Wat is een veehouderij van de Wet geurhinder en veehouderij?

Vraag

Wat is een veehouderij van de geurregelgeving voor landbouw (zoals artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)?

Antwoord

Een veehouderij is 'een inrichting bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren'. Dit staat in artikel 1 Wgv.

Bestemd voor

Bestemd voor betekent een inrichting met de bestemming om de activiteiten van die categorie te verrichten. Zo kan bijvoorbeeld een akkerbouwbedrijf een veehouderij zijn. Namelijk als de veehouder meer dan incidenteel dieren houdt, en wel zoveel dat deze ook los (als afzonderlijke activiteit) een inrichting zouden vormen. Dit is in lijn met jurisprudentie over de oude artikel 8.40 besluiten.

Dieren

In de definitie staat staat 'dieren', maar dit zijn landbouwhuisdieren. Dit kwam aan de orde in ABRvS, 201110836/1/A4 van 3 april 2013.
"Het college is er bij het nemen van het bestreden besluit terecht van uitgegaan dat honden en katten geen landbouwhuisdieren zijn, zodat de Wet geurhinder en veehouderij en de Regeling geurhinder en veehouderij daarop niet van toepassing zijn.
De in het bestreden besluit genoemde afstanden hebben derhalve betrekking op de afstand tot de paardenverblijven, waarop de Wet geurhinder en veehouderij wel van toepassing is."

Jurisprudentie

In ABRvS nr. 201206994/1/A4 van 5 juni 2013 was de vraag of de woning bij een veehouderij hoorde. Dat was niet zo.
"Daargelaten of het houden van het aantal dieren waarvoor de melding is gedaan kan worden aangemerkt als een inrichting, bestaat geen grond voor het oordeel dat de woning aan [locatie] onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij als bedoeld in bijlage 2 bij de Regeling geurhinder, onder 4, sub b.
Daarbij is van belang dat het aantal dieren waarvoor de melding is gedaan nooit is gehouden. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was de woning op het perceel al langere tijd op grond van het bestemmingsplan ‘Buitengebied' van 3 maart 2001 bestemd als burgerwoning en werden de aanwezige schapenstal, de stal voor het houden van een paard en een veulen en drie paardenboxen al langere tijd niet meer gebruikt voor het houden van dieren, maar voor opslagdoeleinden. Op dat moment werden slechts vier pony's, een ponyveulen en een paard gehouden, hetgeen in dit geval niet kan worden aangemerkt als een bedrijfsmatige of als een in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is ondernomen bedrijvigheid.
Onder die omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat ter plaatse een veehouderij aanwezig is. Dat, zoals [appellant] stelt, aan [locatie] altijd dieren zijn gehouden en dat in het verleden een vergunning is verleend voor een veehouderij aan [locatie], doet aan voormelde omstandigheden niet af en leidt derhalve niet tot een ander oordeel, te minder nu die vergunning reeds op 26 november 1996 is ingetrokken."

In ABRvS 201210489/1/R2, 29 mei 2013, gemeente Zaltbommel, kwam het begrip dierenverblijf aan de orde. Het ging om een schuur. De Afdeling vond de schuur niet geschikt om dieren te houden. De schuur was een melk- en schuilgelegenheid voor vee. Het vee liep in de zomerperiode op het weidegebied van het perceel. De schuur was geen dierenverblijf in de zin van artikel 1 Wgv.

Verder lezen

Meer hierover leest u in de vragen en antwoorden over het begrip inrichting bij landbouw.