Toelichting OBM en m.e.r.-beoordeling

De Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM) is van toepassing op de activiteiten waarvoor de drempel voor de m.e.r.-beoordeling niet wordt overschreden. Voor elke aanvraag waarbij een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' aan de orde is, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen.

OBM en activiteiten Besluit milieueffectrapportage

De OBM is van toepassing op de volgende activiteiten waarvoor de drempel voor de m.e.r.-beoordeling (zie kolom 2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage) niet wordt overschreden.

OMB m.e.r.-procedure

De procedurestappen zijn in het kort:

  1. indienen van de aanvraag inclusief aanmeldingsnotitie door initiatiefnemer
  2. beoordeling door bevoegd gezag of een milieueffectrapport moet worden gemaakt (vormvrije m.e.r-beoordeling)
  3. zo ja: vergunningverlening
    zo nee: beoordeling door bevoegd gezag of een OBM nodig is (OBM m.e.r.-beoordeling)
  4. weigeren of verlenen van de OBM, zo nodig met voorschriften en beschrijving, gebaseerd op de aanmeldingsnotitie

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bij de aanvraag met 1 of meer activiteiten waarvoor de drempel voor de m.e.r.-beoordeling niet wordt overschreden, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen. Deze mag hij tegelijk met de aanvraag indienen.

Het bevoegd gezag moet binnen 6 weken  beoordelen of er een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt voor de aangevraagde activiteit. Het resultaat van de beoordeling legt het bevoegd gezag vast in een m.e.r.-beoordelingsbesluit. Dit besluit hoeft men niet in de Staatscourant te zetten.

De aanvraag moet worden afgewezen als uit de m.e.r.-beoordeling blijkt dat een milieueffectrapport moet worden opgesteld.  De OBM kan dan niet worden verleend. De inrichting moet dan een Omgevingsvergunning milieu aanvragen en wordt daardoor een inrichting type C.

OBM m.e.r.-beoordeling

Als geen milieueffectrapport moet worden gemaakt, moet het bevoegd gezag toetsen of de aangevraagde activiteiten aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

De aanvrager kan bij zijn verzoek vooraf (in de aanmeldingsnotitie) aangeven welke maatregelen hij neemt om waarschijnlijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te vermijden of te voorkomen.

Voorschriften bij m.e.r.-OBM

Artikel 7.20a Wet milieubeheer bepaalt dat het bevoegd gezag voorschriften aan de OBM kan toevoegen.  Ze moet de maatregelen aan de OBM toevoegen die nodig zijn om de milieubelasting minimaal te houden. Ook moet het bevoegd gezag de beschrijving van de kenmerken van de activiteit aan de OBM opnemen.

Het opnemen van voorschriften in de 'm.e.r-OBM' is mogelijk sinds 16 mei 2017. Toen is met de inwerkingtreding van de Wet implementatie herziening mer-richtlijn onder meer artikel 7.20a aan de aan de Wet milieubeheer toegevoegd. Omdat een wet van een hogere orde is dan een besluit, overschrijft artikel 7.20a van de Wet milieubeheer artikel 5.13a van het Besluit omgevingsrecht dat stelt dat het bevoegd gezag geen voorschriften mag opnemen in de OBM.

Samenloop m.e.r.-OBM activiteiten en andere activiteiten

Het kan voorkomen dat binnen de inrichting, naast de 'm.e.r.-OBM activiteit', ook een andere activiteit wordt uitgevoerd waarvoor wel een Omgevingsvergunning milieu nodig is. Bij oprichting van een dergelijke inrichting is dan 1 omgevingsvergunning vereist, waarin de Omgevingsvergunning milieu en de OBM samen komen.

In die gevallen is sprake van een inrichting type C. Als de omgevingsvergunning verleend is, kan de inrichting naast de omgevingsvergunning ook te maken hebben met voorschriften uit het Activiteitenbesluit.

Zie ook OBM: Wanneer weigeren en welke procedure?.