplan dat voor alle woonbestemmingen voorziet in een nieuwe erfbebouwingsregeling
  • een bestemmingsplan dat een nieuwe zone industrielawaai vastlegt

Postzegelbestemmingsplan

Een postzegelbestemmingsplan is geen formele benaming uit de Wro. Het is een veelgebruikte benaming voor een bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan voor een (zeer) klein plangebied.

Wijzigingsplan

Een wijzigingsplan is het resultaat van een wijzigingsbevoegdheid uit een bestemmingsplan (zie Flexibiliteit in bestemmingsplannen). Een wijzigingsplan wordt opgesteld door burgemeester en wethouders.

Uitwerkingsplan

Een uitwerkingsplan is het resultaat van een uitwerkingsplicht uit een bestemmingsplan (zie Flexibiliteit in bestemmingsplannen). Een uitwerkingsplan wordt opgesteld door burgemeester en wethouders.

Moederplan

Met de term moederplan wordt het bestemmingsplan aangeduid. Het plan vormt de grondslag voor een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan.


Hoe werkt het onder de Omgevingswet?