Maximale ventilatiebehoefte

Het ventilatiedebiet mag nooit groter zijn dan de capaciteit van de luchtwasser. Daarom moet de capaciteit van de luchtwasser minimaal gelijk zijn aan de totale maximale ventilatiebehoefte. Dit staat in artikel 3.125 lid 1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De maximale ventilatiebehoefte is het aantal dieren vermenigvuldigd met de waarde voor maximale ventilatiebehoefte per dier. Hoe de maximale ventilatiebehoefte per dier wordt bepaald, staat niet in de regels.

Juiste vaststelling maximale ventilatiebehoefte

In artikel 3.125 lid  2 staat dat  bij ministeriële regeling kan worden bepaald hoe de capaciteit en de totale maximale ventilatiebehoefte worden vastgesteld, maar dat is niet gebeurd. Het bevoegd gezag moet zelf beoordelen of de maximale ventilatiebehoefte op de juiste wijze is vastgesteld. Daarvoor kan het aansluiten bij de richtlijnen van het Klimaatplatform.

Richtlijnen Klimaatplatform

Voor de meeste diercategorieën is er een richtlijn van het Klimaatplatform. Dit zijn algemeen geaccepteerde richtlijnen. Als de dimensionering van de luchtwasser daarvan afwijkt, moet de veehouder dat onderbouwen en aantonen dat het ventilatiedebiet nooit groter is dan de capaciteit van de luchtwasser. In het dimensioneringsplan en de opleveringsverklaring staan de waarden uit deze richtlijnen of onderbouwde andere waarden.

Klimaatplatform

Het klimaatplatform is een groep van praktijkgerichte klimaatdeskundigen. Het platform voert zelf geen onderzoek uit. Het klimaatplatform publiceert adviezen over klimaat die gezien moeten worden als richtlijnen. Deze adviezen zijn gebaseerd op praktijkervaringen en op inzichten uit wetenschappelijk onderzoek. Aan de publicaties van het Klimaatplatform kunnen geen rechten worden ontleend.

Varkenshouderij

Voor varkenshouderijen heeft het Klimaatplatform in de richtlijnen klimaatinstellingen varkenshouderij februari 2021 per diercategorie een minimale en een maximale ventilatiebehoefte vastgesteld. De maximale ventilatie is van belang voor de dimensionering van de luchtwasser.

Het werkelijke maximale ventilatiedebiet is afhankelijk van het toegepaste ventilatiesysteem, het diergedrag, de gezondheidsstatus en de voeropname van de varkens. Het kan zijn dat door specifieke bedrijfsomstandigheden andere instellingen noodzakelijk zijn.

Voor de diercategorieën kraamzeugen, gespeende biggen en vleesvarkens geven de richtlijnen van het Klimaatplatform Varkenshouderij meerdere waarden aan voor maximale ventilatie. Hierbij is onderscheid gemaakt in de leeftijd van de dieren (bij gespeende biggen en vleesvarkens) of het productiestadium (bij kraamzeugen). Deze waarden gelden als richtlijn voor de klimaatinstelling.

Bij de bepaling van de hoeveelheid maximale ventilatie moet de 'worst case benadering' worden gevolgd. Dit betekent dat moet worden uitgegaan van de waarden bij de hoogste leeftijdscategorie (gespeende biggen en vleesvarkens) of het hoogste productiestadium (kraamzeugen).

Voorheen gaf het Klimaatplatform in de richtlijnen voor varkensstallen een lage en een hoge waarde voor de maximale ventilatie. Welke waarde moest worden gehanteerd, was afhankelijk van de wijze waarop verse lucht werd aangevoerd naar het dierenverblijf. Bij plafondventilatie en luchtinlaatventielen gold de hoogste waarde, bij voergang-, deur-  of grondkanaalventilatie gold de laagste waarde en bij combi- of buisventilatie gold de het gemiddelde van de hoogste en laagste waarde. In de richtlijnen klimaatinstellingen varkenshouderij februari 2021 wordt nog maar één waarde gegeven voor de maximale ventilatiebehoefte. Het Klimaatplatform adviseert om deze aan te houden bij alle ventilatiesystemen.  Dit geldt ook voor bestaande situaties, maar daarbij is het niet altijd mogelijk om meer te ventileren dan  oorspronkelijk is ingesteld. Ook voor deze situaties geldt, dat de veehouder moet kunnen aantonen dat de luchtwasser goed werkt en dus ook, dat het maximale ventilatiedebiet nooit hoger is dan de capaciteit  van de luchtwasser.

Afwijken richtlijnen Klimaatplatform

Soms is het in de praktijk niet redelijk om uit te gaan van de richtlijnen van het Klimaatplatform. Als bijvoorbeeld de bedrijfsvoering afwijkt van wat gebruikelijk is voor een diercategorie. Bijvoorbeeld als dieren veel korter in de stal zijn dan gebruikelijk. Het stadium waarin de dieren de maximale ventilatiebehoefte hebben, wordt dan nooit bereikt. 
Als een veehouder bij de dimensionering wil afwijken van de richtlijnen, moet hij dat onderbouwen met de reden en met een berekening van de afwijkende maximale ventilatiebehoefte. De werkelijke maximale ventilatie mag niet groter zijn dan de capaciteit van de luchtwasser. Het bedrijf kan dit bijvoorbeeld onderbouwen met een ventilatieplan en een advies van een klimaatdeskundige.
De gemeente kan maatwerkvoorschriften stellen, als het de onderbouwing voor de afwijkende dimensionering niet voldoende vindt. Het kan daarmee eisen dat ventilatiegegevens geregistreerd worden. Als de veehouder al een klimaatcomputer heeft die deze gegevens registreert, kan de toezichthouder de gegevens opvragen. Dat volgt uit artikel 5:17 Algemene Wet bestuursrecht. In dat geval is maatwerk dus niet nodig. 
Als de veehouder op enig moment meer ventileert dan het ventilatiedebiet waarop de luchtwasser is gedimenstioneerd, overtreedt hij artikel 3.125 lid 1 van het Activiteitenbesluit. De capaciteit van de luchtwasser moet dan alsnog vergroot worden of het aantal dieren verminderd. Daar zijn hoge kosten aan verbonden, dus hij kan beter vooraf zorgen voor een goede dimensionering.

Geen richtlijnen Klimaatplatform

Niet voor alle diercategorieën waarbij luchtwassers worden toegepast zijn er richtlijnen van een klimaatplatform. Informatie is te vinden in:

  • de landbouwkundige voorwaarden bij het meetprotocol voor de meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij
  • de handboeken, die voor de verschillende diercategorieën zijn uitgegeven door Wageningen Livestock Research
  • de systeembeschrijving voor specifieke luchtwassers

Een veel gebruikte richtlijn is dat de te installeren ventilatiecapaciteit per uur minimaal gelijk moet zijn aan 1 m³ lucht per kg lichaamsgewicht. Hierbij wordt uitgegaan van het maximale gewicht van de dieren.