Spuiwaterdebiet

Alle luchtwassystemen pompen waswater rond over het filterpakket. Het waswater neemt schadelijke stoffen op. Het systeem voert deze af door een deel van het waswater te spuien. De luchtwasser doet dit automatisch als de geleidbaarheid van het waswater de ingestelde waarde bereikt. Het spuiwaterdebiet is de hoeveelheid spuiwater die per tijdseenheid wordt geproduceerd.

Waarom spuien?

Elk luchtwassysteem moet tijdig en voldoende spuien, om goed te blijven werken. Als dat niet gebeurt, kan bij een chemisch luchtwassysteem ammoniumsulfaat neerslaan. Bij een biologisch luchtwassysteem kan ophoping van nitriet de biologische activiteit remmen. De werking van de luchtwasser is gebaseerd op het omzetten van ammoniak in stikstofzouten die worden afgevoerd met het spuiwater. Bij chemische luchtwassers gaat het om ammoniumsulfaat. Bij biologische luchtwassers om ammoniumnitriet en ammoniumnitraat.

Centrale recirculatietank
Bij het gebruik van een centrale recirculatietank voor meerdere luchtwassers spuit het systeem uit deze tank en niet uit de afzonderlijke luchtwassers. De elektronische monitoring registreert dan de spuiwaterproductie uit de recirculatietank. Dit is de spuiwaterhoeveelheid van de luchtwassers die zijn aangesloten op de tank.

Regelmatig spuien

Doordat een goed werkende luchtwasser ammoniak omzet in geladen deeltjes, neemt de geleidbaarheid toe. Wanneer de geleidbaarheid een bepaalde waarde bereikt, moet de luchtwasser gaan spuien. Bij een gelijkblijvend ammoniakaanbod spuit de luchtwasser met een vrij vaste regelmaat in samenhang met de geleidbaarheid. Dit is goed te zien in onderstaande grafiek.

Regelmaatspui
Als de luchtwasser niet regelmatig spuit, terwijl het ammoniakaanbod constant is, werkt hij niet goed. Dat is een overtreding van artikel 3.123 derde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm).

Spuiwaterproductie

De spuiwaterproductie (of spuiwaterdebiet) is een parameter die van belang is voor de goede werking van het luchtwassysteem. Dat volgt uit artikel 3.125 lid 4 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm). De veehouder moet, eventueel in overleg met de leverancier of het onderhoudsbedrijf, onmiddellijk maatregelen treffen, als de parameter niet aan de eisen voldoet (Abm art. 3.125 lid 6).

Voldoende spuien

Het is mogelijk om te berekenen wat de spuiwaterproductie moet zijn. Dit op basis van de hoeveel ammoniak die de luchtwasser moet afvangen en de stikstofconcentratie in het spuiwater. Als de luchtwasser minder spuiwater produceert, voert hij ook minder stikstof af via het spuiwater. Er is dan in het waswater minder ammoniak omgezet in stikstofzouten. 
Een te lage spuiwaterproductie kan verschillende oorzaken hebben. Zie

Wel veel spuiwater, maar onvoldoende afvoer stikstof

Als het luchtwassysteem spuit als de geleidbaarheid te laag is, is er wel veel spuiwater, maar doordat de concentratie stikstofzouten laag is, wordt onvoldoende stikstof afgevoerd. De spuiwaterproductie is dan toch onvoldoende.

Spuiwaterproductie biologische luchtwasser

De theoretische spuiwaterproductie van een biologische luchtwasser is te berekenen met de formule:

S = EF * r * 3,79 / (EC – 1,8)

  • S = de spuiwaterproductie in m3 per dier per jaar
  • EF = de emissiefactor voor het in de stal toegepaste stalsysteem in kg NH3 per dier per jaar
  • r = het reductiepercentage
  • EC = de geleidbaarheid in mS/cm

Spuiwaterproductie chemische luchtwasser

De theoretische spuiwaterproductie van een chemische luchtwasser is te berekenen met de formule:

S = EF * r * 3,46 / EC

  • S = de spuiwaterproductie in m3 per dier per jaar
  • EF = de emissiefactor voor het in de stal toegepaste stalsysteem in kg NH3 per dier per jaar
  • r = het reductiepercentage
  • EC = de geleidbaarheid in mS/cm

Combinatie met een brongerichte techniek

Als de luchtwasser wordt toegepast bij een stal met een brongerichte techniek voor het verlagen van de emissie van ammoniak, moet voor EF de emissiefactor van het huisvestingssysteem met de brongerichte techniek worden ingevoerd.

Spuiwaterhoeveelheid hele stal

Als alle dierplaatsen in de stal voor één diercategorie zijn, wordt de totale spuiwaterproductie berekend met de volgende formule:

Stot = a * S

  • Stot = de totale spuiwaterhoeveelheid voor de hele stal per jaar is in m3
  • a = het aantal dieren
  • S = de spuiwaterhoeveelheid in m3 per dier per jaar

Meerdere diercategorieën in de stal

Als er dierplaatsen voor meerdere diercategorieën in de stal zijn, wordt de totale spuiwaterproductie berekend met de volgende formule:

Stot = a1 * S1 + a2 * S2 ….+ ai * Si

  • Stot = de totale spuiwaterhoeveelheid per diercategorie per jaar in m3
  • a1, a2….ai = het aantal dieren van respectievelijk diercategorie 1, 2,…i
  • S1, S2…Si = de spuiwaterhoeveelheid in m3 per dier per jaar voor respectievelijk diercategorie 1, 2….i

Spuiwaterproductie in opleveringsverklaring

In de opleveringsverklaring zet de leverancier een waarde voor het spuiwaterdebiet (m3 per jaar). Deze stemt hij af op de specifieke praktijksituatie van de stal en de luchtwasser. Hij houdt rekening met de huisvestingssystemen in de stal waarin de dieren worden gehouden. Als de waarde in de opleveringsverklaring afwijkt van het theoretische spuiwaterdebiet, moet daar een verklaring voor zijn. Bijvoorbeeld, dat de dieren een bepaald voer krijgen, waardoor er meer of minder ammoniak in de stal vrijkomt dan volgens de emissiefactoren uit de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav).

Spuiwaterproductie wijkt af van opleveringsverklaring

De spuiwaterproductie die de elektronische monitoring registreert, kan afwijken van de waarde in de opleveringsverklaring. Als dat gebeurt, moet de veehouder nagaan hoe dat komt. Dat is nodig om te weten of de luchtwasser goed werkt. Als blijkt dat de luchtwasser niet goed werkt, moet de veehouder onmiddellijk actie ondernemen. Welke actie nodig is, staat in de gedragsvoorschriften.

Als de spuiwaterproductie lager is dan de waarde in de opleveringsverklaring kan dat komen doordat de luchtwasser niet goed werkt. De luchtwasser zet dan te weinig ammoniak om in stikstofzouten. Het is  ook mogelijk dat in de stal minder ammoniak vrijkomt dan volgens de emissiefactoren van de Rav. De veehouder moet dit kunnen aantonen,  want hij moet weten of  of de luchtwasser goed werkt. Als blijkt dat er structureel minder ammoniak vrijkomt in de stal, moet de spuiwaterproductie in de opleveringsverklaring hierop worden aangepast.

Weet de veehouder niet hoe het komt dat de spuiwaterproductie lager is, dan is hij eigenlijk al in overtreding, want hij weet dan niet of de luchtwasser goed werkt en zorgt niet voor een goede werking. De toezichthouder kan de veehouder dan tijd geven om de oorzaak te vinden en zo nodig actie te ondernemen. Weet de veehouder na die tijd nog niet hoe het komt dat de luchtwasser een lagere spuiwaterproductie heeft, dan kan de toezichthouder handhaven op Abm artikel 3.125 lid 6 (geen actie terwijl parameter afwijkt) en artikel 3.123 lid 3 (niet zorgen voor een goede werking).

Meten spuiwaterhoeveelheid

De elektronische monitoring meet continu de spuiwaterhoeveelheid. Ieder uur registreert het systeem de totale spuiwaterhoeveelheid vanaf het opstarten van de luchtwasser. Hieruit kan de spuiwaterproductie per jaar of per uur worden berekend. Voor de eisen voor spuiwatermeters zie: Controle spuiwaterdebiet.

Geen minimale en maximale spuiwaterhoeveelheden

Voorheen werd gewerkt met minimale spuiwaterhoeveelheden en voor biologische luchtwassystemen ook met maximale spuiwaterhoeveelheden. Daarvoor werden kengetallen gegeven in het Technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'.

Deze kengetallen zijn niet gekoppeld aan de geleidbaarheid waarbij de luchtwasser spuit, terwijl die wel veel invloed heeft op de spuiwaterproductie. Daarom is het advies om bovenstaande methode te gebruiken om de spuiwaterproductie te beoordelen, in plaats van de vergelijking met de kengetallen.

De maximale spuiwaterhoeveelheid was ingesteld, omdat teveel spuien duidde op te weinig biologische activiteit. De grenswaarden voor de parameters van de elektronische monitoring geven nu voldoende zekerheid dat er genoeg biologische activiteit is. Daarom wordt de maximale spuiwaterhoeveelheid niet meer toegepast.