Werkwijze voor de toetsing aan de referentiewaarden

Valt de situatie binnen het toepassingsgebied van de kosteneffectiviteit?

De situatie moet vallen binnen de reikwijdte van het instrument kosteneffectiviteit (zie toepassingsgebied). Het bevoegd gezag toetst hierbij de situatie aan de volgende criteria:

  • Gaat het om een IPPC-installatie waarbij de toepasselijke BBT-conclusies en BREF verouderd is of waarbij een lokale afweging gerechtvaardigd is?
  • Gaat het om een bedrijf waar toepassing van de emissiegrenswaarden uit artikel 2.5 en 2.6 van het Activiteitenbesluit niet zonder meer mogelijk is?
  • Gaat het om een activiteit uit hoofdstuk 3, 4 of 5 van het activiteitenbesluit waarvoor maatwerk mogelijk is gemaakt en waarvoor een afwijking van de doelvoorschriften mogelijk en nodig is?

Als een situatie voldoet aan één van deze criteria kan het bevoegd gezag toetsen aan de kosteneffectiviteit. Alleen voor NOx, SO2, stof en VOS staan referentiewaarden in het Activiteitenbesluit.

Berekening kosten

Berekening van de kosten van emissiebeperkende maatregelen gebeurt volgens de methode in bijlage 2 van het Activiteitenbesluit.

De hoeveelheid luchtverontreinigende stoffen per jaar naar de lucht is van belang. De benodigde gegevens om dit te berekenen staan in:

  • de opgave van de vergunninghouder of aanvrager.
  • opgegeven prestaties van eventuele emissiebeperkende maatregelen

De kosteneffectiviteit is dan de jaarlijkse kosten gedeeld door de jaarlijkse emissievracht naar de lucht.

Beoordeling totale kosteneffectiviteit

Vergelijk de kosteneffectiviteit met de bandbreedtes van de indicatieve referentiewaarden. De beoordeling van de totale kosteneffectiviteit is dan als volgt:

  • Is de kosteneffectiviteitswaarde lager dan de ondergrens dan is een maatregel kosteneffectief. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 6 van het Activiteitenbesluit. Of het bedrijf de maatregel daadwerkelijk uit moet voeren, is afhankelijk van andere criteria genoemd in artikel 2.7.
  • Is de kosteneffectiviteitswaarde hoger dan de bovengrens dan is een maatregel niet kosteneffectief. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 7 van het Activiteitenbesluit. In beginsel is de maatregel te duur, maar het is afhankelijk van de andere criteria of het bedrijf de maatregel moet uitvoeren. Deze andere criteria zijn geografische ligging, plaatselijke milieuomstandigheden of de technische kenmerken van de betrokken installatie zoals genoemd in artikel 2.7.
  • Ligt de berekende kosteneffectiviteitswaarde in het afwegingsgebied, dan doet het Activiteitenbesluit geen uitspraak over de kosteneffectiviteit. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 8 van het Activiteitenbesluit. Een uitspraak over kosteneffectiviteit is niet zonder meer mogelijk. Het bevoegd gezag zal dan moeten afwegen, op basis van meer gegevens dan alleen de berekende kosteneffectiviteitswaarde, of een maatregel kosteneffectief is in de gegeven situatie.

Kosteneffectiviteitswaarde ligt in afwegingsgebied: extra criteria meewegen

Het bevoegd gezag neemt in situaties waarin de kosteneffectiviteit in het afwegingsgebied ligt extra criteria mee bij de afweging of een maatregel kosteneffectief is.

Naast de kosteneffectiviteitswaarde kunnen ook andere overwegingen een rol spelen bij het wel of niet verlangen van de maatregelen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • technische levensduur van de installatie
  • Mogelijke verhuisplannen van het bedrijf
  • omvang van de vracht

De situatie kan gaan om het vervangen van een emissiebeperkende maatregel of het toevoegen van een nieuwe maatregel aan een bestaande. In dat geval kan het bevoegd gezag de extra kosten en de extra emissiereductie toetsen op basis van een berekening van de marginale kosteneffectiviteit.

Het bedrijf kan van mening zijn dat dergelijke argumenten van toepassing zijn en dat in dit individuele geval de maatregel niet kosteneffectief is. Het bedrijf levert dan bij het verzoek tot maatwerk een voldoende onderbouwing. Het bevoegd gezag kan niet gedwongen worden een maatwerkvoorschrift op te stellen. Wel moet het bevoegd gezag voldoende gemotiveerd aangeven hoe de afweging van de kosteneffectiviteit heeft plaatsgevonden. Dit blijkt ook uit artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

Voorbeelden beoordeling kosteneffectiviteit

Voorbeeld 1: Een bedrijf heeft een maatregel om de emissie naar de lucht te beperken doorgerekend. De maatregel lijkt kosteneffectief. Maar, door de maatregel ontstaat een extra afvalwaterstroom die gereinigd moet worden. Door de extra kosten komt de maatregel ruim boven de bovengrens en wordt de luchtmaatregel als niet kosteneffectief gezien.

Voorbeeld 2: Een inrichting draait nog maar weinig draaiuren per jaar, tijdens een periode van 3 jaar. Daarna stopt de bedrijfsvoering. Totaal zal de inrichting nog ongeveer 15.000 draaiuren maken. De maatregelen geven een reductie van gemiddeld 50 kg NOx per uur (totale vermeden emissie 750.000 kg per jaar) en kosten 13,5 miljoen euro voor 3 jaar, inclusief bedrijfskosten en rente (=18 euro per kg). De levensduur is beperkt. Daarom kan het bevoegd gezag besluiten dat het bedrijf de maatregel niet hoeft te nemen.