Voorbeelden bouwen en geurcontouren

Hieronder staan drie voorbeelden van de omgekeerde werking van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Voorbeelden dus van hoe de Wgv doorwerkt in ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld het vaststellen van het bestemmingsplan).

Voorbeeld 1: Plangebied buiten de wettelijke contour

Een varkenshouder veroorzaakt met zijn bedrijf aan de rand van de bebouwde kom een geurbelasting van 1 ouE/m3 en voldoet daarmee ruimschoots aan de geldende (wettelijke) norm van 3 ouE/m3 (van artikel 3 lid 1 Wgv). De gemeente wil aan die kant van het dorp een nieuwbouwwijk realiseren. De geurbelasting op de nieuwbouwlocatie is lager dan 3 ouE/m3 en voldoet dus aan de norm van artikel 3 lid 1 Wgv.

plaatje voorbeeld1

Gevolgen voor nieuwbouw

In het voorbeeld ligt het plangebied buiten de contour van de geldende norm, zodat in beginsel sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat. Maar: de gemeente moet dit wel inzichtelijk maken. U kunt V-Stacks gebied gebruiken als hulpmiddel om de achtergrondbelasting te berekenen. Het is aan de gemeente om te beoordelen of de geurbelasting en geurhinder in een specifiek gebied acceptabel zijn.

De geurbelastingsnormen van artikel 3 van de Wgv zijn afgestemd op een ‘gemiddelde' situatie en zijn niet per sé het acceptabele hinderniveau in dit gebied. De gemeenteraad kan in een gebiedsvisie afwegen welk hinderniveau ze acceptabel vindt. In het belang van een zorgvuldige besluitvorming is advies om ook de verwachte geurhinder in het plangebied van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen mee te wegen. De gemeente moet rekening houden met de verschillende belangen. De toekomstige bewoners van de nieuwbouwwijk hebben belang bij een goed woon- en verblijfklimaat. De veehouderij heeft twee belangen:

  • Voortzetting van de bestaande bedrijfsactiviteiten
  • Realiseren van eventuele concrete uitbreidingsplannen (bijvoorbeeld hij heeft een omgevingsvergunning milieu en bouwen voor een nieuwe stal)

Gevolgen voor veehouder

In dit voorbeeld komt de geplande nieuwbouw buiten de geurcontour. Een veehouder heeft geen ‘recht' op behoud van zijn uitbreidingsmogelijkheden in de zin van een recht op uitbreiding van de milieuruimte die het bedrijf inneemt. In dit voorbeeld wordt de veehouder dan ook niet in zijn belangen geschaad.
Zie ook het advies ‘Verordening Wet geurhinder en veehouderij en schadevergoeding'

Voorbeeld 2: Plangebied binnen de wettelijke contour en buiten de contour van de verordening

Een varkenshouder veroorzaakt aan de rand van de bebouwde kom een geurbelasting van 3 ouE/m3. Dat voldoet net aan de geldende (wettelijke) norm van artikel 3 lid 1 Wgv. De gemeente wil aan die kant van het dorp een nieuwbouwwijk realiseren. De nieuwbouwlocatie ligt binnen de contour van 3 ouE/m3 en voldoet niet aan de norm. De gemeente stelt daarom bij verordening vast, dat voor de nieuwbouwwijk een norm geldt van 6 ouE/m3. De contour van 6 ouE/m3 is kleiner dan die van 3 ouE/m3 en de nieuwbouwwijk ligt net buiten deze geurcontour. De feitelijke geurbelasting blijft ongewijzigd.

plaatje voorbeeld2

Gevolgen voor nieuwbouw

Nu bij verordening een norm van 6 ouE/m3 geldt, kan de gemeente het woon- en leefklimaat in principe als goed beoordelen, ook al is deze geurbelasting hoger dan de wettelijke norm van 3 ouE/m3. Daarnaast moet - net als in voorbeeld 1 - de gemeente ook hier inzicht geven in de verwachte geurhindersituatie in het gebied, en dus in de achtergrondbelasting.

Uit dit voorbeeld blijkt dat niet de feitelijke geurbelasting van belang is (die blijft namelijk gelijk), maar of die geurbelasting voldoet aan de geldende geurnorm. Dit is ook logisch, want het is aan de gemeenteraad om in een verordening geurnormen te stellen voor een bepaald gebied en daarmee te beoordelen, welke geurbelasting in dat gebied acceptabel is. Uiteraard moet de gemeenteraad bij het vaststellen van die geurnormen de criteria van artikel 8 Wgv meenemen. Dat kan met een gebiedsvisie.

De gemeenteraad zal willen weten of ophogen van de wettelijke norm echt nodig is, of dat er andere mogelijkheden zijn. Misschien had de gemeenteraad ook bij de wettelijke norm van 3 ouE/m3 het plangebied kunnen bestemmen, namelijk door de geurbelasting van de veehouderijen te verminderen. Dat kan door aanpassingen bij de veehouderij, zoals het verminderen van de veebezetting of het plaatsen van een luchtwasser - nogal ingrijpend en kostbaar. Doorgaans goedkopere oplossingen zijn verplaatsen en/of verhogen van het emissiepunt. Natuurlijk zijn zulke maatregelen alleen mogelijk, als de veehouder meewerkt. De gemeente kan met V-Stacks vergunning het effect van zulke maatregelen zien. Andere overwegingen voor de gemeente zijn bijvoorbeeld:

  • Had deze nieuwbouw op een andere locatie binnen de gemeente gekund?
  • Was er een plan mogelijk geweest, waarin geurgevoelige objecten kwamen te liggen buiten het gebied waar de geurnorm werd overschreven (dus buiten de geurcontour)? Bijvoorbeeld door groenvoorzieningen binnen het plangebied te verschuiven naar het deel waar niet aan de geurnorm wordt voldaan?

Het advies is om aan deze punten aandacht te besteden. Wanneer door deze maatregelen aan de individuele geurbelasting wordt voldaan, is het verstandig om met een gebiedsvisie ook de verwachte geurhinder in beeld te brengen, voordat u tot een conclusie komt over de aanvaardbaarheid van het woon- en verblijfklimaat (zie ook voorbeeld 1).

De toekomstige bewoners hebben belang bij een goed woon- en verblijfklimaat. De gemeenteraad kan voor een gebied een relatief hoge geurbelasting acceptabel vinden en die in de verordening vastleggen. Als de gemeenteraad een en ander procedureel correct in zijn besluitvorming heeft meegewogen, maar die bewoners zijn het er niet mee eens, is er - althans volgens het advies ‘Verordening Wet geurhinder en veehouderij en schadevergoeding'- geen reden voor een financiële tegemoetkoming aan die bewoners.

Gevolgen voor veehouder

Net als in voorbeeld 1 komt de nieuwbouw buiten de geurcontour, zodat de veehouder niet in zijn belangen wordt geschaad.


Voorbeeld 3: Plangebied binnen contour van de norm

Een varkenshouder veroorzaakt bij de omliggende woningen in het buitengebied (buiten de bebouwde kom) een geurbelasting van maximaal 14 ouE/m3 en voldoet daarmee aan de geldende (wettelijke) norm van artikel 3 lid 1 Wgv. De gemeente wil in dat gebied een hotel, natuur en recreatie realiseren. De geurbelasting op het hotel bedraagt 14 ouE/m3. Het hotel komt buiten de geurcontour en bouwen zou mogelijk zijn.

Maar: omdat intensieve veehouderij niet past in de toekomstvisie van de gemeente voor dit gebied, stelt de gemeente bij verordening een norm van 3 ouE/m3 vast. Daarmee komt de varkenshouderij ‘op slot' te staan. De strengere norm leidt tot een grotere contour rondom de varkenshouderij en deze norm wordt bij de bestaande woningen en bij het geplande hotel overschreden. Het hotel komt nu binnen de geurcontour.

De achtergrondbelasting in het gebied blijft gelijk. De gemeenteraad beargumenteert dat in dit geval de strengere norm een instrument is om intensieve veehouderij in dit gebied te ontmoedigen, maar dat de norm niet relevant is voor de beoordeling van een goed woon- en leefklimaat . Gelet op de geurhindersituatie, die zij met een gebiedsvisie heeft onderzocht, vindt de gemeente dat bij het hotel - en dus binnen de contour van de norm van 3 ouE/m3- sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.

425plaatje voorbeeld3

Uit jurisprudentie blijkt dat er binnen de geurcontour van de geldende norm in principe geen sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat. Door het vaststellen van de verordening is de geldende norm niet 14 ouE/m3 maar 3 ouE/m3, zodat geen sprake zou zijn van een goed woon- en leefklimaat bij het hotel.

Maar: de gemeente zegt dat de geurnorm zo is, dat de geursituatie (in percentage gehinderden) niet verslechtert en op den duur zelfs verbetert. Als de gemeente dat percentage acceptabel vindt, is dat de maat voor een ‘goed woon- en leefklimaat'. De gemeente zegt hiermee dat de geurcontour van 14 ouE/m3 bepalend is voor een ‘goed woon- en verblijfklimaat'. Natuurlijk moet de gemeenteraad haar afwegingen bij het vaststellen van de verordening degelijk onderbouwen en moet ze daarbij de criteria van artikel 8 Wgv meenemen. Dat kan met een gebiedsvisie. Of de rechter dit accepteert, is nog niet bekend. De toekomstige bewoners hebben belang bij een goed woon- en verblijfklimaat.

Gevolgen voor veehouder

Bouwen binnen de geurcontour maakt in het algemeen inbreuk op het vergunde recht van de veehouder. Hierbij is een onderscheid te maken tussen situaties die door de nieuwe plannen overbelast worden en situaties die al overbelast waren voor de plannen

Situaties die overbelast worden door de nieuwe plannen

De Wgv verplicht niet tot sanering van overbelaste situaties. In principe heeft de veehouder garantie op ongestoorde voortzetting van de bedrijfsactiviteiten, ook als binnen de geurcontour van de norm nieuwe geurgevoelige objecten komen. Maar de mogelijkheden om binnen de bestaande milieuruimte de activiteiten uit te breiden, worden wel minder. Want als de veehouder precies aan de norm voldoet, kan hij door technische aanpassingen (denk aan schoorsteenverhoging) uitbreiden binnen de bestaande milieuruimte. Maar als de situatie overbelast wordt, kan hij alleen nog uitbreiden met de uitbreiding 50%-regeling (artikel 3 lid 4 Wgv en artikel 3.115 lid 2 onder b Activiteitenbesluit). Bouwen binnen de geurcontour beperkt dan ook de uitbreidingsmogelijkheden.

Situaties die al overbelast waren

Als de situatie al overbelast was, zijn nieuwe geurgevoelige objecten binnen de contour in principe toegestaan, zolang deze de uitbreidingsmogelijkheden van het de veehouder niet verder beperken dan andere geurgevoelige objecten al deden. De geurbelasting op de nieuwbouw mag dus niet hoger zijn dan de geurbelasting op de bestaande geurgevoelige objecten. Vanuit de veehouder gezien is in een overbelaste situatie het bouwen van nieuwe geurgevoelige objecten binnen de contour mogelijk. Maar: er is geen sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van deze objecten, omdat ze binnen de contour zijn gelegen. Ook het bouwen van nieuwe geurgevoelige objecten binnen de contour in een situatie die al overbelast was, is daarom niet mogelijk.

In dit voorbeeld is in de verordening de norm voor buiten de bebouwde kom op 3 ouE/m3 gezet, waardoor sprake is van een overbelaste situatie. Het hotel is gepland binnen de contour van de norm van 3 ouE/m3, de geurbelasting op het hotel is met 14 ouE/m3 niet hoger dan die bij de bestaande woningen. Het hotel perkt de rechten van de veehouderij daarom niet in.

Let op: in dit voorbeeld is de individuele geurnorm geen kwaliteitsmaat voor het leefklimaat, maar een manier om de geurhindersituatie in het gebied te verbeteren. Dit is een nieuw gebruik van de norm en jurisprudentie zal uitwijzen of deze benadering stand houdt bij de rechter. Zo'n motivatie is aanbevolen. Ook adviseren we om in een zulke situatie te overwegen of de gemeente zich moet inspannen om de veehouder tegemoet te komen, bijvoorbeeld door verplaatsing van het bedrijf mogelijk te maken.