Continue metingen

Bij het verbranden van afval vindt registratie van de concentratie van verschillende componenten in de rookgassen plaats. De registratie gaat door tijdens periodes waarover geen toetsing van de meetresultaten is vereist, zoals bijvoorbeeld tijdens storingen. Op deze manier wordt het stookgedrag en de werking van de rookgasreiniginginstallatie vastgelegd. Er zijn:

Eisen aan de uitvoering

Continue meting is de directe onafgebroken meting van de concentratie. Het berekenen van de emissie is niet toegestaan.

Voor de bemonstering en uitvoering van de meting gelden voorschriften (Activiteitenregeling, artikel 5.18 lid, 1).

Kwaliteitsborging continue metingen

De kwaliteitsborging voor continue metingen bestaat uit de volgende onderdelen (artikelen 5.19 en 5.20, Activiteitenregeling):

  • Kalibratie van het bedrijfsmeetsysteem met parallelmetingen.
  • Regelmatige controle op het goed werken van het bedrijfsmeetsysteem.
  • Jaarlijkse controle op de kalibratiefunctie met parallelmetingen.
  • Parallelmetingen door geaccrediteerde (en gecertificeerde) meetinstanties die werken volgens genormaliseerde en gevalideerde meetmethoden.

Het informatieblad L40, Handleiding Meten van luchtemissies, is een hulpmiddel voor de toezichthouder. De L40 beschrijft de onderdelen van het meten van luchtemissies uit stationaire bronnen.

Meetnormen / standaarden

Normbladen leggen algemene eisen op aan continue metingen om de kwaliteit te borgen. Belangrijk hierin is de kwaliteitsborging voor geautomatiseerde meetsystemen. Het gaat om normblad NEN-EN 14181 Emissies van stationaire bronnen - Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen. Voor het meten van totaal stof is de kwaliteitsborging volgens  NEN-EN 14181 uitgewerkt in een apart normblad NEN-EN 13284-2.

Het normblad NEN-EN 15259 geeft een richtlijn voor het opstellen van het meetplan en stelt eisen aan de meetlocatie.

Kwaliteitsborging meetsystemen NEN-EN 14181 en parallelmetingen.

Geautomatiseerde meetsystemen moeten minimaal één keer per jaar worden gecontroleerd met een parallelmeting (Activiteitenregeling, artikel 5.19, lid 1).

De kwaliteitsborging van de apparatuur ter controle van de emissiegrenswaarden en uitworpkarakteristieken, is uitgewerkt in NEN-EN 14181 Emissies van stationaire bronnen - Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen. De Europese norm NEN-EN 14181 geeft in beginsel in de keuze van het meetprincipe alle vrijheid. De norm is leidend, ongeacht de keuze voor het meetprincipe. In deze norm zijn de zogenaamde QAL-procedures beschreven. Dit is een kwaliteitssysteem dat moet borgen dat het meetsysteem voldoet aan de gestelde onzekerheidseisen. Meer informatie is te vinden in de Nederlandse Praktijkrichtlijn NPR 8114.

De NEN-EN 14181 onderscheidt vier stappen in de kwaliteitsborging van automatische meetsystemen:

  • Qal 1, vooraf, bij het bepalen van de toepasbaarheid van het systeem.
  • Qal 2, de 5-jaarlijkse kalibratie van het systeem met een parallelmeting.
  • Qal 3, de regelmatige controle van het systeem door de gebruiker.
  • AST, jaarlijkse controle kalibratiefunctie met een parallelmeting.

In het praktijkblad L40 vindt u de uitleg van de NEN-EN 14181.

Bij Qal 2 (de vijfjaarlijkse kalibratie) en de AST (jaarlijkse controle kalibratiefunctie) gaat het om parallelmetingen. De Activiteitenregeling stelt de volgende eisen aan de parallelmetingen:

  • De beheerder van de inrichting informeert het bevoegd gezag minimaal twee weken van te voren over datum en tijdstip van de meting (Activiteitenregeling, artikel 5.20, lid 2).
  • De beheerder stelt het bevoegd gezag uiterlijk een dag van te voren op de hoogte als de meting geen doorgang vindt (Activiteitenregeling, artikel 5.20, lid 3).
  • De parallelmeting duurt minimaal een half uur (Activiteitenregeling, artikel 5.20 lid 5).
  • De parallelmeting omvat minimaal 15 metingen van tenminste een half uur verdeeld over drie dagen (NEN-EN 14181).
  • De beheerder van de inrichting informeert het bevoegd gezag over de resultaten van de controle metingen (Activiteitenregeling, artikel 5.19, lid 2).

Accreditatie en certificatie

Een geaccrediteerde meetinstantie voert de metingen uit (Activiteitenregeling, artikel 5.20, lid 1). Dit zijn meetinstanties die voor deze verrichtingen geaccrediteerd zijn door de Raad van Accreditatie. Op de website van de Raad voor Accreditatie staan de geaccrediteerde meetinstanties genoemd.
Buitenlandse meetinstanties mogen geaccrediteerd zijn door een andere instelling die is erkend door de betreffende EU-lidstaat.

Betrouwbaarheid bij storing en onderhoud

Om een betrouwbaar daggemiddelde te bepalen mogen niet te veel uurgemiddelden ontbreken door storing en onderhoud (Activiteitenregeling, artikel 5.21, lid 6).

Metingen koolmonoxide (CO)

CO geeft informatie over de efficiëntie van het verbrandingsproces en is een maat voor de kwaliteit van de verbranding. Als het gehalte CO laag is dan is de gas burn out quality hoog en TOC-emissie ook laag.

Er is een grenswaarde voor koolmonoxide vastgesteld want:

  • Het voorkomt de primaire vorming van schadelijke stoffen als dioxines.
  • Het beperkt onverbrande koolwaterstoffen in de bodem-as.

De BREF Afvalverbranding geeft aan dat de koolmonoxide-concentraties vrij laag zijn maar regelmatig scherpe piekemissies vertonen. Deze ontstaan door plotselinge lokale verandering in de verbrandingsomstandigheden (en een verandering van de temperatuur). Het monitoren en controleren van deze piekemissies is een belangrijk aspect in de dagelijkse routine van een afvalverbrandingsinstallatie. Het voorbehandelen van samengeperst afval en het goed verdeeld toevoeren van het afval geeft een afname van de piekemissies.

De optredende CO-pieken leiden in de praktijk nog steeds tot overschrijding van de grenswaarden. Het blijkt dat dit te maken heeft met de Nederlandse meetpraktijk en in het bijzonder het omgaan met piek-emissies. Vanuit de betrouwbaarheid van emissiegegevens is doorgaans afgedwongen dat de CO-pieken geheel worden geregistreerd door een keuze van het schaalbereik. Dit komt overeen met de richtlijnen in de BREF-monitoring. In het refentiedocument BREF afvalverbranding wordt in tabel 5.2 voor koolmonoxide (CO) een daggemiddelde van 5-30 mg/Nm3 als BBT-emissieniveau genoemd. Voor halfuurwaarden wordt 5-100 mg/Nm3 genoemd. Bij deze tabel staat onder note 7 het volgende:

"The operational data supporting the above-mentioned BAT ranges were obtained according to the currently accepted codes of good monitoring practice requiring measurement equipment with instrumental scales of 0 - 3 times the WID ELV. For parameters with an emission profile of a very low baseline combined with short period peak emissions, specific attention has to be paid to the instrumental scale. For example changing the instrumental scale for the measurement of CO from 3-times the WID ELV to a 10-times higher value, has been reported in some cases, to increase the reported values of the measurement by a factor of 2 - 3. This should be taken into account when interpreting this table."

De Europese norm voor certificatie van meetapparatuur gaat uit van een schaalbereik in de genoemde range (0-3).