Aanpak van de vormvrije m.e.r.-beoordeling

Omdat de beoordeling moet worden toegepast bij alle activiteiten van de D-lijst onder de drempelwaarde, ongeacht de omvang, is het niet mogelijk om algemene richtlijnen te geven over de diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het kan immers bijvoorbeeld gaan om de range van 1 tot 2000 woningen: bij 1800 woningen is wellicht meer informatie nodig om na te gaan of er belangrijke nadelige milieugevolgen zijn dan bij 10 woningen. Daarnaast is ook de maatschappelijke omgeving (is er veel weerstand tegen de voorgenomen activiteit?) van belang voor de diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Er zijn wel algemene aanbevelingen  voor de aanpak van de vormvrije m.e.r.-beoordeling. In het volgende wordt ingegaan op een aantal aspecten van de aanpak:

Diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling

Welke diepgang moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling hebben? Dit is een cruciale, maar niet in algemene zin te beantwoorden vraag. In veel gevallen kan de diepgang minder groot zijn dan in een 'echte' m.e.r.-beoordeling;.

De benodigde diepgang hangt af van:

  • de aard van de voorgenomen activiteit;
  • de (gevoeligheid van de) omgeving waarin de activiteit is gesitueerd;
  • de maatschappelijke aandacht voor de activiteit;
  • mate van beschikbaarheid van informatie, bijvoorbeeld over de gevoeligheid van gebieden.

Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling kan aandacht worden besteed aan het volgende:

  • een globale beschrijving van de ingreep -effectrelaties en dosis-effectrelaties van de voorgenomen activiteit;
  • wat zijn maatgevende effecten van de voorgenomen activiteit? Is er sprake van emissies (bijvoor­beeld van geluid, lucht), verkeersaantrekkende werking e.d.? Wat is het ruimtebeslag?
  • wat is de afstand van de activiteit(en) tot gebieden die gevoelig zijn?
  • zijn er over de activiteit indicatieve invloedsafstanden bekend? (bijvoorbeeld uit het 'groene boekje')
  • waarvoor zijn de gebieden gevoelig? Heeft de voorgenomen activiteit daar invloed op?

Maak hierbij zo mogelijk gebruik van beschikbare kennis en ervaring binnen de eigen organisatie. Een inschatting van mogelijke gevolgen door experts (bijvoorbeeld ecologen uit de eigen organisatie, met kennis van het gebied dat mogelijk effecten kan ondervinden) kan hierbij van grote waarde zijn. In veel gevallen zal de vormvrije m.e.r.-beoordeling kunnen worden gebaseerd op 'expert opinions' zonder (model)berekeningen of (veld)onderzoek.

Een aanbeveling: maak gebruik van gegevens over vergelijkbare activiteiten, bijvoorbeeld van de web­site van de Commissie m.e.r. of uit de eigen organisatie, van buurgemeenten e.d. Ga na bij de m.e.r.-coördinator van uw organisatie of vergelijkbare projecten al eerder hebben gespeeld en welke conclu­sies daarbij zijn getrokken. Als uit onderzoek van vergelijkbare projecten blijkt dat geen belangrijke na­delige gevolgen voor het milieu optreden kan dat worden gebruikt in de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Bevoegd gezag is niet de initiatiefnemer

In gevallen waarbij initiatiefnemer en bevoegd gezag niet dezelfde zijn vraagt de aanpak van de vorm­vrije m.e.r.-beoordeling aandacht van beide partijen. Dit is aan de orde bij veel activiteiten op de D-lijst. Een groot deel hier­van heeft immers betrekking op vergunningen, waarbij er een duidelijk verschillende rol is voor de initiatiefnemer en het bevoegd gezag, die in dit geval de vergunningen verleend. Bij initiatiefnemer en bevoegd gezag kunnen verschillende belangen spelen.
Voor de aanpak is van belang dat de initiatiefnemer beschikt over de informatie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling, maar dat de conclusies over de uitkomst van de vormvrije m.e.r.-beoordeling uiteindelijk door het bevoegd gezag worden getrokken.
In de praktijk komt het overigens ook voor dat activiteiten waar formeel de rollen van bevoegd gezag en initiatiefnemer bijvoorbeeld bij een gemeente liggen, maar feitelijk een externe initiatiefnemer (bijvoorbeeld een private partij) als initiatiefnemer in de procedure optreedt.
De eindverantwoordelijkheid voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling ligt bij het bevoegd gezag.

Het ligt voor de hand om dit onderwerp te agenderen in het vooroverleg tussen initiatiefnemer en be­voegd gezag. Beide partijen kunnen hierbij het initiatief nemen. De initiatiefnemer kan in het voor­over­leg gemotiveerd inbrengen waarom naar zijn oordeel belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kun­nen worden uitgesloten en er dus geen m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Dat vraagt er om dat de initiatiefnemer daarbij de informatie leve­rt die door het bevoegd gezag kan worden overgenomen in het besluit. Anderzijds kan het bevoegd gezag, bijvoorbeeld in het vooroverleg of geformaliseerd via de aanvraagformulieren voor ver­gun­ningen, vragen om een vormvrije m.e.r.-beoordeling waarover het later beslist. Ook is het mogelijk dat het bevoegd gezag de initiatiefnemer vraagt infor­matie te ver­schaffen die het mo­gelijk maakt om zelf, als bevoegd gezag, de vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling leidt er toe het bevoegd (in hun rol als vergunningverlener) meer informatie van initiatiefnemers nodig heeft.
Aanbevolen wordt om formulieren e.d. aan te passen:

  • neem een vraag over de vormvrije m.e.r.-beoordeling op
  • geef aan dat vergunningaanvragen zonder vormvrije m.e.r.-beoordelingsbesluit niet ontvankelijk zijn

Als initiatiefnemer en bevoegd gezag al na de vormvrije m.e.r.-beoordeling aan zien komen dat een m.e.r. noodzakelijk zal zijn, kan gezamenlijk of door de initiatiefnemer alleen besloten worden daar direct toe over te gaan.

Bevoegd gezag is ook initiatiefnemer

Als er interne spelregels zijn, bijvoorbeeld binnen een gemeente voor het voorbereiden van nieuwe bestemmingsplannen, verdient het aanbeveling daarin ook aandacht te besteden aan de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Hoewel dat in de praktijk nog moet blijken is de verwachting dat kaderstellende plannen een rol kunnen vervullen voor de vormvrije m.e.r.-beoordelingen die nodig zijn voor activiteiten waarvoor een plan een kader stelt. Dat kan door in kaderstellende plannen aandacht te besteden aan mogelijke milieugevolgen van die activiteiten. De vormvrije m.e.r.-beoordelingen voor vervolgbesluiten kan daardoor worden vergemakkelijkt (zie Kaderstellende plannen en de vormvrije m.e.r.-beoordeling).

Hou het bondig!

Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de vormvrije m.e.r.-beoordeling 'ontaard' in een uitgebreid onderzoek naar mogelijke milieugevolgen! Een algemene aanbeveling is dan ook: hou het zo kort en bondig als verant­woord is!
In veel gevallen zal immers al snel helder zijn dat een activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft (grote afstand tot gevoelige gebieden, de locatie en de omgeving hebben geen bijzon­dere kenmerken waar­door er een verwaarloosbare kans is op belangrijke nadelige effecten, de activiteit leidt niet tot grote emissies, heeft een klein ruimtebeslag e.d.). Dan is ook geen uitgebreide motivering nodig: er kan beknopt worden be­schre­ven dat naar alle Europese criteria is gekeken. Experts kunnen met hun kennis en ervaring op basis van beschikbare informatie in veel gevallen een gemotiveerd oor­deel geven.
In sommige gevallen zal meer expliciet op bepaalde criteria moeten worden ingegaan. Het is in alle ge­val­len wel zaak, om bij de besluitvorming, bijvoorbeeld over de omgevingsvergunning, vast te leggen dat voorafgaand aan de procedure is nagegaan of er een kans is op belangrijke gevolgen.

Optie: meteen m.e.r. toepassen

Als initiatiefnemer en bevoegd gezag al na de vormvrije m.e.r.-beoordeling aan zien komen dat een m.e.r. noodzakelijk zal zijn, kan gezamenlijk of door de initiatiefnemer alleen besloten worden daar direct toe over te gaan.

De stap van een activiteit onder de drempelwaarden voor de m.e.r.-beoordeling naar m.e.r.-plicht is in het algemeen groot. Het is dus zaak om bij een besluit hierover de mogelijke voor- en nadelen van een m.e.r.-procedure te beschouwen.

Maak een beoordeling van risico's en kansen

Ook hier geldt: maak als onderdeel van de vormvrije m.e.r.-beoordeling een afweging van risico's en kansen in relatie tot de m.e.r.(-beoordeling) en de m.e.r.-procedure. Vanuit de doel­stel­lingen van m.e.r. geldt immers: m.e.r. moet een zinvolle bijdrage leveren aan (het inbrengen van het milieubelang in) de besluitvorming. Bedenk dat naast m.e.r. ook andere mogelijkheden bestaan om milieu-informatie in de procedure in te brengen. Anderzijds kan een plan-m.e.r. voor een kaderstellend plan een rol vervullen bij het formuleren van een kader voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling van volgende plannen. Dat kan een reden zijn om toch een plan-m.e.r. uit te voeren (zie Kaderstellende plannen en de vormvrije m.e.r.-beoordeling).