Het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging

Het tweede criterium is het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging. Dat komt uit de voormalige IPPC-richtlijn (opgegaan in de Richtlijn industriële emissies). Dit criterium moet de gemeente altijd meewegen als ze besluit andere waarden of afstanden op te nemen in de verordening.

De IPPC-richtlijn beoogde een geïntegreerde aanpak (preventie en bestrijding) van verontreiniging. Afwenteling van een verontreiniging moet worden voorkomen, teneinde een hoog niveau van bescherming voor ‘het milieu in zijn geheel' te bevorderen (overwegingen 7 en 9 van de richtlijn).

De gemeente moet daarom bij het opstellen van een verordening niet alleen met de geursituatie rekening houden, maar ook met andere milieuaspecten. Bijvoorbeeld niet de geurnormen zo kiezen, dat hierdoor een opeenhoping aan veehouderijen kan ontstaan bij gebieden die voor ammoniak gevoelig zijn. De bepalingen in de verordening mogen verder een geïntegreerde aanpak op vergunningniveau niet in de weg staan. Bij het opstellen van een verordening moet de gemeenteraad ervoor zorgen dat de verordening niet leidt tot verplaatsing van de verontreiniging naar een ander milieucompartiment. Anders zou dit het bestrijden van andere verontreinigingen en dus een ‘duurzame ontwikkeling' (overweging 9 van de richtlijn) kunnen frusteren.

Voorbeeld

Een strengere waarde voor geurbelasting zou veehouders kunnen bewegen om veelvuldig luchtwassers toe te passen. Luchtwassers hebben, behalve een positief effect op geur en ammoniak, vaak een negatief effect op andere milieuaspecten, zoals geluid, energie en afvalwater. Het verruimen van de normen kan leiden tot uitbreidingen van veehouderijen, wat dan weer een negatief effect kan hebben op bijvoorbeeld het achtergrondgeluidniveau in een bepaald gebied.