Beoordeling individuele stankhinder bij grote veehouderijen onder de voormalige Richtlijn 1996

Vraag

Hoe ging onder de voormalige Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996 deindividuele geurbeoordeling van zeer grote veehouderijen?

Antwoord

De beoordeling van individuele stankhinder ging met een afstandsgrafiek (bijlage 3 van de Richtlijn 1996). Deze afstandsgrafiek hield op bij 2500 mestvarkeneenheden. Als een inrichting een groter aantal mve had, mocht het bevoegde gezag overgaan tot extrapolatie van de grafiek. Zie de uitspraak ABRvS, F03.97.0370, 13 januari 1998, Woensdrecht, ABkort 1998/70. Zie ook ABRvS, 200200624/1, 16 oktober 2002, Uden.

Geëxtrapoleerde afstandsgrafiek

Volgens jurisprudentie kon het bevoegde gezag voor die extrapolatie gebruik maken van de geëxtrapoleerde afstandsgrafiek. Deze grafiek was te vinden als figuur 4 van het Cumulatierapport. Dit kwam aan de orde in de uitspraak van de ABRvS, E03.97.0638, 27 januari 2000, Woensdrecht. Het ging hier om een inrichting met omgerekend 4.441 mestvarkeneenheden. De Afdeling zei: "Verweerders hebben de benodigde afstand berekend met behulp van de geëxtrapoleerde afstandsgrafiek op circa 180 meter. De Afdeling is van oordeel dat deze berekening aanvaardbaar is."

De toenmalige Inspectie Milieuhygiëne adviseerde voor bedrijven met een veebestand van meer dan 5.000 mestvarkeneenheden de (individuele) stankhinder van geval tot geval te beoordelen. Extrapolatie van de grafiek zou dus toelaatbaar zijn tot circa 5.000 mestvarkeneenheden. Daarboven moest "(..) van geval tot geval worden beoordeeld welke afstanden ten opzichte van stankgevoelige objecten gehanteerd moeten worden om te komen tot een aanvaardbaar niveau van stankhinder en kan om voldoende inzicht in de verspreiding van stank in de omgeving te verkrijgen een geuronderzoek worden uitgevoerd. Het gebruik maken van de geëxtrapoleerde grafiek uit het rapport acht de inspectie in dergelijke gevallen onvoldoende.".

Dat ook de ABRvS deze mening was toegedaan, bleek uit uitspraak ABRvS, E03.98.0583, 1 augustus 2000. Noordoostpolder, JM 2000-147, ABkort 2000/503, AgriSelect 2000-9. Het ging daarbij om een bedrijf met 6.872 mestvarkeneenheden. Vanwege het Inspectiestandpunt hadden verweerders per voorschrift aan vergunninghouder een norm voor geurhinder (5,3 geureenheden per m3, 98% van de onderschrijdingspercentiel) opgelegd. De Afdeling oordeelde: " (..) Hiermee hebben verweerders de hun toekomende beoordelingsvrijheid op het punt van de beoordeling van stankhinder op een andere wijze ingevuld dat voor de beoordeling van veehouderijen met een veebestand dat overeenkomt met minder dan 5.000 mve. Op zich zijn verweerders hiertoe bevoegd."

Uit deze uitspraak bleek dus duidelijk dat het in geval van dergelijke grote bedrijven dus was toegestaan om de geurhinder van geval tot geval te beoordelen. Hiervoor was dan wel een terdege motvering nodig. Omdat in bovenstaande zaak er aan de gestelde norm voor geurhinder geen deugdelijke milieuhygiënische onderbouwing ten grondslag lag, vernietigde de rechter het besluit. De voorgeschreven geurnorm (van 5,3 geureenheden per m3, 98 - p (onderschrijdingspercentiel) was (blijkbaar dus ten onrechte) afgeleid van de afstandsgrafiek.

Ook in uitspraak ABRvS, 199900597/2, 5 september 2001, Buren, AgriSelect 2001-9/4.3, ABkort 2001/557, M en R 2001-12/239K, JM 2001-11/145, Nieuwsbrief STAB 2001-4/K76) kwam dit aan de orde. Hier ging het om een veehouderij met een veebestand van 7.715 mestvarkeneenheden. De Afdeling overwoog, verwijzend naar haar uitspraak E03.97.0638 dat "(..) het hanteren van de geëxtrapoleerde afstandsgrafiek niet in strijd is met het recht. Uit de artikelen 8.10 en 8.11 van de Wet milieubeheer volgt echter niet dat verweerders ter invulling van de hen toekomende beoordelingsvrijheid de Richtlijn en de geëxtrapoleerde afstandsgrafiek tot uitgangspunt moeten nemen. Het staat hen vrij een andere beoordelingsmethode toe te passen voor zover deze gebaseerd is op de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten."

Ter invulling daarvan hadden verweerders Haskoning opdracht verleend een beoordelingsnorm af te leiden op basis van de geurbelasting van de inrichting op de omgeving (een Imag-DLO onderzoek). Hierbij had de Richtlijn als uitgangspunt gediend. De Afdeling was van oordeel dat "(..) mestvarkeneenheden een specifiek onderdeel zijn van het normenstelsel uit de afstandsgrafiek en niet volgens een gestandaardiseerde methode kunnen worden omgezet in geureenheden (per seconde). De door verweerders hier toegepaste verhouding van 1 (mve) staat tot 5 (g.e. /s) is dan ook arbitrair. De Afdeling acht het dan ook niet mogelijk om aan de afstandsgrafiek een eenduidig, milieuhygiënisch onderbouwde geurnorm, uitgedrukt in geureenheden per m3 te ontlenen."

Ook uit een latere uitspraak van de Afdeling bleek dat ook het omrekenen van mestvarkeneenheden naar geureenheden niet was toegestaan. "Mestvarkeneenheden vormen een specifiek onderdeel van het normenstelsel uit de afstandsgrafiek en kunnen, in tegenstelling tot geurconcentraties uitgedrukt in geureenheden, niet volgens een gestandaardiseerde methode worden gekwantificeerd. Dit betekent dat een geurreductie berekend op basis van geureenheden niet kan worden vertaald naar een omrekeningsfactor in mestvarkeneenheden", aldus de Afdeling, 200100715/2, 6 februari 2002, Tubbergen, M en R 2002-5/129K.

Overigens was in bijlage 1 van de toenmalige Wsv in plaats van de afstandsgrafiek een rekenformule opgenomen. Hierin was geen beperking gegeven aan het aantal mestvarkeneenheden. De omrekeningsfactoren waren namelijk van toepassing op 101 mve én meer. Dit impliceerde dat er geen maximale grens aan deze omrekening was verbonden. Opmerkelijk was wel dat de rekenformule van de Wsv juist voor de grotere bedrijven aanzienlijk afweek van de afstanden op grond van de geëxtrapoleerde afstandsgrafiek.

In het verleden heeft de ABRvS zich al eens uitgesproken over zo'n rekenformule. Deze formule werd door een gemeente namelijk gebruikt in een tabel die was afgeleid van een computermodel gebaseerd op de geëxtrapoleerde afstandsgrafiek. In uitspraak ABRvS, E03.95.2035, 3 maart 1998, Landerd, gaf de Afdeling echter aan dat het gebruiken van deze tabel in plaats van de geëxtrapoleerde afstandsgrafiek voor de beoordeling van cumulatie niet was toegestaan, aangezien de waarden van de tabel afweken van de waarden die uit de geëxtrapoleerde afstandsgrafiek konden worden afgeleid. Met de komst van de toenmalige Wsv ging in die gebieden waarvoor destijds Wsv gold, deze redenering dus niet meer op.





Richtlijn 1996

Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996

ABRvS

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

ABKort

Administratiefrechtelijke Beslissingen (rechtspraak bestuursrecht)

Cumulatierapport

Rapport Beoordeling cumulatie stankhinder door intensieve veehouderijen (Publicatiereeks lucht nr. 46)

JM

Jurisprudentie Milieurecht

Agriselect

Agriselect (nieuwsbrief voor overheid en bedrijf)

mve

mestvarkeneenheid

M&R

Milieu en Recht

Wsv

Wet stankemissies veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden