Bestaande installaties en nieuwe grenswaarden

Niet alle bestaande stookinstallaties hoeven per direct te voldoen aan de emissiegrenswaarden uit paragraaf 5.1.5 van het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit is er het overgangsrecht voor stookinstallaties die vóór 20 december 2018 in bedrijf zijn genomen.

Standaard en niet- standaard stookinstallaties

Het overgangsrecht geldt voor de bestaande stookinstallaties die voor 20 december 2018 in gebruik zijn genomen. Het overgangsrecht hangt ieder geval af van het vermogen:

  • Op 1 januari 2025 moeten grotere bestaande installaties (5-50 MW) voldoen aan de nieuwe emissiegrenswaarden
  • Op 1 januari 2030 moeten kleinere bestaande installaties (<5MW) voldoen aan de nieuwe emissiegrenswaarden

Tot die tijd gelden de emissiegrenswaarden en de meetverplichting uit de omgevingsvergunning. Daarna gelden de (afwijkende) emissie grenswaarden uit artikel:

  • 5.44a lid 2
  • 5.44 b lid 2, 3 en 4
  • 5.44c lid 2 en
  • 5.44 d lid 2 en 3

De afwijkende emissiegrenswaarden richten zich vooral op zwaveldioxide.

Er is nog een uitzondering. Als de eisen uit de omgevingsvergunning strenger zijn dan de eisen uit paragraaf 5.1.5 dan blijven die strengere eisen ook gelden ná het overgangsregime.

In het hulpmiddel ABees zijn alle overgangsrechten, emissiegrenswaarden en uitzonderingen per type stookinstallatie opgenomen.

Bijzondere stookinstallaties

De emissiegrenswaarden voor bestaande bijzondere stookinstallaties werden gesteld in de vergunningen. Tot 1 januari 2019 bestond de mogelijkheid om deze emissie grenswaarden op te nemen in een maatwerkbesluit. Als er geen maatwerkbesluit is genomen geldt het activiteitenbesluit afdeling 2.3.