PGS 15 - Vloeren van opslagvoorzieningen

Let op: U bekijkt nu de handleiding PGS 15 versie 2016. Ga hier naar handleiding PGS 15 versie 2011.

Kwaliteit vloeren

Aan de vloer van de opslagvoorziening worden verschillende eisen gesteld:

  • de vloer moet beschermen tegen branddoorslag (3.2.2)
  • de vloer moet onbrandbaar zijn (3.2.8)
  • de vloer moet beschermen tegen bodemverontreiniging (§ 3.5)
  • in de vloer mogen geen openingen zijn die in directe verbinding staan met een riolering of het oppervlaktewater (3.5.1).

Bodembescherming

PGS 15 volgt voor wat betreft bodembeschermende voorzieningen de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). De eisen voor vloeren zijn vastgelegd in paragraaf 3.5 van PGS 15. Het totaal aan voorzieningen en maatregelen moet leiden tot een verwaarloosbaar bodemrisico volgens NRB.

Dit betekent dat in een opslagvoorziening en op een overslag- of laad- en losgedeelte zoals bedoeld in hoofdstuk 5 één van de volgende twee situaties moet zijn gerealiseerd:

  • de vloer moet vloeistofdicht zijn uitgevoerd. Ook  moet er een verklaring vloeistofdichte voorziening op basis van AS 6700 zijn, met de daarbij behorende bedrijfsinterne inspecties.
  • de vloer moet vloeistofkerend zijn uitgevoerd. Waarbij toezicht en incidentenmanagement operationeel is en moet voldoen aan de eisen van de NRB.

Er hoeft niet per definitie een vloeistofdichte vloer te worden aangelegd. Bij een vloeistofkerende vloer moeten er meer procedurele maatregelen zijn getroffen.

Voor bedrijven die onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit vallen, is de bodembescherming in artikel 2.3 van de Activiteitenregeling omschreven.

  • de controle, het onderhoud en het beheer van bodembeschermende voorzieningen wordt in eenduidige bedrijfsinterne procedures en werkinstructies ter bescherming van de bodem vastgelegd
  • in de bedrijfsinterne procedures en werkinstructies als bedoeld in het tweede lid is ten minste aangegeven hoe:

a) de staat en goede werking van bodembeschermende voorzieningen, verpakkingen en apparatuur waarin vloeibare bodembedreigende stoffen worden opgeslagen of getransporteerd, wordt gecontroleerd

b) er voor zorg wordt gedragen dat zo vaak als de omstandigheden daarom vragen inspecties op morsingen en lekkages plaatsvinden, en

c) is gewaarborgd dat gemorste of gelekte stoffen direct worden opgeruimd

  • degene die de inrichting drijft draagt er zorg voor dat de medewerkers die binnen de inrichting bodembedreigende activiteiten verrichten, op de hoogte zijn van de bedrijfsinterne procedures en werkinstructies als bedoeld in het tweede lid, dat deze worden nageleefd en binnen de inrichting zodanig aanwezig zijn dat ieder daarvan op eenvoudige wijze kennis kan nemen
  • de controle, het onderhoud en het beheer van bodembeschermende voorzieningen vinden zodanig plaats dat vrijgekomen stoffen zijn verwijderd voordat deze in de bodem kunnen geraken
  • morsingen en lekkages worden overeenkomstig de bedrijfsinterne procedures en werkinstructies als bedoeld in het tweede lid, verholpen en opgeruimd
  • degene die de inrichting drijft draagt er zorg voor dat de in het kader van de bedrijfsinterne procedures en werkinstructies noodzakelijke absorptiemiddelen en andere materialen en middelen ter bescherming van de bodem binnen de inrichting in voldoende mate aanwezig zijn en dat er voldoende, in het gebruik van deze middelen, geïnstrueerd personeel aanwezig is
  • bevindingen van controles van of onderhoud aan bodembeschermende voorzieningen en acties genomen na incidenten met bodembedreigende stoffen, die mogelijk hebben geleid tot een bodemverontreiniging, worden opgenomen in een logboek dat  altijd beschikbaar is voor het bevoegd gezag.

Vloer bij buitenopslag, verontreinigd hemelwater

Contact met hemelwater doet zich voor bij buitenopslagen zonder afdak. Hemelwater dat in contact is gekomen met gevaarlijke stoffen mag niet ongecontroleerd wegstromen naar de bodem, het oppervlaktewater of de openbare riolering. Dit hemelwater wordt opgevangen en mag geloosd worden als het niet (te veel) verontreinigd is. Om er voor te zorgen dat er voldoende capaciteit voor productopvang blijft voor vloeistoffen, wordt het hemelwater regelmatig verwijderd.

Via een afsluiter kan voorkomen worden dat hemelwater ongecontroleerd kan wegstromen. Als de stoffen niet mengbaar zijn met water, voldoet een mechanische scheider in de afvoer.