III Gevolgen voor uitvoeringspraktijk

Het hierboven aangegeven stankbeleid heeft gevolgen voor de uitvoering van het stankbeleid. Er zijn afspraken gemaakt over het tijdstip van afronding van de studies: op 1 januari 1996 (zo mogelijk eerder) moeten alle branchestudies, waaronder de bijbehorende maatregelenpakketten, zijn afgerond en zijn opgenomen in de NeR. Het is in het belang van alle partijen dat de studies zo snel mogelijk worden afgerond. De branches en bevoegde bestuursorganen hebben beide inzicht nodig in het hinderniveau c.q. in het in de NeR vast te leggen maatregelenpakket.

Om afronding op 1 januari 1996 te bereiken, is een aparte projectorganisatie in het leven geroepen, waarin branchevertegenwoordigers en provinciale en gemeente-ambtenaren participeren en ook ambtenaren van de ministeries van LNV en EZ; VROM/DGM heeft hierin het voortouw. Ook het stafbureau NeR is hier bij betrokken.

Het uiteindelijke voorstel voor invulling van de NeR zal ter voorbereiding op de uiteindelijke opname in de NeR, worden toegezonden aan de Adviesgroep Richtlijnen Emissies (ARE). Hierin zijn alle betrokken partijen waaronder het bedrijfsleven vertegenwoordigd. De ARE is een voorbereidend orgaan voor de op bestuurlijk niveau functionerende Commissie Emissies Lucht (CEL); in de CEL vindt de uiteindelijke vaststelling plaats. De ARE en CEL zijn door het DUIV-overleg (bestuurlijk overleg met vertegenwoordigers van DGM, Unie van Waterschappen, IPO, VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten)) gemandateerd tot besluitvorming aangaande zaken die de NeR betreffen.

Om te voorkomen dat vergunningen moeten worden herzien of worden aangepast, vraag ik u voor de zogenaamde categorie-1 bedrijven (zie bijlage 1) tot 1 januari 1996 terughoudend te zijn met het starten van procedures voor wijziging of revisie van die delen van vergunningen waarin specifieke eisen ten aanzien van stank zijn of worden opgenomen.

Hindersystematiek

Zoals in deze brief reeds vermeld is, zal in de zomer van dit jaar een systematiek c.q. handreiking worden opgesteld die niet de hoogte van het hinderniveau bepaalt, maar de wijze waarop deze kan worden vastgesteld. Deze systematiek is een richtsnoer voor de vergunningverlener en zal in die hoedanigheid in de NeR worden vastgelegd. Het uiteindelijke resultaat zal ook via de ARE/CEL-procedure de weg naar de NeR vinden.

Vergunningenbeleid

Er kunnen zich toch situaties voordoen die het òf voor de vergunningverlener òf voor de vergunningaanvrager noodzakelijk c.q. wenselijk maken dat vóór 1 januari 1996 tot vergunningverlening wordt overgegaan. In die gevallen waar een bedrijf stankhinder veroorzaakt zal op basis van de dan bestaande inzichten een voorschrift met betrekking tot voorkoming of beperking van die hinder aan de vergunning moeten worden verbonden. Als er redenen zijn om aan te nemen dat na het gereed komen van een relevante bedrijfstakstudie het voorschrift zal moeten worden bijgesteld, ligt het in de rede om met toepassing van artikel 8.16, onder b, Wet milieubeheer het stankvoorschrift slechts voor een bepaalde termijn te laten gelden. Die termijn kan de periode zijn totdat bedoelde studie beschikbaar is en op grond daarvan opnieuw de stankhinder en de te treffen maatregelen kunnen worden vastgesteld. Overigens zal het bevoegd bestuursorgaan, als het voorschrift niet aan een termijn wordt gebonden, op grond van artikel 8.22 Wet milieubeheer toch het stankvoorschrift moeten actualiseren, als daartoe op grond van de bedrijfstakstudie aanleiding bestaat. Ook de fase waarin het overleg over de branchestudie tussen overheid en bedrijfsleven verkeert, kan op het handelen in bovenstaande situaties van invloed zijn.