Inleiding

De gemeenteraad is bevoegd om in een verordening een andere waarde of afstand te stellen dan de wettelijke waarden en afstanden van artikel 3 en 4 van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Deze bevoegdheid staat in artikel 6 Wgv. De basis van een verordening is een gemeentelijke visie. Op grond van zo'n gebiedsvisie, stelt de gemeenteraad eigen maximaal toegestane waarden en afstanden in de verordening vast. Daarmee bepaalt ze de uitbreidingsmogelijkheden voor veehouderijen én de verwachte geurhinder voor de geurgevoelige objecten. Uit artikel 6 van de Wgv volgt expliciet dat dit ‘bij gemeentelijke verordening' gaat: dus door de gemeenteraad. De eigen waarden en afstanden komen in plaats van de wettelijke normstelling. De gemeente gebruikt die waarden en afstanden bij verlening van de omgevingsvergunning milieu en het toetsen aan artikel 3.115 en verder van het Activiteitenbesluit. Dat geldt ook, als de provincie het bevoegde gezag is voor een veehouderij. Die andere waarden en afstanden veranderen overigens niets aan de beoordelingsmethode zelf. U rekent alleen met de andere waarden en afstanden.

Om te bepalen of een gebiedsvisie en gemeentelijke verordening nodig zijn, kunt u van grof naar fijnmazig te werk gaan:

  • Onderzoek met een globale analyse (een ‘quick scan') of de wettelijke normstelling tot knelpunten leidt
  • Kijk voor de gebieden met knelpunten of afwijken van de wettelijke waarden een oplossing biedt
  • Stel indien nodig een gebiedsvisie en een verordening op

Van start

Het gemeentebestuur moet groen licht geven om te onderzoeken of een verordening wenselijk is. Daarvoor is tenminste globaal inzicht nodig in de mogelijkheden, voordelen en nadelen van een verordening. Tegelijk moet ze overwegen of een ‘aanhoudingsbesluit' wenselijk is. Zolang de verordening in procedure is, kan de gemeente met een aanhoudingsbesluit ervoor zorgen dat vergunningaanvragen blijven 'hangen'.

Quick scan

Het advies is om altijd een quick scan uit te voeren, of de gemeente nu uiteindelijk wel of niet besluit tot het opstellen van een verordening. In zo'n quick scan berekent u met gegevens over de veehouderijen de geurbelasting op geurgevoelige objecten, zodat snel duidelijk is of er knelpunten optreden. Zo wordt duidelijk op welke locaties de geurhinder ongewenst hoog is en of gewenste ontwikkelingen voor veehouderijen, woningbouw of recreatie worden belemmerd.
Met de resultaten kan de gemeenteraad besluiten om in een gebiedsvisie de knelpunten verder te onderzoeken - of te constateren dat de wettelijke normstelling voldoet en verdere actie niet nodig is.

Gebiedsvisie

Als knelpunten in beeld komen, kan de gemeente die nader onderzoeken door de gegevens over de veehouderijen en de geurgevoelige objecten meer gedetailleerd in kaart te brengen. Voor knelpunten die zich blijven voordoen, moet u onderzoeken of een andere normstelling een oplossing biedt, rekening houdend met de gewenste ontwikkelingen in een bepaald gebied.
De gebiedsvisie maakt een onderscheid in gebieden. met een variatie in beschemingsniveau per gebied. Dit levert een aantal scenario's op, die u kunt doorrekenen en vergelijken met de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. De gemeente kan dan het meest optimale scenario kiezen. De onderbouwing voor deze keuze legt u vast in de gebiedsvisie.

Opstellen verordening

De gebiedsafbakening en het beschermingsniveau en het gekozen scenario legt u vast in een verordening. De gebiedsvisie op zich heeft geen juridische status. Het advies is om de gebiedsvisie vast te laten stellen door de gemeenteraad en op te nemen als bijlage in de verordening.

Achtergrond
In verschillende documenten van de rijksoverheid staat, dat voor de ontwikkeling of verbetering van de vitaliteit van het landelijk gebied een integrale aanpak van doelstellingen nodig is. Afstemming tussen geurregelgeving (die direct gekoppeld is aan woningbouw en bedrijfsuitbreiding) en gewenste ontwikkelingen in het ruimtelijk beleid is dan vanzelfsprekend. Door die afstemming ontstaat onder meer ruimte voor een duurzame, vitale landbouw, vergroting van toeristisch-recreatieve mogelijkheden, hergebruik van agrarische bebouwing en nieuwbouw in het landelijk gebied.