Biofilter

De controle op de werking van een biofilter is anders dan de controle op een luchtwassysteem. Er zijn biofilters als filterwand (biowand) in gecombineerde luchtwassers (combiwasser) en zelfstandige biofilters (biobed).

De aandachtspunten voor de controle op de werking van een biofilter zijn:

  1. In een biofilter wordt geen zuur gebruikt. Een controle op het zuurverbruik en van de opslag en het gebruik van zuur is dan niet nodig.
  2. Omdat in een biofilter geen zuur wordt gebruikt is het spuiwater (percolaat) niet zuur en heeft geen corrosieve werking. Voor de opslag van het spuiwater gelden minder eisen.
  3. Bij een biofilter komt een zeer beperkte hoeveelheid spuiwater vrij. De bevochtiging is gebaseerd op het vochtig houden van het filter waarbij nauwelijks of geen waswater uit het filter stroomt.
  4. De vulling van het filterpakket moet worden gecontroleerd. In het filterpakket mogen geen holle of lege ruimten zijn. De werking van het filter is dan minder (kortsluiting, lucht lekt weg).  Mogelijk moet het filter bijgevuld. Dit moet de veehouder in het logboek vermelden.
  5. Bij een onderhoudsbeurt moet de vulling en toestand van het filterpakket worden gecontroleerd. Mogelijk moet het filter worden bijgevuld of vervangen. Dit moet de veehouder in het logboek vermelden.
  6. Het schoonmaken van het filterpakket is niet nodig.
  7. Wekelijks moet de veehouder de vochtigheid van het filterpakket controleren (zie systeembeschrijving).
  8. De zuurgraad van het percolaat is niet lager dan pH = 5,0.

Staat de eis voor de zuurgraad van het percolaat niet in de systeembeschrijving? Dan is dit geen 'harde' eis maar een advieswaarde. De meting van de zuurgraad is dan niet verplicht. De toezichthouder kan dit wel controleren. Als het mogelijk is om percolaat uit het biofilter op te vangen kan hij de zuurgraad meten en vergelijken met de advieswaarde.