UItleg van categorie-indeling onder de voormalige Richtlijn 1996 en Brochure 1985

Vraag

Welke objecten werden onder de voormalige Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996 beschermd tegen stankhinder van veehouderijen?

Antwoord

Categorie-indeling

De categorie-indeling van de voormalige Richtlijn 1996 bleef in de jurisprudentie niet overeind van (ABRvS d.d. 21 april 1998, E03.97.0115 (JM 1998/80). De Afdeling was van mening dat gemeenten op zich de mogelijkheid hebben om de beoordelingsvrijheid die ze hebben op een andere wijze in te vullen dan voorheen (Richtlijn 1996 in plaats van voormalige Brochure Veehouderije en Hinderwet 1985) - maar dat kon alleen bij voldoende motivering. In de Richtlijn 1996 ontbrak een motivering. Vooral het ontbreken van onderzoeksgegevens over de vraag of de gewijzigde categorie- indeling niet tot onaanvaardbare stankhinder leidt, telde zwaar bij de Afdeling. De Afdeling gaf in de uitspraak een uitgebreide motivering voor dit oordeel.

De Afdeling accepteerde wél de categorie-indeling van de voormalige Brochure 1985 (zie bv. ABRvS d.d. 7 mei 1998, E03.97.0614 (BR 1998/591). De meeste gemeenten hanteerden bij de toetsing van vergunningaanvragen dan ook deze categorie-indeling.

Feitelijk gebruik bepalend

Bij het bepalen of er sprake was van een object als bedoeld in de categorie-indeling van de Brochure 1985, was het feitelijk gebruik van dit object bepalend - en niet bijvoorbeeld de planologische bestemming. Zo kreeg een woning die binnen het bordje bebouwde kom lag, alleen als bebouwde kom bescherming, als er ook echt sprake was van bebouwde kom. Een terrein dat als recreatieterrein bestemd was, kreeg alleen deze bescherming als het ook zo in gebruik was.

Begrenzing

Het was niet altijd duidelijk waar de begrenzing van het geurgevoelig object lag. Zo vond de rechter een atelier bij een woning een onderdeel van de woning - en dus bescherming (ABRvS d.d. 12 maart 1993, nr. G05.91.1006, Noord Oost Polder).

Een aanbouw aan een huis dat niet verwarmbaar was en niet als woonruimte in gebruik was in de winter, maar wel als was- speel- en hobby-ruimte, kreeg geen bescherming. Dat gold ook voor een garage/berging (ABRvS, 200202575/1, 11 december 2002, Ooststellingwerf) en een bezoekerstuin (ABRvS d.d. 31 augustus 1998, nr. E03.98.0656/P90, JM1998/161, Slochteren).

Bescherming van kantoren en dergelijke

Ook objecten die niet expliciet in de categorie-indeling genoemd stonden, maar waar wel sprake was van wonen of langdurig verblijf van mensen, kregen bescherming. Daarom waren kantoren en dergelijke soms wel geurgevoelige objecten.





ABRvS

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

JM

Jurisprudentie Milieurecht

BR

Bouwrecht